In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Maatschappij Cornus I B.V. en [persoon01]. Cornus, de verhuurder, vorderde in conventie geen ontbinding van de huurovereenkomst, maar wel een gedragsaanwijzing voor de huurder vanwege disproportionele reacties op overlast. De huurder, [persoon01], had bezwaar gemaakt tegen een huurprijsverhoging, maar dit bleek een bezwaar tegen de verhoging van de servicekosten te zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2024 werd vastgesteld dat er een huurachterstand van € 2.479,53 was, die door [persoon01] onvoldoende gemotiveerd werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat de gebreken in de woning niet tot huurprijsvermindering konden leiden, omdat [persoon01] haar standpunt onvoldoende had onderbouwd.
De overlast die door [persoon01] werd veroorzaakt, werd uitvoerig besproken. De kantonrechter oordeelde dat de reacties van [persoon01] op de overlast van de buren disproportioneel waren en dat dit gedrag niet acceptabel was voor een goede huurder. Desondanks werd de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd. De kantonrechter legde [persoon01] een gedragsaanwijzing op, waarbij zij geen overlast mocht veroorzaken, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag tot een maximum van € 5.000,-.
In reconventie vroeg [persoon01] om een deskundigenonderzoek naar de geluidsoverlast veroorzaakt door de buren. De kantonrechter oordeelde dat er behoefte was aan een onafhankelijk deskundige om de situatie te beoordelen en dat partijen de mogelijkheid hadden om een mediationtraject te starten. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling op 19 maart 2024, waar partijen zich konden uitlaten over de deskundige en de mogelijkheid van mediation.