ECLI:NL:RBROT:2024:1700

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10/187251-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het seksueel binnendringen van iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 13-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van zijn vierjarige neefje op 23 februari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, inconsistenties vertoonde in zijn verklaringen. De verklaringen van het neefje en zijn moeder werden als betrouwbaar beschouwd, vooral omdat het neefje direct na het voorval aan zijn moeder had verteld wat er was gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit, waarbij de ernst van het misdrijf en de impact op het slachtoffer zwaar wogen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een behandeling voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen en de verdachte te helpen in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/187251-22
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman: mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 8 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en de meldplicht, onderwijs volgt volgens het rooster, meewerkt aan behandeling van MST-PSB van de Viersprong of een soortgelijke instelling en zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer, tenzij dit contact onder begeleiding plaatsvindt;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Het neefje (het vermeende slachtoffer) was destijds slechts vier jaar oud en heeft geen eigen verklaring afgelegd. De verklaringen die er zijn- van de moeder en de broer van het neefje - zijn allemaal van horen zeggen. Ook wijken deze verklaringen op diverse punten van elkaar af en luiden zij anders dan de verklaring van de verdachte. Bovendien gebruikt de moeder in haar verklaring bepaalde bewoordingen die niet overeen komen met de wijze waarop een vierjarige zou verklaren. De verdachte is consistent geweest in zijn verklaringen. Bij de politie heeft de verdachte een keer anders verklaard. Dat kwam door de wijze waarop hij destijds werd aangehouden. Dat was vrij traumatisch voor hem. In de verklaring die hij in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd en ter zitting heeft bevestigd, is hij echter consistent en overtuigend dat niet is gebeurd wat hem ten laste is gelegd. De verdachte heeft ook verklaard wat er vermoedelijk wel is gebeurd, namelijk dat het neefje zelf een schroevendraaier in zijn kont zou hebben gedaan. In het WhatsApp bericht van 24 februari 2022 naar de vader ontkent de verdachte ook dat is gebeurd wat hem wordt verweten. Daarnaast is opvallend dat de moeder van het neefje geen aangifte wilde doen. Zij heeft enkel een informatief gesprek gehad met de zedenpolitie.
4.1.2.
Beoordeling
Bij zedendelicten zijn doorgaans slechts twee getuigen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen, namelijk het veronderstelde slachtoffer en de dader van het plegen van die handelingen (de verdachte). De bewijsvoering van dit soort feiten staat op gespannen voet met het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. In dat artikel is een wettelijk bewijsminimum neergelegd (de zogeheten ‘unus testis, nullus testis’-regel). Op grond van dit bewijsminimum kan niet alleen op grond van de verklaring van de aangever tot een bewezenverklaring worden gekomen. Wanneer de verdachte het delict ontkent, zal moeten worden beoordeeld of de verklaring van de aangever in voldoende mate steun vindt in ander bewijs dat afkomstig is van een andere bron. Ook in zedenzaken moet voor een bewezenverklaring voldaan zijn aan dit bewijsminimum. Hoewel uit de jurisprudentie van onder meer het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat in zedenzaken ook beperkt steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren, dient bij de waardering van het bewijsmateriaal behoedzaam te worden omgegaan met de beschikbare verklaringen.
In de onderhavige zaak stelt de rechtbank allereerst vast dat het neefje op 23 februari 2022 bij de verdachte thuis is geweest. Hij heeft toen met de verdachte gespeeld op de kamer van de verdachte. Het neefje is tijdens het spelen meerdere keren naar beneden gelopen om naar het toilet te gaan. Op die momenten heeft hij aan de moeder van de verdachte (zijn tante) verteld dat hij bloed aan zijn kont had. De moeder van de verdachte heeft de moeder van het neefje (haar zus) gebeld om dat te vertellen. Toen het neefje thuis kwam heeft hij aan zijn moeder verteld dat de verdachte zijn piemel hard in zijn kont had geduwd en dat dit pijn deed. De moeder van het neefje heeft samen met de broer van het slachtoffer de billen van het slachtoffer bekeken en zij constateerden dat de anus van het slachtoffer was beschadigd en dat er scheuren en bloed te zien waren.
De verdachte vertelt daarentegen dat het slachtoffer het letsel aan zijn kont vermoedelijk zichzelf heeft toegebracht door een schroevendraaier in zijn kont te doen.
De rechtbank constateert, anders dan de advocaat bepleit, dat de verdachte inconsistent heeft verklaard over dat wat op 23 februari 2022 is voorgevallen. Bij de politie vertelt de verdachte in eerste instantie dat het neefje vermoedelijk zelf met een schroevendraaier in zijn kont is gegaan waardoor het letsel aan zijn anus is ontstaan. Later in die verklaring vertelt de verdachte bij de politie dat hij dit heeft gelogen en dat zijn piemel wel in de kont van het neefje is geweest en dat het verhaal van de schroevendraaier niet klopt. Op de terechtzitting vertelt de verdachte wederom het verhaal dat het neefje zelf met een schroevendraaier in zijn kont is gegaan en aanvankelijk ook dat hij het neefje dat heeft horen zeggen. Het neefje zou hebben gezegd dat hij de schroevendraaier pakte én bij zijn kont heeft gedaan. Later verklaart de verdachte - desgevraagd op de zitting - dat hij niet heeft gezien dat het neefje de schroevendraaier heeft gepakt maar dat hij heeft gehoord dat het neefje het tegen zijn (verdachtes) moeder heeft verteld. Bovendien verklaart de verdachte vervolgens dat hij zelf is gaan denken over de toedracht; “ik dacht misschien iets met de schroevendraaier”. De rechtbank stelt vast dat de verdachte wisselt in zijn verklaringen over waar het neefje de schroevendraaier vandaan gepakt zou hebben, op welk moment hij het gepakt zou hebben en of hij zelf gezien heeft dat het neefje de schroevendraaier heeft gepakt dan wel dat hij dat alleen heeft gehoord.
De verdachte noch zijn moeder heeft verklaard te hebben gezien wat het neefje met de schroevendraaier heeft gedaan, terwijl verdachtes moeder bovendien heeft verklaard dat het neefje met de deur open op de wc zit, of dat er bloed aan de schroevendraaier zat. Evenmin is de schroevendraaier overgelegd aan de politie om te onderzoeken op mogelijke sporen van bloed.
Vanwege de vele inconsistenties in de verklaringen van de verdachte acht de rechtbank zijn verklaringen onbetrouwbaar.
De rechtbank dient vervolgens te bezien welke ondersteuning er is voor de verklaring van het neefje en of daarbij sprake is van consistentie en betrouwbaarheid. Daarvoor stelt de rechtbank vast dat de moeder van de verdachte bij de politie heeft verklaard dat haar zoon - het neefje - bij thuiskomst direct aan haar heeft verteld wat er was gebeurd, namelijk dat de verdachte met zijn piemel in zijn kont was geweest en dat dit pijn deed. De moeder van het neefje heeft toen naar de billen van het slachtoffer gekeken en zowel zij als de broer van het slachtoffer constateerden dat de anus van het slachtoffer was beschadigd en dat er bloed en scheuren te zien waren. Vervolgens kwam dit verhaal ter ore van medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) die net waren gestart met een onderzoek in het gezin van het neefje. Uiteindelijk is het de Raad die aangifte heeft gedaan. De verklaringen over wat het neefje direct bij thuiskomst aan zijn moeder heeft verteld zijn eenduidig. Niet blijkt dat het neefje is beïnvloed bij het afleggen van deze verklaring aan zijn moeder. Bovendien heeft de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat het vierjarige neefje al zo ver in zijn ontwikkeling is dat hij dergelijke verhalen uit zichzelf zou verzinnen. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het verhaal van het neefje, noch aan de verklaring van diens moeder of diens broer over wat zij hebben gehoord en gezien.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het vierjarige slachtoffer. Voor haar overtuiging speelt bij de rechtbank mede een rol dat de verdachte eerder seksueel overschrijdend gedrag zou hebben vertoond en naar aanleiding daarvan seksuele voorlichting heeft gekregen en behandeling heeft gehad.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 23 februari 2022 te [plaats01] ,
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer01]
[slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2017), handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
namelijk het brengen en duwen en houden van zijn, verdachtes, penis in de
anus van die [slachtoffer01]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 13-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten zijn destijds vierjarige neefje. De verdachte heeft willen voorkomen dat het slachtoffer over het misbruik zou vertellen door te dreigen dat het slachtoffer anders klappen zou krijgen.
Het gaat hier om een zeer ernstig feit van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en zijn eigen behoeftes voorop gesteld. Het is bekend dat slachtoffers van dit soort misdrijven hier nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Bovendien heeft de verdachte, gelet op zijn ontkennende houding, geen blijk gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2023. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Er worden beschermende factoren gezien op het domein gezin. De ouders van de verdachte zijn betrokken en hebben bemoeienis vanuit instanties toegestaan, ondanks dat zij hulpverlening niet nodig vonden. Risicofactoren liggen op de domeinen geestelijke gezondheid, gezin, school en vrije tijd. Hij heeft veel schoolverzuim gehad waardoor hij het huidig schooljaar doubleert. De verdachte is eerder beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het blijft echter onduidelijk wat de beschuldigingen precies waren. Ook hier wordt ontkend dat de verdachte iets met de aantijgingen te maken heeft gehad. Tevens heeft de verdachte in gesprekken bij instanties aangegeven zelf seksueel misbruikt te zijn, maar hij is onvoldoende gemotiveerd om hierover het gesprek aan te gaan, omdat hij hier juist (volgens eigen zeggen) last van krijgt. De ingezette vrijwillige hulpverlening vanuit het wijkteam en de Waag is onvoldoende toereikend geweest en ouders en de verdachte vinden hulpverlening niet nodig. Ouders hebben ook geen toestemming gegeven om het zorg advies team in te schakelen. De Raad is bezorgd dat als er geen passend hulpaanbod wordt gedaan en hulpverlening niet benut wordt, er onvoldoende bescherming aan de verdachte en zijn omgeving wordt geboden, wat de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag vergroot. Vanwege de voorgenoemde zorgen heeft de Raad na intern multidisciplinair overleg besloten om uit te breiden naar een
beschermingsonderzoek. Met betrekking tot een strafadvies heeft de Raad een taakstraf overwogen. De Raad is echter van mening dat gezien de verdenking en ernst van het feit een taakstraf niet passend is. Ondanks dat er uit huidig onderzoek geen gepaste gedragsinterventie naar voren komt heeft de Raad alsnog een leerstraf overwogen. Echter is de Raad van mening dat hulpverlening in de vorm van Multi Systeem Therapie-Problem Sexual Behavior voor hele gezin passender is ter voorkoming van verdere schade en onbehandeld trauma welke mogelijk kan leiden tot verder destructief gedrag en psychische problematiek. Gezien de ernst van het feit heeft de Raad jeugddetentie overwogen, maar ook dit acht de Raad acht niet passend. Wanneer de verdachte in detentie zit, kan er geen systemische behandeling ingezet worden. Het belangrijkste is dat de verdachte, samen met ouders, in behandeling gaat ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag, als ook eigen trauma, om recidive te voorkomen. Alles overwegende en gezien de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend en normovertredend gedrag, ziet de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie met verplichte toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering als noodzakelijk. De jeugdreclassering dient de nodige hulp in te zetten, de behandeling te continueren en het recidive risico op verschillende domeinen te verminderen. Tevens kan de jeugdreclassering erop toezien dat de verdachte en ouders hieraan meewerken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Wegens eerder seksueel grensoverschrijdend gedrag van de verdachte is eerder vrijwillige hulpverlening ingezet door Veilig Thuis, vanuit het wijkteam en de Waag. De eerder ingezette hulpverlening is onvoldoende toereikend gebleken. Het is zeer zorgelijk dat de ouders de aangeboden verdere hulpverlening niet hebben geaccepteerd en dat niet nodig vinden. Daarnaast heeft de verdachte verteld dat hem iets soortgelijks - in de zin van misbruik - is overkomen. Gebleken is dat hij niet de ruimte voelt om hierover te praten met ouders en/of hulpverleners De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat de verdachte opgroeit in een milieu waarin problematische omgang met seksualiteit niet kan worden besproken, omdat gevaar voor herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag daarmee op de loer ligt. De Raad acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Ook de rechtbank ziet noodzaak voor behandeling en begeleiding van de verdachte om hem te helpen in zijn (seksuele) ontwikkeling en met mogelijk onbehandeld trauma. Een passende behandeling kan het gevaar van herhaling beperken. De rechtbank zal daarom de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De hoogte hiervan is lager dan door de officier van justitie geëist, mede omdat dit beter aansluit bij de persoon van de verdachte en voldoende wordt geacht ter voorkoming van nieuwe (soortgelijke) strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 244 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 3 maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum03] 2017 te [geboorteplaats01] , tenzij dit contact plaatsvindt onder begeleiding van een volwassene, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- onderwijs volgt volgens het rooster;
- meewerkt aan de behandeling MST-PSB of een soortgelijke behandeling, door de Viersprong of een soortgelijke instelling, te bepalen door en zo lang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan individuele behandeling, te bepalen door en indien en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.J. van Dijk en D.E. van Hout, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 23 februari 2022 te [plaats01] , in elk geval in Nederland,
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren,
te weten met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2017),
handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , namelijk het brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer01] .