ECLI:NL:RBROT:2024:1708
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoekschrift ingediend om in aanmerking te komen voor deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de goede trouw van verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verzoeker een schuld heeft aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van € 56.109,51, die is ontstaan uit een lening voor zijn onderneming. Deze schuld is niet te goeder trouw ontstaan, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker zijn situatie heeft verbeterd door zijn onderneming te staken en onder beschermingsbewind te worden gesteld. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat verzoeker goed meewerkt en zijn financiële situatie stabiel is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken voor een termijn van 18 maanden, te rekenen vanaf 15 februari 2024, en heeft mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris. De rechtbank heeft ook een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, voor zover de boedel dit toelaat.
Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, en dit kan uitsluitend door een advocaat worden gedaan.