ECLI:NL:RBROT:2024:1701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10/009098-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdaadse samenloop van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en vernieling van een gebouw met vrijspraak poging doodslag

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 14-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en vernieling van een gebouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 november 2022 te [plaats02] samen met anderen de aangever heeft bedreigd en opzettelijk een raam en de voordeur van een gebouw heeft vernield. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot moord, maar wel bewezenverklaring van de andere feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat de verdachte niet met opzet handelde om de aangever te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar verklaarde de andere feiten bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de aanwezigheid van een verstandelijke beperking, en legde een straf op die zowel de ernst van de feiten als de mogelijkheden voor rehabilitatie in overweging nam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/009098-23
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman: mr. A.C. van ‘t Hek, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord;
  • bewezenverklaring van het onder 1 (impliciet) subsidiair (poging tot doodslag), 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 288 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zich zal houden aan het rooster van school en werk, en zal meewerken aan de begeleiding en behandeling van Akwaaba Zorg en eventuele forensisch gespecialiseerde hulpverlening (zoals IFA);
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 (impliciet) primair: poging moord
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 (impliciet) primair ten laste gelegde poging moord niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte hiervan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (impliciet) subsidiair en (impliciet) meer subsidiair:
Poging doodslag en poging zware mishandeling
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de onder feit 1 (impliciet) subsidiair tenlastegelegde poging doodslag heeft de officier van justitie betoogd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de bewoner van de woning (hierna: de aangever), door op het raam van de slaapkamer van de woning van de aangever te schieten. De officier van justitie neemt daarbij in aanmerking dat bij het schieten door een ruit, de kans aanmerkelijk is dat de persoon die zich achter deze ruit bevindt, dodelijk wordt geraakt. De officier van justitie concludeert dat de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard, nu hij niet heeft vastgesteld en (vanwege het rolgordijn voor de ruit) ook niet heeft kunnen vaststellen of zich iemand achter die ruit bevond op het moment van het schieten. Alles overziend, stelt de officier van justitie dat er een aanmerkelijke kans bestond op dodelijk letsel bij de aangever.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van de onder feit 1 (impliciet) subsidiair ten laste gelegde poging doodslag. De raadsman stelt zich - onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Amsterdam (vindplaats ECLI:NL:GHAMS:2020:3256) - op het standpunt dat dat poging tot doodslag niet bewezen kan worden, nu bij de verdachte geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het van het leven beroven van personen. Daartoe voert de raadsman de volgende feiten en omstandigheden aan. De verdachte is een ongeoefend schutter en heeft slechts eenmaal met een (niet-automatisch) vuurwapen geschoten. De verdachte heeft in het midden van de nacht door een raam op de begane grond van een woning geschoten. Hij was zich er niet van bewust dat hij op een slaapkamerraam schoot en hij hoefde er - gelet op het nachtelijke tijdstip - ook niet van uit te gaan dat iemand wakker en op de begane grond van de woning aanwezig was. De verdachte heeft niet van tevoren te horen gekregen of bewoners in de woning aanwezig zouden zijn en hij heeft zich daarvan ook niet actief vergewist. Onder deze omstandigheden was er geen sprake van een aanmerkelijke kans dat iemand dodelijk werd geraakt of zwaar gewond zou raken. De raadsman acht voorts nog van belang het feit dat het donker was en de afstand van de verdachte tot de woning ten tijde van het schieten. De raadsman besluit met de vaststelling dat het gevaar zich in deze casus niet of nauwelijks concreet heeft verwezenlijkt nu een kogel (deels) terecht is gekomen in het rolgordijn. Daardoor konden lichaamsdelen niet daadwerkelijk geraakt en dodelijk getroffen worden. De poging doodslag kan dan ook niet worden bewezen.
4.2.3.
Beoordeling
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om de bewoner van de woning van het leven te beroven. De rechtbank moet het opzet van de verdachte beoordelen naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen sprake was van vol opzet om de bewoner van de beschoten woning te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Weliswaar bevat het dossier aanwijzingen dat verdachte van meet af aan het opzet had om op de woning te schieten, maar niet is gebleken dat de verdachte wetenschap had wie de bewoner van de woning was, of dat deze in de woning aanwezig was en al helemaal niet dat de verdachte de bedoeling had om de bewoner om het leven te brengen.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever dan wel op het aan hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op de dood (of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel) is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Vaststaat dat de verdachte midden in de nacht met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd op het slaapkamerraam op de begane grond aan de voorzijde van de woning. Het was midden in de nacht waardoor de kans groot was dat de bewoner thuis was en in de slaapkamer lag te slapen, precies achter het raam waar op de verdachte heeft geschoten. In de woning was feitelijk ook een persoon aanwezig, te weten de aangever. Vast staat echter dat de aangever zich op het moment van het schieten niet in die slaapkamer bevond. De aangever zich ten tijde van het lossen van het schot niet in de slaapkamer, maar in de woonkamer. De aangever bevond zich dan ook niet in de schotbaan. Hierdoor kan niet worden geconcludeerd dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat hij door het in de bewezenverklaring bedoelde schot dodelijk zou worden getroffen. Het gegeven dat de kans groot was dat de aangever op dit tijdstip in zijn slaapkamer lag te slapen is hiervoor onvoldoende. Deze aanmerkelijke kans volgt niet uit het dossier. De rechtbank stelt vast dat er geen voorwaardelijk opzet bij de verdachte kan worden aangenomen. De verdachte zal dientengevolge worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag. In gelijke zin geldt dat geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever zodat de verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 23 november 2022 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met
anderen [slachtoffer01] en [slachtoffer02] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
door
- met een vuurwapen door een raam van een woning gelegen aan de [adres02] te schieten en
-daarbij met graffiti en/of verf op de voordeur van voornoemde woning de
woorden “Laste keer ”
te spuiten;
3.
hij op 23 november 2022 te [plaats02] ,
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/ de voordeur van een gebouw,
gelegen aan de [adres02] , toebehorende aan [slachtoffer01] ,
heeft vernield en/of beschadigd door
- met een vuurwapen door een raam van voornoemd gebouw en
- op de voordeur van voornoemd gebouw graffiti en/of verf
te spuiten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de meerdaadse samenloop van

2.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

en
3. opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging en vernieling. Hij is met een geladen vuurwapen van Amsterdam naar Spijkenisse gereisd en heeft zich daar in de buurt van een woning af laten zetten. Op basis van het dossier lijkt de conclusie te kunnen worden getrokken dat de verdachte de opdracht had om drie keer op de woning te schieten en met graffiti een boodschap op de deur achter te laten. De verdachte heeft met het vuurwapen een keer op een raam van de woning geschoten. Hij heeft zich er van tevoren en ook ter plaatse niet van vergewist of zich bewoners in de woning bevonden en waar. Hij heeft zich er klaarblijkelijk niet om bekommerd over de mogelijke gevolgen. Naast het schieten heeft de verdachte met graffiti een - naar inhoud en in combinatie met de beschieting beoordeeld - dreigende tekst op de voordeur aangebracht. Blijkens de verklaringen van de aangever heeft hij zich door het handelen van de verdachte ernstig bedreigd gevoeld en voelt hij zich mogelijk nog steeds bedreigd. Het betreft een zeer indringende en intimiderende bedreiging, die onderdeel lijkt uit te maken van een reeks van aanslagen, vermoedelijk gericht tegen een persoon wiens naam ook in de bewezenverklaring staat. De verdachte was zich - blijkens zijn uitspraken in getapte telefoongesprekken - bewust van het feit dat hij met zijn handelen deel uitmaakte van het grotere geheel van aanslagen. Met zijn gedragingen heeft hij laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de veiligheid en de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft enkel gedacht aan zijn eigen geldelijke gewin door de opdracht uit te voeren. De rechtbank acht het zeer zorgwekkend dat verdachte zich voor het plegen van deze feiten heeft laten lenen en er in de telefoongesprekken blijk van geeft dat hij de ernst van de door hem gepleegde feiten en daarmee samenhangende feiten volstrekt niet inziet en open staat voor nieuwe ‘opdrachten’.
Daarbij komt dat een aanslag als de onderhavige niet alleen bedreigend is voor de bewoner en direct betrokkenen, maar ook voor omwonenden. De aanslag maakt deel uit van een golf van (toenemend) geweld in (de regio) Rotterdam, welk geweld kan worden gerelateerd aan conflicten in het criminele circuit. Het behoeft geen toelichting dat het beschieten van een woning in een dichtbevolkte stad angst aanjaagt en een groot gevoel van onveiligheid in de buurt teweeg brengt. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld strafbare feiten. Het strafblad wordt dan ook niet ten nadele van de verdachte meegenomen.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
GZ-psycholoog [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 april 2023, en dit rapport bevat onder meer het volgende.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een (lichte) verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een norm-overschrijdende gedragsstoornis. De verdachte heeft veel moeite om zijn gedrag en emotionele reacties passend te reguleren. Zijn gedrag wordt gekenmerkt door impulsief en provocatief handelen. Hij denkt en handelt vooral vanuit een egocentrisch perspectief waarin de gevolgen voor derden ondergeschikt zijn aan zijn eigen wensen. Bijkomend worden de afstemmingsproblemen thuis geclassificeerd als een ouder-kind relatieprobleem. De beschreven problemen en diagnostische bevindingen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten. De verdachte wordt in verminderde mate in staat geacht het ontoelaatbare van zijn handelen van tevoren goed in te zien en alternatieve oplossingsstrategieën te overwegen en toe te passen. Er wordt daarom geadviseerd om hem het tenlastegelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen. Gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten, de beperkingen van de verdachte op intellectueel-, emotioneel- en moreel gebied en de geringe invloed die de moeder van de verdachte blijkt te hebben op zijn gedrag buitenshuis, wordt een strafrechtelijk kader geadviseerd waarin begeleiding en toezicht op betrokkene voor langere tijd kan worden gegarandeerd. Het risico van de kans op recidive van gewelddadig gedrag wordt hoog geschat en er zijn weinig beschermende factoren. Geadviseerd wordt om de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een maatregel jeugdreclassering, waarin hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. In de eerste periode wordt geadviseerd om hem met elektronisch toezicht te begeleiden, zodat hij afstand kan en moet nemen van zijn eerdere vriendengroep. De deskundige adviseert om de verdachte te laten deelnemen aan het programma ‘Intensieve Forensische Aanpak’ (IFA). Hier kan hij ook werken aan een delict-analyse en een terugvalpreventieplan. Voor zijn dagbesteding/ scholing wordt geadviseerd om de verdachte deel te laten nemen aan Urban Coaching Amsterdam. Ondersteuning van de moeder zou vanuit AKWABA Zorg ingezet kunnen worden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 december 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Uit het onderzoek komen zowel beschermende als risicofactoren naar voren. Als beschermende factoren worden genoemd dat de verdachte meewerkt aan de hulpverlening, zoals Akwaaba Zorg, dat hij gestart is met een bijbaan en dat hij in de periode dat hij geschorst was uit de voorlopige hechtenis niet met de politie in aanraking is gekomen. De Raad noemt echter ook nog steeds veel risicofactoren die de kans op herhaling vergroten. Vanuit de thuissituatie is er onvoldoende zicht en grip vanuit moeder, hetgeen vooral buitenshuis zorgt voor veel risico’s en zorgen over met wie de verdachte in zijn vrije tijd omgaat. De bij de verdachte vastgestelde stoornissen en problemen dragen evenmin bij aan het voorkomen van recidive, maar maken dat er sprake is van diverse vaardigheidstekorten. Om de kans op herhaling te verkleinen is intensieve begeleiding noodzakelijk, zodat de verdachte leert wat wel en niet verstandig is om te doen. Om de verleiding voor de verdachte te minimaliseren is een goed gevuld weekprogramma met school, werk en sport noodzakelijk. Om meer sturing en zicht vanuit huis mogelijk te maken is het wenselijk als de band tussen hem en moeder wordt versterkt. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering (WSS). Binnen de toezicht en begeleiding kan de intensieve coaching gewaarborgd worden en indien nodig kan er andere hulp worden ingezet, zoals IFA. Daarnaast adviseert de Raad een onvoorwaardelijke werkstraf in verband met de pedagogische meerwaarde van een directe consequentie op de bewezenverklaarde feiten.
De WSS heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 november 2023. Dit rapport betreft een evaluatie van de jeugdreclassering van het toezicht en de begeleiding in de periode van schorsing van de voorlopig hechtenis.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages van de deskundigen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 188 (honderdachtentachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering (hierna WSS) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd naar school en/of werk zal gaan volgens het rooster;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan de begeleiding vanuit Akwaaba Zorg of een soortgelijke instelling en aanvullende door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening, zoals IFA (Intensieve Forensische Aanpak), indien en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugd/reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling WSS tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.J. van Dijk en D.E. van Hout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 23 november 2022 te [plaats02]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een auto naar de woning gelegen aan de [adres02] is gereden en/of
- ( vervolgens) met een vuurwapen meermalen (heeft geprobeerd) op de voornoemde woning heeft geschoten en/of (daarbij) met voornoemde vuurwapen door een raam van voornoemde woning, althans op voornoemde woning, heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 23 november 2022 te [plaats02] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een vuurwapen door een raam van een woning gelegen aan de [adres02] , althans
op die woning, te schieten en/of
- ( daarbij) met graffiti en/of verf op de voordeur van voornoemde woning de woorden
“Laste keer S”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking te spuiten;
3
hij op of omstreeks 23 november 2022 te [plaats02] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk (een raam en/of de voordeur van) een gebouw,
gelegen aan de [adres02] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] ,
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- met een vuurwapen door een raam van voornoemd gebouw, althans op dat gebouw, te
schieten en/of
- op de voordeur van voornoemd gebouw, althans op dat gebouw, graffiti en/of verf te
spuiten.