In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] heeft een bedrijfsruimte verhuurd aan [gedaagde01] voor een huurprijs van € 2.386,39 per maand. [eiser01] eist ontruiming van de bedrijfsruimte omdat [gedaagde01] sinds het begin van de huurovereenkomst in 2018 de huur niet of te laat heeft betaald, met een totale huurachterstand van € 45.000,00. Daarnaast vraagt [eiser01] om betaling van de contractuele boete, wettelijke handelsrente en proceskosten, en om afgifte van een Europese executoriale titel, omdat [gedaagde01] in het buitenland woont.
[gedaagde01] betwist de vordering en stelt dat hij niet de juiste partij is die gedagvaard is, omdat de huurovereenkomst op naam staat van zijn Engelse Limited, [bedrijf01]. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde01] als huurder moet worden aangemerkt, omdat er onvoldoende bewijs is dat de Limited als huurder is bedoeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] de huurprijs steeds vanuit zijn privérekening heeft betaald en dat hij in de huurovereenkomst persoonlijk aansprakelijk is gesteld voor de huur.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser01] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de aanzienlijke huurachterstand en de noodzaak om de bedrijfsruimte opnieuw te verhuren. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. Tevens is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de contractuele boete, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar het verzoek om een Europese executoriale titel is afgewezen, omdat de huurachterstand door [gedaagde01] is betwist.