ECLI:NL:RBROT:2024:1688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
C/10/627422 / HA ZA 21-927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele geschillen tussen een Iraanse opdrachtgever en een Nederlands bedrijf over inspectiewerkzaamheden in Iran, met nadruk op sancties en opschorting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Iraanse onderneming Payesh Gostaran Pishro Ltd (PGP) en de Nederlandse bedrijven Pipe Survey International C.V. en P&L Pipe Survey B.V. over een overeenkomst voor inspectiewerkzaamheden aan pijpleidingen in Iran. De overeenkomst werd op 5 mei 2017 gesloten, maar door de invoering van Amerikaanse sancties tegen Iran in mei 2018 ontstonden er problemen met de uitvoering van de werkzaamheden. PGP vorderde schadevergoeding van Pipe Survey, stellende dat deze toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Pipe Survey de overeenkomst op 17 oktober 2019 had opgezegd zonder dat er sprake was van overmacht, en dat zij daarom een opzegvergoeding van 25% van de contractwaarde aan PGP moest betalen. Daarnaast werd Pipe Survey veroordeeld tot betaling van een bedrag van €54.000 aan PGP, alsook tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de Amerikaanse sancties niet automatisch overmacht opleverden, maar dat de omstandigheden rondom de sancties wel een rol speelden in de beoordeling van de nakoming van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/627422 / HA ZA 21-927
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
PAYESH GOSTARAN PISHRO LTD,
te Teheran (Iran),
eisende partij,
advocaat: mr. F. Havers te Deventer,
tegen

1.PIPE SURVEY INTERNATIONAL C.V.,

te Zwijndrecht,
2.
P & L PIPE SURVEY B.V.,
te Hellevoetsluis,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. W.M. van Agt te Amsterdam.
Partijen zullen hierna PGP en Pipe Survey c.s. worden genoemd. Waar nodig wordt Pipe Survey c.s. onderscheiden in Pipe Survey respectievelijk P&L.

1.De procedure

1.1.
De volgende stukken maken deel uit van het procesdossier:
- het tussenvonnis in het incident van 16 maart 2022 en vonnis in het incident van 13 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 11 oktober 2022;
- de e-mail van de rechtbank van 9 december 2022 waarmee een wijziging van de behandelend rechter is doorgegeven;
- de brief van 29 december 2022 van Pipe Survey c.s. met aanvullende productie 27;
  • de aanvullende producties 65 tot en met 68 van PGP;
  • de op 9 januari 2023 ingekomen akte eisvermeerdering, met productie 69;
  • de mondelinge behandeling van 10 januari 2023 en de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van PGP, van Pipe Survey c.s. en van [naam01] van Pipe Survey c.s.

2.De feiten

De overeenkomst voor inspectiewerkzaamheden
2.1.
Op 5 mei 2017 hebben Pipe Survey en PGP een overeenkomst gesloten, met de titel “
CONTRACT for the provision of In-line Inspection 7 sections 24 “Pipeline 173 km””. In deze overeenkomst (hierna: de overeenkomst) is Pipe Survey aangeduid als “
Contractor” en PGP als “
Company”. De overeenkomst heeft betrekking op door Pipe Survey ten behoeve van PGP uit te voeren inspectiewerkzaamheden van zes pijpleidingen in Iran van PGP’s klant Zagros (hierna: de inspectiewerkzaamheden). Van de overeenkomst maken de volgende bepalingen deel uit:

12. Time Schedule for each pipeline
Work shall be executed as per the attached time execution table. (…)
Pipesurvey will endeavor to commence and complete the work as soon as is possible on reasonable terms.
(…)

13.Health, Safety and Environment

Both parties shall pursue to conduct all activities in compliance with international standards for health, safety and environment. The Company shall provide a safe work place where Pipesurvey Personnel is not exposed to dangers or hazards. All safety procedures shall be respected and risk mitigating and protection measures as per the Job Safety Analysis shall be strictly followed. At any time, where neglicence of health and safety occurs, it is at the discretion of Pipesurvey personnel to suspend activities until mitigating measures have been satisfactorily taken.
(…)

14.Order Cancellation

Both parties reserve the right to charge, to the maximum of 25% of lump sum for order cancellation, excluded from reasons of force major and up to 15% for reasons including force major. Any work that has been completed by Pipesurvey International shall be invoiced and payable to 30 days.

15.Force Major

Parties shall not be responsible for and shall have no liability in respect of failure or of delay in performance hereunder if such failure or delay is due to any causes which are not reasonably within the control of Pipesurvey International, including in particular but without limitation strikes, lock-outs, wars, earthquakes, storms, fires, floods, explosions, hurricanes, civil disturbance, terrorism, governmental infringement.

16.Liability

Pipe Survey International shall not be liable or responsible for any costs, claims of any nature, compensation, losses, or any consequential damages directly or indirectly resulting from the use of Pipe Survey International equipment or services. These costs, claims, expenses and losses do include (but or not limited to) downtime, damages, or injuries to the Customer or any other third party personnel, equipment, assets or property, unless such damage is the result of willful or gross misconduct. Pipe Survey International does not take any liability of any kind with respect to the pipeline.
(…)

19.Liquidated damages

Without prejudice to any liquidated damages or other compensation, none of the parties shall be liable or responsible to the other party for indirect or consequential loss of damaged suffered by such other party.

20.Safety on site

Pipesurvey International reserves the right to terminate its services and remove its equipment and personnel from the work site at any time if in its opinion such action is advisable because of conditions affecting the services or surrounding circumstances.
(…)

29.Termination

This agreement terminates with the final payment of the complete scope of work under this agreement. The contract has a validity of 12 months from date of signing of both parties and may be extended for an undetermined period of time, should circumstances require such to the benefit of either party.

30.Prices and payment

(…)
Tool mobilization EURO 36,000,--
Inspection of pipeline: 1.800 EURO per KM (total 173 km) EURO 311,400,--
Training of personnel: 1.800 EURO each (7 ea.) EURO 12,600,--
TOTAL LUMP SUM EURO 360,000,--
(...)
30.4
Payment
All payments shall be done in Euros.
Term 1 of the payment shall be 20% of the contract price and payable upon contract award and in advance of the mobilization of the tools.
Term 2 shall be 20% of the contract price and shall be payable upon completion of the field work and prior to submission of the preliminary inspection report.
Term 3 shall be 30% of the contract price shall be payable after field verification and upon submission of final inspection report, but not later than 45 working days after submission of preliminary report. If more than 45 days are required due to a failure from Pipesurvey side, the period will be extended to mitigate the discrepancy in the report.
Term 4 shall be 20% of the contract price plus balance costs for standby or additional costs and shall be payable at the approval of the final report, but not later than 45 working days after submissions of the final report.
Term 5 shall be 10% guarantee and payable 6 months after approval of final report.
All invoices shall be payable max. 30 days net from the date of invoice.”
De vertraging in de uitvoering
2.2.
PGP heeft de eerste termijnbetaling van 20 procent (€ 72.000,00) op 5 mei 2017 voldaan.
2.3.
Het tijdschema dat – na onderhandelingen over alternatieve schema’s – was bijgesloten bij de overeenkomst en is afgestempeld door Pipe Survey ging ervan uit dat mobilisatie van de
toolsdoor Pipe Survey zou starten in de week van 9 juli 2017 (week 28). Kick-off in Iran werd voorzien voor de week van 20 augustus 2017 (week 34) en demobilisatie werd verwacht in de week van 1 november 2017 (week 45). Voor mobilisatie werd dus zes weken nodig geacht en voor veldwerk elf weken.
2.4.
Op 20 juni 2017 heeft PGP per e-mail aan Pipe Survey gevraagd om een week eerder te starten, omdat de klant van PGP dat graag wilde.
2.5.
Pipe Survey heeft bij e-mail van 4 juli 2017 aan PGP geschreven:
“Sorry for the late reply, i have been travelling in the past weeks and i am currently sick at home. We have a delay in the mob of the tools and would like to proceed with a mob in two phases and do TFI later.
This will help us start and complete field work earlier.
Waiting your advise”.
2.6.
PGP heeft bij e-mails van 9 juli 2017 aan Pipe Survey geschreven:
“This is not fair, just there is 5 days to mobilization and it is very late to inform us something like this. I said before here is very hard to get such permission for pigging from other organization, the time schedule is approved by all parties and client did execute their own procedure and by changing this, they will claim us.
Now please let me know:
  • Is the MFL tool are ready for mob on time on 09 July or not? If not when it is ready for mobilization?
  • When the TFI tool will be ready for mobilization, if I want to go to client and tell them TFI tool is not ready, the first question is; when it is ready?” (9:42 uur)
en
“We talk to client in these two days and it is not possible to change the time schedule, by negotiation with them, we understood by arranging time schedule by other organizations, this is not possible to change the time schedule and by this change, the contract will be cancelled from client side and there should be claim and penalty for us.” (19:25 uur)
2.7.
Pipe Survey [1] heeft bij e-mail van 10 juli 2017 aan PGP geschreven:
“Due to delays and damaged of tools in other runs, we are facing serious set back in our planning.
The situation is very unfortunate, we understand that for the customer this is difficult to accept and we are looking how to solve it
We also sincerely apologize (…)
The reality: no we won’t be able to mobilize the MFL tool this week and the TFI tool certainly not within the coming weeks. However we try and do our best, these are the facts
Only if we can propose a much later schedule, we could do this work.
Let me know what will be the position of the customer, we will try to settle this matter together with you.”
2.8.
Vervolgens heeft Pipe Survey een nieuw tijdschema voorgesteld, waarmee PGP op 2 augustus 2017 per e-mail als volgt heeft ingestemd:
“based on our meeting and also our negotiation by client, attached time schedule (2018 time schedule) is confirmed by client. Just please consider there is no another chance to change the time schedule and in next time they will not accept any reason and we will expelled from the project.”
2.9.
Volgens dit door Zagros aanvaarde schema zouden zowel mobilisatie als ‘
kick-off’ plaatshebben in de week van 12 februari 2018, zou de inspectie van het eerste pijplijntraject starten op 9 april 2018 en werd demobilisatie voorzien in de week van 10 juni 2018. Voor het feitelijke inspectie werden dus maximaal negen weken nodig geacht, en de aanloop daarnaartoe zou acht weken vergen.
2.10.
Bij e-mail van 17 oktober 2017 heeft Pipe Survey het volgende aan PGP bericht:
“In relation to our ongoing project (...), there appear to be some concerns in relation with the pig traps.
On previous projects, the valves on the pipelines were leaking so badly that no acceptable working condition could be created.
We need to check the situation of the pipelines, the pig traps, valves and make a piggability assessment.
Our regional manager [naam02] will be in contact with you about it.”
2.11.
Bij e-mail van 29 oktober 2017 heeft PGP aan Pipe Survey geschreven:
“As per your below mail and our follow up, we have a meeting with client on Wednesday 01-Nov about this matter and also time schedule of project. Attached is the final time schedule we agreed, They want to know about the update about this and they ask about the pig whether it is fixed now or not and can we keep our time schedule for starting the project as submitted?
Please let me know your feedback before Wednesday.”
Vervolgens heeft PGP aangegeven dat de bespreking was uitgesteld en op 1 november 2017 aangedrongen op een antwoord omdat zij druk ervoer vanuit haar opdrachtgever.
2.12.
Uit WhatsApp verkeer – vermoedelijk uit die periode – tussen [naam01] (hierna: [naam01] of afgekort: PvB), managing director van Pipe Survey, en [naam02] (hierna: [naam02] ), regiomanager van Pipe Survey, komt naar voren dat [naam02] voor een
site visitin Iran is geweest maar daar bij gebrek aan voorbereiding van Zagros niet heeft kunnen vaststellen wat hij kwam controleren. Ter sprake komt dat men een brief van Zagros zal afwachten over de (
un)piggabilityvan bepaalde leidingen en dat bij het uitblijven van die brief de mobilisatie zal worden uitgesteld.
2.13.
Bij e-mail van 2 november 2017 heeft PGP hierover het volgende aan Pipe Survey
geschreven:
“Kindly, please be informed already I talked with client about the piggability and they said in some years ago and in last pigging project, for two pipelines of our scope of work there was some problem as leaking but they said while these years, they fixed the problem and there is no more problem and officially they will confirm piggability of these lines by a letter in next coming days. (...)
[naam01] please consider we can not change the time schedule again and in case of changing the time again, they will record our tender deposit and our company and also pipesurvey will be black listed in NIOC. so by considering the piggability of pipeline, please confirm the prepared time schedule.”
2.14.
Pipe Survey heeft na twee verzoeken om een reactie bij e-mail van 2 november 2017 bevestigd:
“We are still more-or-less okay with the schedule, but much will depend on the piggability of the lines and the valves.
Please can we get a fixed confirmation about this a.s.a.p.?”
2.15.
Op 25 november 2017 heeft Zagros schriftelijk verklaard dat alle lanceer- en ontvangstonderdelen van 24-inch pijpleidingen in de operationele gebieden periodiek en continu zijn onderzocht, en dat deze als gevolg daarvan deugdelijk en veilig zijn voor het verrichten van
intelligent pigging. Zagros heeft zich gereed verklaard voor de uitvoering van het
pigging projectconform het bij de brief gesloten tijdschema. In dat tijdschema is sprake van uitvoering van het feitelijke inspectiewerk van 9 april 2018 tot en met 26 mei 2018, dus in iets minder dan 7 weken.
2.16.
Pipe Survey ( [naam02] ) heeft op 2 februari 2018 per WhatsApp-bericht het volgende aan PGP geschreven:
“ [naam01] said that tools will not be ready third week of february and want to postpone zaggros visit.”
2.17.
PGP heeft hierop met het volgende bericht gereageerd:
“What is the meaning of this???
We plan every thing now again he wants to postpone
Postpone to when??
We don't have time to postpone?”
2.18.
Op 13 februari 2018 heeft [naam02] namens Pipe Survey aan PGP aangekondigd dat er brieven over Zagros zouden komen. Deze brieven zijn op 14 februari 2018 per e-mail door [naam01] aan [naam02] en door [naam02] aan PGP verzonden met de tekst “
Hi [naam02] , here are letters. Let’s wait and see”. De eerste brief, geadresseerd aan Zagros, luidt:
“We regret to inform you about delay of 24” MFL and TFI tools mobilizations.
24” MFL delay is caused by Singapore customers issues.
TFI delay is happen because redesign was required after detailed tool run analysis.
We are quality oriented company, so mobilizing equipment, which is not fully fit to pipeline being inspected is impossible. (…) Full assembly of TFI tool will be ready for inspection not later than 6th of April.”
In de tweede brief heeft Pipe Survey c.s. Zagros uitgenodigd om in de periode van 9 tot 21 april 2018 naar Nederland te komen voor het bijwonen van de
test runsvan de MFL en TFI
tools.
2.19.
Bij WhatsAppbericht van 19 februari 2018 en een e-mail van 21 februari 2018 heeft PGP verzocht om een bespreking met Pipe Survey in Nederland om naar aanleiding van het aangekondigde uitstel aan Zagros meer zekerheid te kunnen bieden zodat deze akkoord zou gaan met het uitstel en met verlenging van het na februari aflopende contract. PGP vroeg ook om een
Memorandum of Meetingom de nieuwe datum vast te leggen.
2.20.
Op 27 februari 2018 heeft in Nederland een overleg plaatsgevonden tussen PGP en
Pipe Survey. Pipe Survey heeft daarvan in een e-mail van 27 februari 2018 verslag gedaan:

Notes of meeting with [naam03] on feb. 27th 2018
(…)
4. Planning- Tools are prepared to be ready for inspection on April 6th, Pull test will be conducted between April 6th – April 19th and mobilized on April 19th, as per letter issued earlier this month.
To be discussed: what will happen in case that
sanctionswould be imposed by European union? Our Answer: If sanctions raised, Pipesurvey will not be able to continue the project and it will be customer decision if they suspend the contract till sanctions lifted, or they will cancel contract from their side.”
2.21.
PGP heeft op 27 februari 2018 teruggeschreven dat zij in een
Memorandum of Meetingwilde vastleggen dat Pipe Survey had toegezegd dat dit de laatste keer zou zijn dat de mobilisatie van de
toolswerd uitgesteld, en dat verder uitstel zou moeten worden beschouwd als
order cancellationdoor Pipe Survey. Ook wilde PGP vastleggen dat als er, na het al tweemaal uitgesteld zijn van het project, een nieuwe sanctie vanuit de EU kwam, de artikelen 14 en 15 hun werking en gelding zouden verliezen, de vooruitbetaling van PGP zou worden terugbetaald en partijen van hun verbintenissen jegens elkaar zouden zijn bevrijd.
Deze wensen heeft Pipe Survey niet ingewilligd.
2.22.
De voor op en na 6 april 2018 voorziene inspectie en
pull testzijn door omstandigheden aan de zijde van Pipe Survey uitgesteld, ondanks toezeggingen van Pipe Survey van 26 maart 2018 (“
still on schedule, waiting for parts to arrive”) en daaropvolgend klemmend verzoek van PGP op 9 april 2018 om de afspraken na te komen (“
Please and please manage this to meet this schedule, we have to start the pigging in field on 22nd May.”). Bij e-mail van 10 april 2018 liet Pipe Survey weten dat “
Basically most part is ready (…) but one problem: I will not be there? (…) Better make the visit in first week of may!”.
2.23.
Op 4 en 5 mei 2018 zijn de inspectie en de trektest uitgevoerd. Vervolgens diende Pipe Survey nog enige aanpassingen te doen voordat de
toolskonden worden vervoerd naar en ingezet in Iran. Dit zou naar verwachting tenminste drie maanden duren. Op 5 mei 2018 hebben partijen mondeling afgesproken dat Pipe Survey eind augustus 2018 in Iran zou starten met de eigenlijke inspectiewerkzaamheden.
De Amerikaanse sancties
2.24.
Kort daarna, op 8 mei 2018, werd bekend dat de Verenigde Staten sancties afkondigden tegen Iran (hierna: de Amerikaanse sancties).
2.25.
Tussen 8 en 12 mei 2018 hebben [naam01] en [naam03] (hierna ook afgekort: [naam03] ), construction & operation inspection manager van PGP, voor zover relevant de volgende Whatsapp-berichten gewisseld:
Op 8 mei 2018:
“ [naam03] , it is a bad day. Trump anounced withdrawal from nuke deal and impose sanctions, which may threaten our company. We will see hopefully tomorrow how Europe will answer to USA. Let us hope for the best! Our company, as you have seen, has invested heavily in Zagros job and it would be a heavy, heavy financial loss to us if we can not continue the project. See what tomorrow brings! I think you should inform Ghasempour in diplomatic way. For sure it is our positive intention to sit and see how we can solve it.” (PvB)
“Hi [naam01] yes i saw that, but i saw the mogherini speech also which it seems europe will stay in the deal” ( [naam03] )
“I hope!!!” (PvB)
Op 9 mei 2018:
“ [naam03] , it seems we still have 90 days before sanctions implied, so we will work very hard.
I will study again payment terms. We maybe must ask for.some financial security to cover us up.” (PvB)
“Yes [naam01]
Also it seems in some sections there is 180 days for sanctions implements specially for energy section and contract with oil company of Iran, be sure we will do anything to cover you and keeping you safe
It is requested to start the project soon, we will ask client to dig up soon and we will negotiate with client for providing the financial sources to keep you safe” ( [naam03] )
“I think we can pass this
Still there is not any hard decision from european union” ( [naam03] )
Op 11 mei 2018:
“Hi [naam01]
It seems there will not be sanctions from the european union against Iran,
As you know we don't have much time, please let me know your final decision ( [naam03] )
“We continue!!” (PvB)
“Ok thanks” ( [naam03] )
“ [naam01] please let me know the mobalizing schedule” ( [naam03] )
Op 12 mei 2018:
“Just to keep you updated, these two days were holidays but next week we work double speed. (...)” (PvB)
2.26.
Bij brief van 13 juni 2018 schreef PGP het volgende aan Pipe Survey:
“SUBJECT: Mobilization Time
Following to our contract for performing inline inspection of MFL & TFI in South Zagros Oil & Gas Company and after several time of delay from the agreed time schedule and postponing the project, please inform us the exact time of mobilization of tools as we have to give the date to our client.”
2.27.
Bij brief van 9 september 2018 gericht aan Zagros schreef Pipe Survey:
“We are regret to inform you that due to uncertaincy of US sanctions affection on European companies and payments policy we are delaying mobilization of 24” equipment till November 30”.
2.28.
Bij (aanvankelijk niet aangekomen) brief van 22 oktober 2018, opnieuw verzonden op 31 oktober 2018, heeft de raadsman van PGP Pipe Survey aansprakelijk gesteld op de grond dat Pipe Survey ondanks herhaalde ingebrekestelling en sommatie niet nakwam en dat zij inmiddels had aangekondigd niet tot nakoming te zullen overgaan.
2.29.
Pipe Survey schreef in reactie op 8 november 2018 onder meer:
“Echter werd op 6 mei 2018 het nieuws wereldkundig dat Amerikaans president Trump nieuwe sancties aankondigde die met name de olie en gas sector in Iran treffen. Dit maakt dat banken financiële transacties niet langer garanderen. Dit vormde een grote onzekerheid voor ons bedrijf, aangezien de doorlooptijd van het project ter plaatse inclusief mobilisatie en douane formaliteiten enkele maanden kan bedragen, nog afgezien van de rapportagetijd, en daarbij zijn onverwachte vertragingen die van allerlei aard en oorzaak kunnen zijn, niet inbegrepen. De politieke onzekerheid is in de weken die volgden toegenomen totdat president Trump aankondigde dat de sancties op 4 November zouden ingaan. Op dat moment was het voor ons bedrijfseconomisch een onaanvaardbaar risico om materieel en personeel naar Iran te mobiliseren – helaas! Wij hebben in een brief d.d. 9 september 2018 aangegeven dat mobilisatie in ieder geval wordt uitgesteld naar 30 november, om te kunnen zien hoe de situatie zich zou ontwikkelingen en in de hoop op een positieve wending in de situatie! Zoals inmiddels bekend zijn de sancties van kracht geworden.
Wij willen voor de duidelijkheid stellen dat Pipesurvey het contract met PGP nog steeds respecteert! Er zijn van onze zijde vertragingen geweest, maar constitueren geen contractbreuk Het is in ons eigen belang dat de genoemde werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Derhalve hebben wij verklaard dat de werkzaamheden noodzakelijkerwijs worden uitgesteld totdat de politieke omstandigheden zich wijzigen. Clausule 29 van het contract zegt ‘
This agreement terminates with the final payment of the complete scope of work under this agreement. The contract has a validity of 12 months from date of signing of both parties and may be extended for an undetermined period of time, should circumstances require such to the benefit of either party’. Volgens de clausule 15 van het contract is Pipesurvey niet aansprakelijk voor de vertragingen die zijn ontstaan vanwege de sancties of de aankondiging daarvan, aangezien dit duidelijk force majeur is. Concluderend stellen wij dat de overeenkomst nog steeds geldig is en vertragingen die wij momenteel ondervinden niet verwijtbaar zijn. Wij houden ons derhalve niet aansprakelijk nog verplicht om de contractueel bedongen aanbetaling teniet te doen.
Wij betreuren de ontstane situatie ten zeerste en vinden dit voor onze partner PGP heel vervelend.
Tevens spreken wij de hoop uit dat de politieke omstandigheden zich spoedig voor alle partijen ten goede zullen keren en dat de voorgenomen werkzaamheden alsnog kunnen worden hervat en
voltooid.”
2.30.
Op 5 november 2018 zijn de sancties daadwerkelijk van kracht geworden.
2.31.
Vanaf eind januari 2019 heeft PGP rechtsmaatregelen getroffen tegen Pipe Survey, zoals hieronder vanaf 2.36 nader omschreven.
2.32.
Bij brief van 17 oktober 2019 schreef Pipe Survey c.s.:
“Zekerheidshalve ontbinden Pipe Survey en/of P&L bij dezen de overeenkomst d.d. 5 mei 2017 als gevolg van deze mededelingen van PGP en de (toekomstige) toerekenbare tekortkoming(en) in de nakoming door PGP, voor zover de overeenkomst d.d. 5 mei 2017 niet al is opgezegd c.q. geannuleerd door PGP zelf. (…)
Voor zover deze voorgaande buitengerechtelijke ontbinding in rechte geen stand zou houden, stellen Pipe Survey en P&L vast dat de overeenkomst d.d. 5 mei 2017 thans in ieder geval is uitgewerkt, althans niet meer van kracht is ex artikel 29 van de overeenkomst d.d. 5 mei 2017 en dat Pipe Survey en P&L derhalve gekweten zijn van enige (verdere) verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst d.d. 5 mei 2017.”
2.33.
Op 19 januari 2020 heeft Zagros haar voornemen aangekondigd de overeenkomst met PGP op te zeggen.
2.34.
Op 28 januari 2020 heeft PGP geantwoord dat Pipe Survey had geweigerd haar verbintenissen na te komen en dat PGP dus op de beëindiging was voorbereid en deze aanvaardde.
2.35.
Bij brief aan Mellat Bank heeft Zagros een afroep gedaan onder de voor PGP gestelde performance bond en gevraagd om overmaking van IRR 3.601.278.600 op haar bankrekening.
De inmiddels tussen partijen gevoerde procedures
2.36.
PGP heeft op 28 januari 2019 conservatoir beslag laten leggen ten laste van Pipe Survey. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft dit beslag op vordering van Pipe Survey opgeheven bij vonnis van 1 maart 2019 (zaak- en rolnummer C/10/567299 / KG ZA 19-89; hierna: het kortgedingvonnis). Het Gerechtshof Den Haag heeft het kortgedingvonnis bekrachtigd bij arrest van 21 juli 2020 (zaaknummer 200.257.337/01).
2.37.
PGP heeft Pipe Survey c.s. op 27 februari 2019 gedagvaard voor deze rechtbank en – hoofdzakelijk – schadevergoeding gevorderd wegens een toerekenbare tekortkoming van Pipe Survey in de nakoming van de overeenkomst (zaak- en rolnummer C/10/572099 / HA ZA 19-352; hierna: de eerste bodemprocedure).
2.38.
Op vordering van Pipe Survey c.s. heeft de rechtbank PGP bij vonnis in incident van 14 augustus 2019 (hierna: het incident-vonnis) veroordeeld tot het uiterlijk op 9 oktober 2019 stellen van zekerheid voor de proceskosten, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak.
2.39.
Toen op 9 oktober 2019 door PGP geen zekerheid was gesteld heeft Pipe Survey c.s. in conventie (primair) geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van PGP. In reconventie hebben zij tegenvorderingen ingesteld.
2.40.
Bij tussenvonnis van 1 april 2020 (hierna: het tussenvonnis) is het beroep op niet-ontvankelijkheid van PGP wegens het niet stellen van zekerheid verworpen. De rechtbank heeft de vordering van PGP toch in behandeling genomen en daarover, en over de tegenvorderingen van Pipe Survey c.s., een (gedeeltelijk) oordeel geveld.
2.41.
Pipe Survey c.s. heeft tegen het tussenvonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft bij arrest van 7 september 2021 (zaaknummer 200.280.210/01; hierna: het arrest van 7 september 2021) het tussenvonnis vernietigd op de grond dat de rechtbank niet mocht terugkomen op de in het incident-vonnis gegeven bindende eindbeslissing dat zekerheid moest worden gesteld. In reconventie heeft het hof geoordeeld dat Pipe Survey is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen en die nakoming niet mocht opschorten omdat zij het recht daartoe had verwerkt. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank.
2.42.
Na die terugverwijzing is de eerste bodemprocedure bij de rechtbank vervolgd. De rechtbank heeft op 10 augustus 2022 eindvonnis gewezen (hierna: het eindvonnis). Zij heeft in conventie PGP niet-ontvankelijk verklaard. In reconventie is – samengevat – voor recht verklaard dat Pipe Survey c.s. de overeenkomst heeft opgezegd in de zin van artikel 14 van de overeenkomst en dat Pipe Survey c.s. op grond van artikel 14 een schadevergoeding van € 90.000,-- moet betalen (25% van de contractsom). Ook heeft de rechtbank PGP veroordeeld tot betaling aan Pipe Survey van € 36.000,00. Dit laatste bedrag betreft door Pipe Survey ter uitvoering van de overeenkomst gemaakte kosten. Op dit punt heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij hetgeen het hof daarover had geoordeeld in het arrest van 7 september 2021.
2.43.
Op 27 oktober 2022 heeft Pipe Survey c.s. hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis in de eerste bodemprocedure.
2.44.
PGP heeft Pipe Survey c.s. op 6 oktober 2021 opnieuw gedagvaard. Dat leidde tot deze tweede bodemprocedure. Pipe Survey c.s. heeft opnieuw proceskostenzekerheid gevorderd maar die vordering is op 13 juli 2022 afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
PGP vordert, na vermeerdering van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
A. te verklaren voor recht dat Pipe Survey (c.s.) toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen geldende overeenkomst van 5 mei 2017 en dat nakoming thans blijvend onmogelijk is;
B. de overeenkomst van 5 mei 2017 tussen Pipe Survey en PGP gerechtelijk te ontbinden;
C. Pipe Survey (c.s.) hoofdelijk te veroordelen tot het betalen aan PGP van de door PGP gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,00;
Subsidiair:
D. te verklaren voor recht dat Pipe Survey ex artikel 14 van de overeenkomst van 5 mei 2017 de nakoming/levering van de voornoemde overeenkomst heeft geannuleerd, zonder dat er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor Pipe Survey (c.s.) hoofdelijk 25% van de
lump sum, te weten € 90.000,00 aan PGP dienen te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
E. Pipe Survey c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het betalen aan PGP van de door PGP gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 2.775,00;
Primair & subsidiair:
F. Pipe Survey (c.s.) hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding zoals begroot door PGP, te weten € 929.079,57, dan wel een deel daarvan;
G. Pipe Survey (c.s.) hoofdelijk te veroordelen in de (daadwerkelijke) kosten van de procedure, vermeerderd met nakosten en kosten advocaat.
3.2.
PGP legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Pipe Survey toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Zij grondt haar vorderingen ook op onrechtmatige daad. De subsidiaire vordering onder D is gebaseerd op artikel 14 van de overeenkomst.
3.3.
Pipe Survey c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van PGP, met veroordeling van PGP, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
Dit is een internationale zaak omdat PGP in Iran is gevestigd en Pipe Survey c.s. in Nederland. Nu Pipe Survey c.s. in de procedure is verschenen zonder de rechtsmacht en bevoegdheid te betwisten is deze rechtbank internationaal bevoegd op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo (Verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). De rechtsverhoudingen tussen PGP en Pipe Survey c.s. vallen onder het toepassingsbereik van deze verordening.
Eiswijziging
4.2.
Nu Pipe Survey c.s. ter zitting – op voorwaarde van inachtneming van haar verweer tegen de gewijzigde eis – heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de vermeerdering van eis, zal de rechtbank bij de beoordeling uitgaan van de gewijzigde eis zoals hierboven vermeld onder 3.1.
Kwalificatie en toepasselijk recht
4.3.
Beide partijen hebben ter zitting verklaard dat sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen PGP en Pipe Survey. Ook de rechtbank kwalificeert de overeenkomst als een overeenkomst van opdracht.
4.4.
Het Nederlandse recht is van toepassing op de overeenkomst tussen PGP en Pipe Survey en de daarop gegronde vorderingen. Partijen hebben immers in artikel 28 van de overeenkomst een rechtskeuze voor Nederlands recht gemaakt als bedoeld in artikel 3 Rome I-Vo (Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst in burgerlijke en handelszaken).
4.5.
Voor zover PGP haar vorderingen baseert op een onrechtmatige daad van Pipe Survey, is de Rome II-Vo van toepassing (Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 inzake het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen). Artikel 4 lid 3 Rome II leidt in dit geval tot toepassing van het Nederlandse recht op vorderingen uit onrechtmatige daad. Uit het geheel van de omstandigheden – en vooral de overeenkomst en de daarin neergelegde rechtskeuze – volgt namelijk dat er een kennelijk nauwere band is met Nederland dan met het land waar de gestelde schade zich heeft voorgedaan.
4.6.
PGP heeft ter zitting verklaard dat zij P&L alleen aansprakelijk houdt omdat P&L beherend vennoot is van Pipe Survey. Dat P&L naar Nederlands recht als beherend vennoot aansprakelijk is voor de schulden van Pipe Survey – een Nederlandse commanditaire vennootschap – staat niet ter discussie. Ook de vorderingen van PGP tegen P&L worden beheerst door het Nederlandse recht.
De samenhang met de andere procedures
4.7.
De rechtbank legt, nu geen proces-verbaal is opgesteld, vast dat ter zitting onder meer het volgende is gebeurd:
1) besproken is dat het arrest in de bodemprocedure van 7 september 2021 op dit moment geen gezag van gewijsde heeft;
2) besproken is dat Pipe Survey c.s., alleen voor wat betreft de reconventie, in hoger beroep is gegaan van het eindvonnis in de eerste bodemprocedure en dat zij heeft gedagvaard tegen december 2023;
3) gebleken is dat PGP vooralsnog geen incidenteel appel in reconventie heeft ingesteld en dat onzeker is of zij dat zal doen;
4) aan partijen is voorgehouden dat hoger beroep tegen hetgeen bij het in 2.42 bedoelde eindvonnis in de eerste bodemprocedure over de conventie is beslist niet meer mogelijk is, hetgeen partijen niet anders zagen;
5) partijen hebben verklaard dat deze tweede bodemprocedure wordt gevoerd opdat het hof er bij de behandeling van voornoemd hoger beroep desgewenst rekening mee kan houden;
6) de rechtbank heeft aan partijen gezegd dat zij waar zij dit nodig en wenselijk acht aansluiting zal zoeken bij het arrest van 7 september 2021 en het eindvonnis in de eerste bodemprocedure;
7) de rechtbank heeft aangegeven dat rechtsoverweging 4.15 van het eindvonnis in de eerste bodemprocedure inderdaad minder gelukkig is geformuleerd. Het oordeel over overmacht in het tussenvonnis in de eerste bodemprocedure kan immers na de vernietiging van dat vonnis niet in stand zijn gebleven. Bedoeld zal zijn dat de rechtbank over het beroep op overmacht na het hoger beroep niet anders is gaan denken zodat zij haar eerder gegeven oordeel handhaaft en voor zo veel nodig als herhaald en ingelast beschouwt;
8) PGP heeft desgevraagd bevestigd dat zij nog staat achter haar verklaring in de eerste bodemprocedure over de uitleg van artikel 14 van de overeenkomst:
“Zowel PGP als PS c.s. verklaren op de vraag hoe zij artikel 14 van de overeenkomst (“order cancellation”) begrijpen, dat zij van de volgende uitleg uitgaan: artikel 14 biedt een mogelijkheid voor beide partijen om op enig moment de order/overeenkomst op te zeggen zonder dat er een reden hoeft te worden gegeven of een tekortkoming hoeft te zijn. De partij die de overeenkomst opzegt/cancelt is een vergoeding verschuldigd van respectievelijk 25% of 15% van de contractsom aan de andere partij.”
Pipe Survey c.s. heeft op diezelfde vraag geantwoord:
“Wat we toen ook al hebben gezegd, is dat het woord ‘gefixeerd’ ontbreekt, zowel in het proces-verbaal als in het vonnis. Artikel 19 van de overeenkomst heeft het over “
liquidated damages” en “
or other compensation”. Dat kan alleen zien op artikel 14 omdat er geen andere
liquidated damageszijn.”
4.8.
Beide partijen zijn het op punten niet eens met de uitspraken van het hof en de rechtbank in de eerste bodemprocedure. De rechtbank is formeel (nog) niet aan die uitspraken gebonden. Zij moet over deze tweede procedure oordelen op basis van het debat zoals het in deze procedure is gevoerd. De procedures hangen echter sterk samen, omdat in wezen nu de eerder niet beoordeelde vordering in conventie aan de orde is terwijl in de eerste bodemprocedure wel over de (tegen)vordering in reconventie is beslist. Het risico bestaat dus dat tegenstrijdige uitspraken worden gewezen. Maar de rechtbank zal oordelen op grond van wat in deze zaak is gezegd. Partijen hebben ter zitting duidelijk gemaakt dat zij willen de dat de rechtbank in deze zaak oordeelt voordat het hof in hoger beroep verder oordeelt over de uitkomst van de eerste bodemprocedure.
De uitleg van de overeenkomst
4.9.
PGP interpreteert de contractuele bepalingen over onder meer overmacht en schadevergoeding anders dan Pipe Survey c.s. De rechtbank zal daarom eerst de overeenkomst, op de punten waarover verschil van inzicht bestaat en die van belang zijn voor de uitkomst van dit geschil, uitleggen.
4.10.
De internationale setting waarin de overeenkomst is gesloten, is van groot belang voor de uitleg daarvan. Een Iraanse opdrachtgever – die daartoe zelf opdracht had van een Iraanse hoofdopdrachtgever – heeft een Nederlands bedrijf ingeschakeld voor het verrichten van inspectiewerkzaamheden aan pijpleidingen in Iran. Het is algemeen bekend dat wanneer een Westers bedrijf voor een Iraans bedrijf in Iran werkzaamheden verricht, politieke gevoeligheden of sanctieregelgeving tot complicaties kunnen leiden. Met dat risico dienden PGP en Pipe Survey dus al bij het maken van hun afspraken rekening te houden, en dat hebben zij ook gedaan. Ook gedurende de nakoming van die afspraken mocht van beide zijden worden verwacht dat zij in deze potentieel gevoelige setting zich met bovengemiddelde flexibiliteit, oplossingsgerichtheid en kiesheid zouden opstellen.
4.11.
Ook de feitelijke omstandigheden zijn relevant. Uit het partijdebat komt daarover onder meer het volgende naar voren.
Pipe Survey verricht specialistische diensten, die er voor zover relevant op neerkomen dat zij onder meer de reinheid, doorgankelijkheid, vorm en conditie van pijpleidingen inspecteert doordat zij in die leidingen intelligente inspectie-instrumenten – verschillende typen ‘
pigs’ – lanceert, deze door de leidingen heen geleidt en na uitneming de met die instrumenten verzamelde data analyseert. Pipe Survey zou een aantal van haar bestaande
toolsaanpassen aan de afmetingen en andere specificaties van de te inspecteren pijpleidingen. Deze aanpassingen en het vervolgens naar de locatie(s) in Iran vervoeren van deze instrumenten zou tijd vergen. Na de werkzaamheden zouden de
toolsIran weer verlaten. De
toolszouden steeds eigendom blijven van Pipe Survey. Op de relevante markt zijn er niet veel (voor PGP in aanmerking komende) aanbieders van dit soort diensten.
Een en ander is niet in geschil. De rechtbank leidt daaruit af dat beide partijen begrepen dat de werkzaamheden, eenmaal opgedragen, niet zonder groot tijdverlies aan een ander dan Pipe Survey zouden kunnen worden overgedragen.
4.12.
Tegen deze achtergronden legt de rechtbank de regeling neergelegd in de artikelen 14, 15, 16 en 19 van de overeenkomst uit (geciteerd onder 2.1 hierboven), voor zover nodig voor de beoordeling.
4.13.
Artikel 14 (‘
Order cancellation’) geeft, gelet op de normale betekenis van de bewoordingen daarvan, aan beide partijen de mogelijkheid om een vergoeding in rekening te brengen in geval van intrekking van de opdracht. Intrekking van een opdracht geschiedt normaal gesproken door de opdrachtgever. Partijen zijn het er echter over eens dat hun bedoeling was dat beide partijen zich uit de overeenkomst konden terugtrekken. Uit productie 7 bij conclusie van antwoord blijkt dat artikel 14 in een conceptversie van de overeenkomst alleen aan Pipe Survey het recht op een vergoeding wegens
order cancellationtoekende, maar dat de bepaling op verzoek van PGP wederkerig is gemaakt en een afspraak is toegevoegd over wat er zou gebeuren in overmachtssituaties. Beide partijen hebben dus het recht de overeenkomst op te zeggen.
Hoewel er in de overeenkomst staat dat beide partijen in geval van opzegging een bepaalde vergoeding in rekening zouden mogen brengen, is logisch dat de partij die de overeenkomst opzegt de vergoeding moet betalen aan de opgezegde partij. Partijen zijn het hierover ook eens, zoals blijkt uit hun verklaringen weergegeven onderaan r.o. 4.7.
De opzegvergoeding bedraagt (maximaal) 25 procent van de orderwaarde wanneer wordt opgezegd om andere redenen dan overmacht (‘
force major’), en (maximaal) 15 procent wanneer wordt opgezegd vanwege overmacht. De partij die opzegt omdat opeisbare verplichtingen niet
kunnenworden nagekomen, hoeft dus minder te betalen dan de partij die opzegt terwijl deugdelijke nakoming gewoon mogelijk is. Dit lijkt ook de rechtbank billijk.
Het is niet in geschil dat iedere partij kan opzeggen zowel ingeval van overmacht aan eigen zijde (als de opzeggende partij buiten haar schuld zelf niet kan nakomen) als aan de zijde van de wederpartij (als de opgezegde partij buiten haar schuld niet kan nakomen). Hierop wijst ook de mailwisseling van 27 februari 2018 (zie 2.20-2.21 hierboven). Tussen partijen staat niet ter discussie dat de hoogte van de vergoeding zowel bij eigen overmacht als bij overmacht aan de zijde van wederpartij lager uitvalt.
Niet in geschil is dat opzegging ook mogelijk was als al een gedeelte van de opdracht was uitgevoerd. De slotzin van artikel 14 bepaalt dat indien Pipe Survey op het moment van de opzegging al werk heeft afgerond, voor dit ‘
completed work’ zal worden gefactureerd en moet worden betaald.
4.14.
Artikel 15 (‘
Force Major’) bepaalt wanneer sprake is van overmacht, en wat daarvan de juridische gevolgen zijn. De rechtbank leest in die bepaling dat sprake is van overmacht indien partijen tekortschieten in de (tijdige) nakoming van verplichtingen als gevolg van oorzaken die Pipe Survey niet redelijkerwijs in haar macht heeft. Als partijen om dit soort redenen tekortschieten, zijn zij daarvoor niet verantwoordelijk of aansprakelijk, zo bepaalt artikel 15.
Omdat de regeling wederkerig is gemaakt, begrijpt de rechtbank de afspraak zo dat (i) sprake is van overmacht aan de zijde van Pipe Survey als zij niet of vertraagd presteert als gevolg van oorzaken die Pipe Survey niet redelijkerwijs in haar macht heeft, in welk geval Pipe Survey niet aansprakelijk is, en dat (ii) sprake is van overmacht aan de zijde van PGP als zij niet of vertraagd presteert als gevolg van oorzaken die PGP niet redelijkerwijs in haar macht heeft, in welk geval PGP niet aansprakelijk is.
Artikel 15 noemt verschillende omstandigheden die partijen niet redelijkerwijs in hun macht hebben, waaronder
governmental infringement. Dat de Amerikaanse sancties als
governmental infringementkwalificeren is inmiddels niet langer in geschil. Indien de Amerikaanse sancties leiden tot niet-nakoming of niet tijdige nakoming, is dus sprake van overmacht. Kortom: de Amerikaanse sancties leveren niet op zichzelf overmacht op, maar als een partij tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen als gevolg van de Amerikaanse sancties, dan is aan haar zijde sprake van overmacht.
4.15.
Voor dat laatste geval verzacht artikel 14 de gevolgen van opzegging: beide partijen mogen de overeenkomst opzeggen en de opzeggende partij is de lagere vergoeding van (maximaal) 15 procent van de orderwaarde verschuldigd.
Het partijdebat roept de vraag op of ook sprake is van overmacht als een partij weliswaar nog niet tekortschiet maar wordt gevreesd of verwacht dat zij in de toekomst niet zal kunnen nakomen door oorzaken die zij niet redelijkerwijs in haar macht heeft, zoals in het bijzonder de Amerikaanse sancties.
De rechtbank legt de overeenkomst zo uit dat onder ‘overmacht’ zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 niet ook ‘dreigende overmacht’ valt.
Hierboven is al uitgelegd dat sprake is van overmacht indien een partij tekortschiet in de (tijdige) nakoming van verplichtingen als gevolg van redelijkerwijs buiten haar macht liggende oorzaken, en dat artikel 15 voor zulk tekortschieten aansprakelijkheid uitsluit. Zolang nog niet wordt tekortgeschoten, is dus in beginsel geen sprake van overmacht als in die artikelen bedoeld. Dat artikel 14 of 15 ook ziet op (vrees voor) dreigende overmacht valt in de bewoordingen van die bepaling(en) niet te lezen, en dat partijen dit voor of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hebben afgesproken of hebben willen afspreken, of daarover later overeenstemming hebben bereikt, is niet concreet gesteld of onderbouwd.
4.16.
Artikel 16 (‘
Liability’) beperkt de aansprakelijkheid van Pipe Survey voor kosten, schade en verliezen voortvloeiend uit het gebruik van de diensten of het materieel van Pipe Survey en legt vast dat Pipe Survey geen aansprakelijkheid aanvaardt met betrekking tot de pijpleiding.
4.17.
Artikel 19 (‘
Liquidated damages’) bepaalt – samengevat - dat geen van partijen verantwoordelijk of aansprakelijk is voor indirecte schade of gevolgschade die de andere partij lijdt, maar dat deze bepaling het recht op ‘
liquidated damages’ of andere vergoeding niet aantast of beperkt.
Uit de bepaling en de verdere overeenkomst blijkt niet waarop de verwijzing naar ‘
liquidated damages’doelt. Geen van partijen heeft gesteld dat zij over de uitleg van deze term of dit artikel op enig moment overeenstemming hebben bereikt. Binnen het Taalkundig moet ‘
liquidated damages’ worden vertaald als ‘geliquideerde schadevergoeding’. Nederlandse recht bestaat geen specifiek met ‘
liquidated damages’/‘geliquideerde schadevergoeding’ overeenkomend juridisch begrip. De term ‘geliquideerde (proces)kosten’ is wel gangbaar, en duidt op een vooraf vastgestelde (gemaximeerde) vergoeding voor kosten die in werkelijkheid (veel) hoger kunnen zijn. De normale taalkundige betekenis van ‘
liquidated damages’/‘geliquideerde schadevergoeding’ en deze achtergrond leiden tot de uitleg dat ‘
liquidated damages’ in artikel 19 verwijst naar een door partijen voor een specifieke tekortkoming bij voorbaat vastgestelde (gemaximeerde) schadevergoeding. De overeenkomst voorziet niet in een andere vastgestelde vergoeding dan de opzegvergoeding van artikel 14, zodat de rechtbank artikel 19 zo uitlegt dat de term ‘
liquidated damages’daarin verwijst naar die opzegvergoeding.
De verwijzing naar ‘andere vergoeding’ verstaat de rechtbank bij gebrek aan andere aanknopingspunten als ‘vergoeding van andere schade dan indirecte schade of gevolgschade’.
Met artikel 19 is dus afgesproken dat als een partij aansprakelijk is, de andere partij geen recht heeft op vergoeding van haar indirecte schade of gevolgschade, maar dat deze afspraak niet het recht op de opzegvergoeding van artikel 14 of het recht op vergoeding van andere schade dan indirecte schade of gevolgschade aantast of beperkt.
4.18.
Uitgaande van deze uitleg beoordeelt de rechtbank nu de vorderingen van PGP.
Vorderingen A en B
4.19.
De primaire vorderingen A en B van PGP gaan uit van het scenario dat de overeenkomst nog loopt en dat nakoming inmiddels blijvend onmogelijk is. Aan de rechtbank wordt gevraagd de overeenkomst te ontbinden en Pipe Survey c.s. tot schadevergoeding te veroordelen. Ter zitting heeft PGP verklaard dat zij haar vordering tot ontbinding intrekt indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de overeenkomst al is geëindigd doordat Pipe Survey deze heeft opgezegd.
4.20.
Tot die conclusie komt de rechtbank inderdaad. Zij sluit daartoe grotendeels aan bij de overwegingen van het hof in het arrest van 7 september 2021 en van de rechtbank in het eindvonnis in de eerste bodemprocedure.
De rechtbank redeneert als volgt:
  • PGP heeft niet zelf de overeenkomst opgezegd, om de redenen genoemd door de rechtbank in het eindvonnis in de eerste bodemprocedure onder 4.5 tot en met 4.7;
  • Pipe Survey heeft de overeenkomst niet ontbonden met haar brief van 17 oktober 2019, om de redenen genoemd door de rechtbank in het eindvonnis in de eerste bodemprocedure onder 4.9 en 4.10;
  • Pipe Survey heeft de overeenkomst wel opgezegd met de brief van 17 oktober 2019, nu zij met deze brief een einde wilde maken aan de verplichtingen onder de overeenkomst en de brief geen geldige ontbinding opleverde, maar wel een opzegging conform artikel 14 van de overeenkomst (vgl. het eindvonnis in de eerste bodemprocedure onder 4.11 tot en met 4.13).
4.21.
In de onderhavige procedure zijn geen aanvullende of afwijkende standpunten ingenomen die tot een ander oordeel leiden. Ook is niet concreet gesteld dat en waarom de eerdere oordelen op dit punt niet juist zouden zijn.
Zoals Pipe Survey c.s. ook ter zitting heeft verklaard, is haar primaire standpunt dat PGP de overeenkomst heeft opgezegd door haar handelen en door haar stellingen buiten rechte. Pipe Survey c.s. heeft dit standpunt in deze procedure niet voldoende onderbouwd. Ook is niet gebleken dat PGP geen nakoming meer wenste van de overeenkomst. Uit de stukken komt veeleer naar voren dat PGP steeds op nakoming aandrong. De door Pipe Survey c.s. genoemde beslaglegging door PGP kan niet als opzegging of afzien van nakoming worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt dus het primaire standpunt van Pipe Survey c.s.
Het subsidiaire standpunt van Pipe Survey is dat zijzelf de overeenkomst heeft ontbonden met haar brief van 17 oktober 2019, althans dat die brief als opzegging geldt. Voor ontbinding is geen andere onderbouwing gegeven dan reeds in de eerste bodemprocedure is geboden en verworpen. Dat de overeenkomst door Pipe Survey is opgezegd is ook de conclusie waarop de rechtbank uitkomt, zoals toegelicht in 4.20.
4.22.
Vordering B, strekkend tot ontbinding van de overeenkomst, zal de rechtbank gelet op het voorgaande als ingetrokken beschouwen.
4.23.
Vordering A hoeft de rechtbank bij gebrek aan zelfstandig belang niet te beoordelen. Hoewel vordering A niet expliciet is ingetrokken, gaat ook deze uit van de veronderstelling dat de overeenkomst nog niet door opzegging is beëindigd. Dit leidt de rechtbank af uit de opbouw van de eis en uit het slotstuk onder A, een vordering te verklaren dat nakoming van de overeenkomst inmiddels blijvend onmogelijk is. Of Pipe Survey (c.s.) toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst komt aan de orde bij de beoordeling van vordering F, gericht op schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming.
Vordering D
4.24.
Onder D vordert PGP – samengevat – een verklaring voor recht dat Pipe Survey de overeenkomst van 5 mei 2017 op grond van artikel 14 daarvan heeft opgezegd, zonder dat er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor Pipe Survey (c.s.) hoofdelijk 25% van de lump sum, te weten € 90.000,00 aan PGP dient te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
In r.o. 4.20 en 4.21 is geoordeeld dat en uitgelegd waarom de overeenkomst is geëindigd doordat Pipe Survey deze conform artikel 14 heeft opgezegd met haar brief van 17 oktober 2019. Pipe Survey moet dus een opzegvergoeding betalen. In zoverre kan de verklaring voor recht worden gegeven. In geschil is nog of Pipe Survey de hogere of de lagere vergoeding moet betalen. Daarvoor is bepalend of is opgezegd omdat zich overmacht voordeed als voorzien in de artikelen 14 en 15.
4.25.
Pipe Survey c.s. betoogt ten eerste – samengevat – dat op het moment van opzegging sprake was van overmacht aan de zijde van PGP, omdat PGP als gevolg van de sancties niet zou kunnen (blijven) betalen.
Dit standpunt kan niet slagen, omdat PGP op het moment van opzegging niet concreet tekort schoot in de nakoming van een op haar rustende betalingsverplichting. PGP had op 5 mei 2017 de eerste termijn betaald en zou pas na afronding van het veldwerk de tweede termijn moeten betalen. Zonder tekortkoming kan er geen sprake zijn van overmacht.
Dat Pipe Survey c.s. mogelijk vreesde dat PGP als gevolg van de sancties in de toekomst geen betalingen zou kunnen verrichten, levert geen overmacht op in de zin van de artikelen 14 en 15, zoals is toegelicht in r.o. 4.15.
4.26.
Pipe Survey c.s. betoogt ten tweede dat op het moment van opzegging sprake was van overmacht aan de zijde van Pipe Survey. Zij stelt – samengevat – dat van Pipe Survey niet kon worden gevergd dat zij de overeenkomst bleef nakomen omdat de gevolgen van de Amerikaanse sancties dan voor haar, als internationaal en in de Verenigde Staten zeer actief bedrijf, zo ernstig zouden zijn dat haar voortbestaan daardoor acuut zou worden bedreigd, terwijl ook haar directie en werknemers persoonlijk grote risico’s zouden lopen.
Ook dit standpunt faalt.
Pipe Survey was vanaf eind augustus 2018 in verzuim ter zake van het nakomen van haar verbintenissen. Zij had immers overeengekomen deadlines gemist en koos er met een beroep op opschorting voor om voorlopig niet verder te gaan met presteren uit vrees voor de gevolgen van de Amerikaanse sancties. Zij had echter niet het recht om zich op opschorting te beroepen, en daardoor was het niet-nakomen van haar verbintenissen om te mobiliseren en te (starten met) inspecteren een tekortkoming in de nakoming. Een en ander komt vanaf r.o. 4.38 in meer detail aan de orde.
Eind augustus 2018 was nog geen sprake van overmacht in de zin van de overeenkomst. Doorgaan met nakomen was voor Pipe Survey immers op dat moment nog niet feitelijk onmogelijk gemaakt door de Amerikaanse sancties. Pipe Survey stelt echter dat nakoming haar aan grote risico’s zou blootstellen en dat dit redelijkerwijs niet van haar kon worden verlangd. Dat ook dit geval - relatieve onmogelijkheid van nakoming - onder de reikwijdte van het overmachtsbegrip van artikel 15 valt, is niet uit de bewoordingen daarvan of uit de verdere inhoud van de overeenkomst af te leiden. Dat over een dergelijke uitleg tussen partijen overeenstemming bestond toen de overeenkomst werd gesloten, of dat die overeenstemming later is bereikt, is niet gesteld of gebleken. Het ligt ook niet voor de hand in deze internationale context om in weerwil van de bewoordingen van de overeenkomst de uitleg van de overmachtsafspraken te baseren op een tussen partijen niet besproken – maar in het Nederlandse recht wel bestaande – variatie op het overmachtsbegrip. PGP en Pipe Survey zijn als Iraanse opdrachtgever en Nederlandse opdrachtnemer een sluitende regeling over opzegging en overmacht overeengekomen. Die regeling leidt ertoe dat Pipe Survey, ingeval zij vreest door sancties onaanvaardbare risico’s te lopen, de overeenkomst mag opzeggen tegen betaling van de hogere opzegvergoeding.
4.27.
De rechtbank acht niet uitgesloten dat de Amerikaanse sancties op het moment van de opzegging, in september 2019, wel nakoming door Pipe Survey verhinderden. Of dat het geval is, hoeft zij echter niet te onderzoeken. Artikel 6:84 BW brengt namelijk mee dat een onmogelijkheid van nakoming die is ontstaan tijdens het verzuim van Pipe Survey, voor rekening van Pipe Survey komt. Dit is alleen anders als de onmogelijkheid van nakoming valt toe te rekenen aan PGP, maar dat is hier niet aan de orde.
4.28.
De conclusie is dat de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht zal toewijzen. De wettelijke handelsrente over de opzegvergoeding is verschuldigd vanaf 17 oktober 2019, de dag van de opzegging.
Vordering F - hoofdlijnen
4.29.
PGP vordert met vordering F een geldbedrag, hoofdzakelijk schadevergoeding. PGP vordert in totaal € 929.079,57, opgebouwd als volgt:
a. Terugbetaling van het voorschotbedrag € 72.000,--
b. Reis- en verblijfskosten € 5.334,71
c. De verstrekte bankgarantie I € 104.651,82
d. Een deel van de verstrekte bankgarantie II € 26.966,13
e. Gederfd inkomen € 629.661,33
f. Schadevergoeding € 80.282,26
g. Beslagkosten inclusief rechtsbijstand € 3.408,32
h. Buitengerechtelijke kosten € 6.775,--
i. Wettelijke (handels)rente
€ nader te berekenen +
Totaal € 929.079,57
4.30.
PGP stelt in de kern dat Pipe Survey op meerdere manieren en momenten is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verbintenissen en dat Pipe Survey uiteindelijk de overeenkomst heeft opgezegd. Voor de schade die door de toerekenbare tekortkoming van Pipe Survey is ontstaan zijn Pipe Survey en P&L hoofdelijk aansprakelijk, betoogt PGP.
4.31.
Pipe Survey c.s. brengt als verweer onder meer het volgende naar voren:
  • i) er is geen voldoende grondslag aangevoerd voor de vordering tot terugbetaling van het voorschotbedrag;
  • ii) op een ander dan het laatst overeengekomen tijdschema kan PGP zich niet beroepen, Pipe Survey is niet tekortgeschoten of in verzuim geraakt;
  • iii) verschillende posten betreffen gevolgschade of indirecte schade waarvoor aansprakelijkheid in de overeenkomst is uitgesloten;
  • iv) de overeenkomst bevat op het punt van schadevergoeding een sluitende regeling die eraan in de weg staat dat meer of andere schadevergoeding wordt gevorderd dan de
  • v) diverse schadeposten zijn onvoldoende uitgewerkt, toegelicht en onderbouwd en moeten reeds om die reden worden afgewezen.
4.32.
Daarenboven betoogt Pipe Survey c.s. dat Pipe Survey op grond van de risico’s die voor haar aan de Amerikaanse sancties waren verbonden, waarbij Pipe Survey ook ernstige twijfels had over de veiligheid van haar personeel als gevolg van de aangekondigde sancties tegen Iran – en ook op grond van de dreigende betalingsonmacht van PGP – terecht de nakoming van haar verplichtingen had opgeschort, zodat zij op het moment van opzegging tijdelijk – zolang de opschorting voortduurde – niet verplicht was om te presteren.
PGP betwist dat Pipe Survey het recht had om op te schorten.
4.33.
Indien Pipe Survey terecht nakoming heeft opgeschort, is zij niet tekortgeschoten omdat zij gedurende de periode van opschorting niet hoefde te presteren.
De rechtbank acht in dit verband de volgende – samengevatte – feiten van belang.
Sinds 5 mei 2017, waarop PGP de overeenkomst had getekend en de eerste termijnbetaling had gedaan, was er weinig voor PGP merkbare voortgang. Het overeengekomen tijdschema was al verschillende malen veranderd, vooral op verzoek van Pipe Survey. Het eerste tijdschema ging uit van een start van het veldwerk in Iran rond 9 juli 2017, maar toen in mei 2018 de sancties werden aangekondigd was Pipe Survey daar nog altijd niet klaar voor. Kort na die aankondiging liet Pipe Survey aan PGP – nadat PGP verzocht om een ‘
final decision’ – weten dat zij de overeenkomst zou uitvoeren en vanwege de sancties het tempo zou versnellen. PGP had op 9 mei 2018 aangeboden om met Zagros in overleg te gaan over het wegnemen van de financiële zorgen van Pipe Survey, maar Pipe Survey heeft dat niet vervolgd. Daarna heeft PGP weer aangedrongen op het concreet maken van de mobilisatiedatum. Op 9 september 2018 schreef Pipe Survey alsnog dat zij de mobilisatie van haar materieel – waarop PGP al lange tijd aandrong – uitstelde tot 30 november 2018 “
due to uncertaincy of US sanctions affection of European companies and payments policy”. Op 5 november 2018 werden de sancties van kracht. Op 17 oktober 2019 zegde Pipe Survey de overeenkomst op zonder dat zij verder nog uitvoering had gegeven aan de overeenkomst.
4.34.
Net als het hof deed in zijn arrest van 7 september 2021 (r.o. 6.13 tot en met 6.15) trekt de rechtbank de conclusie dat Pipe Survey onder de in r.o. 4.33 samengevatte omstandigheden het recht heeft prijsgegeven om zich op opschorting te beroepen. Pipe Survey werd geconfronteerd met voor haar potentieel zeer bedreigende sancties en heeft – ondanks een aanbod om mitigerende maatregelen te treffen van PGP – na een verzoek om definitief helderheid te verschaffen over hoe zij – gelet op de aangekondigde sancties – tegenover nakoming stond, nadrukkelijk aangekondigd dat zij zou nakomen. Onder deze omstandigheden – die tot aan het beroep op opschorting niet wezenlijk waren gewijzigd – stond het Pipe Survey niet vrij om zich alsnog aan nakoming te onttrekken door middel van een beroep op opschorting. Pipe Survey was dus gehouden te presteren. Als zij niet wilde presteren, had zij nog wel de mogelijkheid om, vanwege de sancties of om andere redenen, de overeenkomst op te zeggen tegen betaling van de opzegvergoeding.
4.35.
De volgende vraag is in hoeverre Pipe Survey toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen voortvloeiend uit de overeenkomst, en in hoeverre PGP om die reden recht heeft op schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:74 BW.
4.36.
PGP stelt dat Pipe Survey toerekenbaar is tekortgeschoten door niet binnen de daarvoor overeengekomen termijnen met de mobilisatie en inspectiewerkzaamheden te beginnen. PGP stelt dat zij geen andere keus had dan tot drie keer toe een nieuw tijdschema te accepteren. Het zoeken naar een andere leverancier zou voor nog meer vertraging hebben gezorgd en beëindiging zou PGP hebben verplicht tot betaling van een vergoeding van 25 procent. Pipe Survey kwam echter geen enkel tijdschema na, ook niet het laatste dat op 5 mei 2018 mondeling werd overeengekomen. Ieder tijdschema hield fatale termijnen in. Pipe Survey gaf steeds aan niet binnen die termijnen te zullen presteren en daarom verkeerde zij op grond van artikel 6:83 sub a en c BW in verzuim. Subsidiair, voor het geval de tijdschema’s geen fatale termijnen inhielden, stelt PGP dat zij Pipe Survey – onder meer met de onder 2.6 weergegeven e-mail van 9 juli 2017, de onder 2.8 weergegeven e-mail van 2 november 2018 en het onder 2.25 weergegeven WhatsApp-bericht van 9 mei 2018 – in gebreke heeft gesteld als bedoeld in artikel 6:82 BW. Zagros, de opdrachtgever van PGP, heeft aan PGP gemeld de overeenkomst tussen haar en PGP wegens niet-nakoming te beëindigen. Aldus nog steeds PGP.
4.37.
Pipe Survey c.s. betwist dat Pipe Survey (toerekenbaar) is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de overeenkomst en in verzuim is geraakt. Zij betwist dat fatale termijnen zijn overeengekomen. Het tegendeel volgt uit het feit dat PGP nieuwe tijdschema’s heeft geaccepteerd. Het laatste tijdschema geldt, de eerdere zijn achterhaald. Pipe Survey c.s. beroept zich ook op opschorting en overmacht.
4.38.
De rechtbank hoeft niet te onderzoeken of Pipe Survey op 9 juli 2017, 12 februari 2018 en/of 19 april 2018 in verzuim is komen te verkeren, zoals PGP stelt. Partijen zijn immers na die data steeds overeengekomen het geldende tijdschema aan te passen, waardoor steeds een nieuw tijdschema bindend werd en het oude zijn gelding verloor. Dat PGP stelt dat zij geen andere keuze had dan het accepteren van de aangepaste tijdschema’s wil niet zonder meer zeggen dat zij zich het recht heeft voorbehouden om schadevergoeding te vorderen wegens schending van een met wederzijds goedvinden verlaten tijdschema. Dat tussen partijen over zulk een voorbehoud van rechten overeenstemming is bereikt is niet gesteld of gebleken.
4.39.
De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van het hof in het arrest van 7 september 2021 dat het laatst overeengekomen tijdschema van 5 mei 2018 fatale termijnen bevat, omdat deze voldoende zijn bepaald in de zin van artikel 6:83 aanhef en onder a BW. De omstandigheid dat in artikel 12 van de overeenkomst is bepaald dat “
deviations from this time schedule will have an impact on the final price of the contract” en artikel 29 van de overeenkomst de mogelijkheid geeft de overeengekomen contractsduur van twaalf maanden te verlengen “
for an undetermined period of time” rechtvaardigt niet de conclusie dat partijen met het tijdschema slechts een indicatieve termijn hebben willen overeenkomen. Ook het door Pipe Survey aangevoerde artikel 30.1, waarin uit zou worden gegaan van een situatie waarbij het tijdschema niet wordt gehaald, maakt dit niet anders. Dat partijen de tijdschema’s bij herhaling hebben aangepast doet op zichzelf niet aan het fatale karakter van de termijnen af. Uit dit oordeel volgt logischerwijs dat de rechtbank Pipe Survey c.s. niet volgt in haar betoog dat de termijn een andere dan een fatale strekking heeft (zoals bedoeld in de tenzij-bepaling van artikel 6:83 aanhef en onder a BW). De termijnen overeengekomen op 5 mei 2018 zijn uiteindelijk de termijnen waarbinnen Pipe Survey jegens PGP moest presteren.
4.40.
Ook sluit de rechtbank zich aan bij het oordeel in het tussenvonnis en in het arrest van 7 september 2021 dat Pipe Survey eind augustus 2018 een begin had moeten maken met haar inspectiewerkzaamheden.
Pipe Survey c.s. heeft bij conclusie van antwoord (randnummer 60) betoogd dat op 5 mei 2018 mobilisatie binnen drie tot vier maanden werd voorzien, dat vervolgens de werkzaamheden in Iran conform alle eerdere tijdschema’s ten minste dertien tot veertien weken in beslag zouden nemen zodat het werk in Iran eind november 2018 zou zijn afgerond. Pipe Survey c.s. heeft ter zitting echter geprotesteerd tegen het door het hof in het arrest van 7 september 2021 vastgestelde feit dat “
partijen op 5 mei 2018 hadden afgesproken dat de inspectiewerkzaamheden eind augustus 2018 zouden aanvangen in Iran”. Pipe Survey c.s. heeft ter zitting betoogd dat alleen relevant is wanneer de werkzaamheden moesten zijn afgerond, niet wanneer de werkzaamheden zouden moeten beginnen en in afwijking van haar conclusie van antwoord – en haar in eerdere procedures ingenomen standpunten – verklaard dat de feitenvaststelling onder 3.17 van het arrest van 7 september 2021 onjuist is: “
Ja, maar 3.17 is ook onjuist. (...) Op zijn vroegst 3 maanden na 4 november, dus op 4 februari 2019, moesten de werkzaamheden zijn afgerond.”
De rechtbank verwerpt dit standpunt. Waarom Pipe Survey c.s. in weerwil van haar eerdere standpunten pas begint te rekenen vanaf 4 november 2018 is niet toegelicht. Het standpunt strookt ook niet met de duur die voor de verschillende projectfasen werd voorzien in de eerdere tijdschema’s. Evenmin strookt het met de op 9 mei 2018 uitgesproken suggestie dat met heel hard werken een periode van 90 dagen genoeg zou kunnen zijn (zie onder 2.25).
De rechtbank handhaaft dus het oordeel dat onder het vierde tijdschema eind augustus 2018 moest zijn gemobiliseerd en het werk in Iran omstreeks eind november 2018 moest zijn afgerond.
Nu vaststaat dat dit niet is gebeurd, terwijl hiervoor al is geoordeeld dat overmacht niet aan de orde was en Pipe Survey het recht had prijsgegeven om zich op opschorting te beroepen (zie r.o. 4.25 tot en met 4.27 en 4.33 en 4.34), concludeert de rechtbank dat Pipe Survey sinds eind augustus 2018 in verzuim was vanwege het uitblijven van tijdige mobilisatie en vanaf eind november 2018 in verzuim was vanwege het niet afgerond zijn van de werkzaamheden in Iran.
Vordering F – schadeposten
4.41.
De rechtbank komt nu toe aan het beoordelen van de diverse schadeposten in vordering F.
4.42.
Post (a) strekt tot terugbetaling van de eerste termijnbetaling groot € 72.000,--. Die betaling is echter geen schade die wordt geleden door de toerekenbare tekortkoming van Pipe Survey. Nu de overeenkomst is opgezegd strekt de vordering ook niet tot ongedaanmaking van een prestatie die is geleverd onder een overeenkomst die later is ontbonden. De rechtbank ziet de vordering, onder aanvulling van rechtsgronden, als een vordering uit onverschuldigde betaling: op het moment van betaling bestond weliswaar een contractuele grond voor de betaling, maar daarna is de overeenkomst opgezegd en ontviel de grond voor betaling voor zover de eerste termijn van 20 procent van de contractprijs was betaald maar het werk waarop die betaling zag nog niet was verricht. Het zou immers niet logisch, redelijk of billijk zijn dat Pipe Survey de gehele betaling zou mogen behouden terwijl zij hetgeen daartegenover stond niet had verricht wegens redenen die voor haar rekening komen.
Artikel 30 van de overeenkomst (geciteerd onder 2.1 hierboven) maakt duidelijk dat een deelprijs van € 311.400,-- van de totale prijs van € 360.000,-- zag op inspectiewerk in Iran. Dat werk is geheel niet verricht. Pipe Survey kan dus niet meer hebben verdiend van de ontvangen eerste termijn van € 72.000,-- dan het resterende deel van de orderwaarde groot € 48.600,. Dit bedrag is opgebouwd uit € 36.000,-- voor
tool mobilizationen € 12.600,-- voor het trainen van zeven personeelsleden. Tot het feitelijk naar Iran overbrengen van de
toolsis het niet gekomen, dus de volledige € 36.000,-- kan niet zijn verdiend. De rechtbank gaat er echter van uit dat de voorbereidende werkzaamheden zoals aanpassingen aan de
toolsen de trektest ook uit de € 36.000,-- zouden worden bekostigd. Bij gebrek aan betere aanwijzingen zal de rechtbank er schattenderwijs van uitgaan dat van de € 36.000,-- inmiddels € 18.000,-- daadwerkelijk was verdiend en € 18.000,-- zou zijn gemoeid met het laatste voorbereidende werk en de kosten van feitelijke overbrenging van de
toolsnaar de eerste locatie in Iran.
Dat er concreet sprake is geweest van training van personeelsleden, nog voordat de instrumenten gereed en op transport waren, is niet gesteld of gebleken. Aan die mogelijkheid gaat de rechtbank voorbij.
Van post (a) zal de rechtbank dus (€ 72.000,-- minus € 18.000 =) € 54.000,-- toewijzen. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover is verschuldigd vanaf de dag van opzegging, 17 oktober 2019. De rechtbank beseft dat dit op gespannen voet staat met het reeds in de eerste bodemprocedure gegeven oordeel, waarin € 36.000,-- voor verricht werk is toegewezen aan Pipe Survey (wat gelet op het betaalde voorschot van € 72.000,-- per saldo zou moeten leiden tot terugbetaling van € 36.000,-- door Pipe Survey aan PGP). Maar de rechtbank moet oordelen naar haar nu juist voorkomt.
4.43.
Posten (b) reiskosten, (c) en (d) schade wegens ingeroepen bankgaranties, (e) gederfd inkomen en (f) een door PGP aan Zagros wegens wanprestatie verschuldigde boete zien wel op schade die, naar de rechtbank voorshands veronderstelt, is voortgevloeid uit de toerekenbare tekortkoming van Pipe Survey.
Pipe Survey c.s. beroept zich er echter op dat deze posten indirecte schade en gevolgschade betreffen en dat in de overeenkomst aansprakelijkheid voor dat soort schade is uitgesloten. Zoals in r.o. 4.17 hierboven is uitgelegd, is in artikel 19 afgesproken dat als een partij aansprakelijk is, de andere partij geen recht heeft op vergoeding van haar indirecte schade of gevolgschade, maar dat deze afspraak niet het recht op de opzegvergoeding van artikel 14 of het recht op vergoeding van andere schade dan indirecte schade of gevolgschade aantast of beperkt.
De rechtbank beschouwt reiskosten, gederfd inkomen en financiële schade als gevolg van het door Zagros inroepen van bankgaranties of opeisen van een overeengekomen boete inderdaad als indirecte schade en/of gevolgschade. Een overtuigende toelichting die tot een ander oordeel daarover dwingt is niet gegeven.
4.44.
PGP heeft betoogd dat Pipe Survey c.s. geen beroep mag doen op exoneraties omdat zij geen rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van PGP. Pipe Survey heeft – zo stelt PGP – keer op keer door verschillende ongefundeerde redenen/smoezen wanprestatie geleverd, terwijl Pipe Survey wist dat PGP, bouwend op de met Pipe Survey aangegane overeenkomst, met Zagros een overeenkomst is aangegaan op grond waarvan hetgeen PGP van Pipe Survey afnam aan Zagros diende te leveren.
De rechtbank kan zich voorstellen dat bij PGP de indruk is ontstaan dat Pipe Survey de belangen van PGP, mede in het licht van de verplichtingen van PGP jegens Zagros, aanzienlijk minder serieus nam dan haar eigen bedrijfsbelangen. Pipe Survey confronteerde PGP bij herhaling vrij laconiek met vertragingen, logistieke afwegingen en eigen agendabeperkingen en liet haar handelen en nalaten ogenschijnlijk maar in beperkte mate leiden door de belangen van PGP (en Zagros). Uit de stukken en ook de mondelinge behandeling is echter ook duidelijk geworden dat Pipe Survey zich wel degelijk serieus heeft ingespannen en ook echte zorgen had over de veiligheid van haar personeel op de diverse locaties, en later ook vanwege de risico’s die zij liep door de Amerikaanse sancties. De rechtbank heeft per saldo niet de indruk dat Pipe Survey niet te goeder trouw heeft geprobeerd na te komen. Dat zij niet altijd maximaal diplomatiek communiceerde doet daaraan niet af. Slechts onder uitzonderlijke omstandigheden kan een gemaakte afspraak buiten toepassing worden gelaten. Aan die zware maatstaf is per saldo niet voldaan. Het beroep op de exoneraties blijft dus staan.
Posten (b) tot en met (f) zullen daarom worden afgewezen.
4.45.
Post (g) ziet op beslagkosten inclusief rechtsbijstand. De rechtbank acht een vergoeding voor beslagkosten niet toewijsbaar. Dat het beslag is opgeheven, heeft op zich niet noodzakelijkerwijs invloed op het in artikel 706 Rv neergelegde recht op betaling van de kosten (vgl. MvT Inv.,
Parl. Gesch. Wijziging Rv e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 315), maar zoals Pipe Survey c.s. terecht aanvoert, is PGP in de bodemprocedure die verband hield met deze beslagen niet-ontvankelijk verklaard. De onderhavige procedure kan niet worden gezien als de hoofdzaak die is geëntameerd binnen twee weken na de gelegde beslagen. Post (g) wordt dus afgewezen.
4.46.
Post (h) ziet op buitengerechtelijke kosten groot € 6.775,--. Deze zelfde kosten worden gevorderd met vordering C en een subsidiair bedrag onder vordering E. Dat levert een dubbeltelling op. De rechtbank verwerpt om deze reden post (h).
4.47.
Voor toewijzing van wettelijke handelsrente ziet de rechtbank gelet op de aard van de toegewezen vorderingen geen ruimte.
4.48.
Voor zover PGP meent dat zij van Pipe Survey c.s. op de grondslag onrechtmatige daad meer kan vorderen dan zij onder de met Pipe Survey gesloten overeenkomst kan vorderen, heeft zij dat gelet op het beginsel van samenloop en de daarop gegronde jurisprudentie onvoldoende toegelicht. De rechtbank gaat aan dat standpunt voorbij.
Vorderingen C en E
4.49.
Onder C en E vordert PGP hoofdelijke veroordeling van Pipe Survey c.s. tot betaling van buitengerechtelijke kosten, op de grond dat deze kosten zijn gemaakt om het geschil buiten rechte op te lossen. Uit de in de dagvaarding gegeven toelichting volgt dat PGP, ongeacht welke hoofdvordering wordt toegewezen, haar buitengerechtelijke kosten primair begroot op € 6.775,-- en subsidiair op € 2.775,--.
4.50.
De rechtbank stelt vast dat dat de toegewezen vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal.
4.51.
PGP heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht die vergoeding door Pipe Survey c.s. rechtvaardigen. Niet in geschil is dat PGP Pipe Survey c.s. heeft aangeschreven bij brief van 22 oktober 2018, respectievelijk 31 oktober 2018. De inhoud en omvang van deze brief rechtvaardigt in beginsel de toewijzing van de vordering op dit punt. Beoordeeld dient te worden of de gestelde kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt (de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub c BW). In dat kader wordt aansluiting gezocht bij de wettelijke tarieven. De rechtbank zal de buitengerechtelijke incassokosten vaststellen aan de hand van het in totaal hoofdelijk toewijsbare bedrag (€ 54.000,--). Dit betekent dat Pipe Survey c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling aan PGP van een bedrag van € 1.315,-- aan buitengerechtelijke kosten.
Vordering G
4.52.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat de gevorderde kosten zien op andere kosten dan de kosten als bedoeld in de artikelen 237-240 Rv. Hiervan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering om daadwerkelijke proceskosten te betalen niet toewijsbaar is. Van vergoeding van de werkelijke proceskosten kan uitsluitend sprake zijn ingeval van buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van de procedure. PGP heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die een vergoedingsplicht ter zake van proceskosten rechtvaardigen, zodat van een volledige vergoedingsplicht, zoals hiervoor bedoeld, geen sprake kan zijn. De kosten aan de zijde van PGP worden dan ook conform het liquidatietarief, op basis van het toegewezen bedrag van € 54.000,--, begroot op:
- dagvaarding € 111,86
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten × tarief IV € 1.214,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.917,86
4.53.
De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat bij de berekening van de proceskosten is enkel het toegewezen bedrag van € 54.000,-- meegenomen en niet het bedrag van € 90.000,00 (25% van de lump sum), nu voor dat laatste bedrag geen veroordeling tot betaling is gevorderd.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.54.
Bij de beantwoording van de vraag of de rechtbank van haar in artikel 233 Rv gegeven discretionaire bevoegdheid om een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren gebruik zal maken, spelen de wederzijdse belangen een bepalende rol. Pipe Survey c.s. maakt bezwaar tegen de vordering van PGP om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, terwijl PGP geacht moet worden belang te hebben bij een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
4.55.
Nu sprake is van een in Iran gevestigde vennootschap en Pipe Survey c.s. onweersproken heeft gesteld dat PGP geen girale betalingen kan verrichten naar Nederland, is duidelijk dat Pipe Survey c.s. na een eventueel geslaagd hoger beroep, een reëel incassorisico loopt. Verhaal op PGP zal na een geslaagd hoger beroep waarschijnlijk niet of slechts beperkt mogelijk zijn. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van PGP bij directe verkrijging van het toegewezen bedrag. De rechtbank acht het ongewenst als in deze zaak executiemaatregelen worden getroffen voordat PGP dit vonnis in hoger beroep heeft kunnen laten toetsen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verstaat dat de vordering onder A geen beoordeling behoeft en dat de vordering onder B is ingetrokken,
5.2.
verklaart voor recht dat Pipe Survey ex artikel 14 van de overeenkomst van 5 mei 2017 de nakoming/levering van de voornoemde overeenkomst heeft geannuleerd, zonder dat er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor Pipe Survey c.s. hoofdelijk 25% van de lump sum, te weten € 90.000,-- aan PGP dient te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van opzegging, 17 oktober 2019,
5.3.
veroordeelt Pipe Survey c.s. hoofdelijk tot betaling van € 54.000,-- aan PGP, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van opzegging, 17 oktober 2019, tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Pipe Survey c.s. in de proceskosten van PGP, tot op heden begroot op € 6.917,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe - als Pipe Survey c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,-- voor salaris advocaat plus de kosten van betekening,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.
3242/1885

Voetnoten

1.Beide partijen hebben ter mondelinge behandeling aangegeven dat het arrest van het hof van 7 september 2021 onder 3.6 ten onrechte vermeldt dat deze mail van PGP afkomstig is.