Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
6.De beslissing
mr. N.E. Moerkerken als griffiers, en op schrift gesteld op 18 januari 2024.
Rechtbank Rotterdam
Op 8 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02], [minderjarige03] en [minderjarige04]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat de ouders nog geen geschikte woning hadden gevonden en er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen, met name [minderjarige01]. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de ouders, hun advocaat en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders in de afgelopen periode hebben meegewerkt aan de hulpverlening en dat de relatie tussen hen is verbeterd. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen, omdat het enkele feit dat de ouders nog geen ruimere woning hebben gevonden, onvoldoende is om te concluderen dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. De kinderrechter heeft de GI opgedragen zorg te dragen voor een overdracht naar het wijkteam voor de afloop van de huidige ondertoezichtstelling.