ECLI:NL:RBROT:2024:1622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 19-600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schuld aan de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan over de weigering van de schone lei voor een schuldenares die onder de schuldsaneringsregeling valt. De schuldenares had een nieuwe schuld van € 12.266,00 bij de Belastingdienst opgebouwd, die was ontstaan door te veel ontvangen toeslagen in de jaren 2020 tot en met 2023. De bewindvoerder heeft geadviseerd de schone lei te weigeren, omdat de schuldenares geen concrete en houdbare oplossing had aangedragen om deze nieuwe schuld in te lossen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, omdat zij niet tijdig de juiste informatie heeft verstrekt aan haar bewindvoerder en de Belastingdienst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 1 februari 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 november 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: mr. W.P. Groenendijk.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 18 augustus 2023 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 23 november 2023 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de stand van zaken.
Op 14 december 2023 heeft de rechter-commissaris de rechtbank bericht omtrent haar advies over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris heeft aan de rechtbank geadviseerd de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder toekenning van de schone lei.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 21 december 2023. Ter terechtzitting zijn verschenen en gehoord:
  • schuldenares;
  • de heer mr. C.C.W. Plaat, advocaat van schuldenares;
  • de heer mr. W.P. Groenendijk, bewindvoerder;
  • de heer G. van de Bovenkamp en de heer M. van Maurik, (voormalige) beschermingsbewindvoerder.
De advocaat van schuldenares heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft partijen op 22 december 2023 een brief gestuurd met daarin de ter zitting gemaakte afspraken.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 18 januari 2024 nader bericht.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 23 november 2023 bericht omtrent de stand van zaken. De bewindvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de schone lei moet worden geweigerd. Schuldenares heeft namelijk een nieuwe bovenmatige schuld aan de Belastingdienst laten ontstaan ter hoogte van € 12.266,00. Deze nieuwe schuld is ontstaan omdat in de jaren 2020 tot en met 2023 te veel toeslagen zijn ontvangen. Dit vanwege de inkomsten uit werk van de inwondende meerderjarige dochter. De toeslagen zijn daardoor op een lager bedrag vastgesteld. De bewindvoerder heeft verder aangegeven dat het hebben van een beschermingsbewindvoerder niet in de weg staat aan de toerekenbaarheid van het ontstaan van de nieuwe schulden aan schuldenares. Zij blijft zelf verantwoordelijk voor de juiste en tijdige nakoming van de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hieronder valt ook het tijdig stopzetten of laten bijstellen van belastingtoeslagen. Het is de bewindvoerder ook niet gebleken dat de bovenmatige nieuwe schuld aan de beschermingsbewindvoerder dient te worden toegerekend. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de stand van zaken sindsdien niet is gewijzigd.
In reactie op de mail van de advocaat van schuldenares van 17 januari 2024 heeft de bewindvoerder de rechtbank op 18 januari 2024 nader bericht. Hierin zegt de bewindvoerder – kort gezegd – het volgende. Uit het voorstel blijkt niet dat schuldenares de nieuwe schuld doormiddel van een verlenging kan inlopen. Het voorstel is niet concreet genoeg. Uit het voorstel van schuldenares blijkt alleen dat zij als zzp-er een inkomen kan verwerven van
€ 1.840,00 per vier weken. Zij stelt dat ze vrijwel dat gehele bedrag zal kunnen aanwenden om de nieuwe schuld in te lopen, maar hierbij is geen rekening gehouden met de schuldsaneringsregeling van haar partner. Daarin zal ook afgedragen moeten worden. Bovendien is in het voorstel geen rekening gehouden met de kosten die verbonden zijn aan het werken als zzp-er en met reserveringen voor bijvoorbeeld inkomstenbelasting. Het is niet duidelijk wat er netto van de genoemde inkomsten overblijft. Schuldenares had daar in haar voorstel rekening mee moeten houden. Schuldenares heeft bovendien geen toestemming gekregen om als zzp-er te mogen starten. In de schuldsaneringsregeling mag dit in principe ook niet. Zij voldoet ook niet aan de voorwaarden om als zzp- er te mogen werken. Indien schuldenares wel om toestemming zou vragen, dan zou de bewindvoerder daar negatief over adviseren. De bewindvoerder handhaaft zijn advies om de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te beëindigen.
Standpunt beschermingsbewindvoerder
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat schuldenares hem niet op de hoogte heeft gesteld van het inkomen van haar meerderjarige inwonende dochter. Daarnaast heeft de beschermingsbewindvoerder ter zitting verklaard dat hij maandelijks een afschrift van de beheerrekening naar schuldenares stuurt. Zowel per e-mail als per post. Schuldenares kan dus zien wat er op de beheerrekening binnenkomt. Ook met betrekking tot haar toeslagen.
Standpunt schuldenares
Schuldenares stelt zich op het standpunt dat zij niet verantwoordelijk is voor de nieuwe schuld die is ontstaan bij de Belastingdienst. Zij heeft verklaard dat zij de beschermingsbewindvoerder telefonisch heeft geïnformeerd over het inkomen van haar dochter. Bovendien heeft zij de beschermingsbewindvoerder eerder op de hoogte gesteld van de situatie dat haar dochter een baan heeft. In dit kader heeft zij ter zitting een bericht aan de beschermingsbewindvoerder van 27 oktober 2020 overgelegd. De beschermingsbewindvoeder heeft verder geen informatie opgevraagd over de baan van haar dochter. Dit had hij wel moeten doen. Ook heeft schuldenares geen inzicht in de toeslagen. Zij weet slechts dat er toeslagen zijn, maar verder heeft zij daar geen overzicht van. Dit ligt bij de beschermingsbewindvoerder.
De advocaat van schuldenares heeft ter zitting aangevoerd dat de schone lei kan worden verleend, omdat de nieuwe schuld niet aan schuldenares te verwijten valt. Indien de beschermingsbewindvoerder zijn werk had gedaan, dan was deze nieuwe schuld niet ontstaan. Ook was de nieuwe schuld dan niet toegenomen. Schuldenares heeft bovendien meerdere malen gemeld dat zij niet te tevreden is over haar beschermingsbewindvoerder. Voor zover geen schone lei wordt verleend, dient schuldenares in de gelegenheid te worden gesteld om de nieuwe schuld in te lopen doormiddel van een verlenging. De schuldsaneringsregeling kan nog een keer met twaalf maanden worden verlengd.
De advocaat van schuldenares heeft de bewindvoerder op 17 januari 2024 een voorstel gedaan om de nieuwe schuld in te lopen. Dit voorstel komt er – kort gezegd – op neer dat de schuldsaneringsregeling met één jaar verlengd wordt, waarbinnen schuldenares de nieuwe schuld aan de Belastingdienst kan aflossen. Schuldenares heeft telefonisch met de bewindvoerder besproken dat zij als zelfstandige werkzaam zal zijn. Van de bewindvoerder begreep zij dat dit mag, zolang zij netto meer gaat verdienen dan zij voorheen deed en de schuldeiseres hiermee niet worden benadeeld. Zij verricht sinds 10 januari 2024 werkzaamheden als zzp-er. Zij werkt voor een vergoeding van € 23,00 per uur voor 20 uur in de week als hulp in de huishouding. Dit komt neer op een inkomen van € 1.840,00 per vier weken en dat is hoger dan haar eerdere inkomen. Schuldenares kan, gezien het inkomen van haar echtgenoot en het feit dat het gezin zuinig leeft, vrijwel dat volledige bedrag aanwenden ter aflossing van de nieuwe schuld. Zij kan de nieuwe schuld aan de Belastingdienst dan ook ruimschoots binnen één jaar aflossen.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 64.390,95 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Ter zitting is besproken dat er een nieuwe schuld is ontstaan bij de Belastingdienst van
€ 12.266,00. De rechtbank volgt de stelling dat schuldenares geen verwijt valt te maken bij het ontstaan van deze nieuwe schuld niet. De rechtbank merkt allereerst op dat van schuldenares een actieve houding wordt verwacht bij de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling. Schuldenares heeft daarbij in principe een eigen verantwoordelijkheid om aan de verplichtingen te voldoen. Met schuldenares is tijdens het verhoor van 4 november 2022 gesproken over de nieuwe schuld bij de Belastingdienst. De nieuwe schuld is sindsdien opgelopen. Schuldenares stelt evenwel dat zij de beschermingsbewindvoerder tijdig op de hoogte heeft gesteld over het inkomen van haar inwonende meerderjarige dochter. De beschermingsbewindvoerder zou hebben nagelaten dit door te geven aan de Belastingdienst. De beschermingsbewindvoerder zegt dat schuldenares hem daarvan niet op de hoogte heeft gesteld. Het is aan schuldenares om aannemelijk te maken dat de nieuwe schuld niet aan haar kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank is zij hier niet in geslaagd. Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij de beschermingsbewindvoerder niet heeft verteld wat voor baan haar dochter heeft. Ook heeft zij de beschermingsbewindvoerder niet verteld wat de hoogte van het inkomen van haar dochter was. De rechtbank stelt daarom vast dat sprake is van een nieuwe schuld bij de Belastingdienst van € 12.266,00. In de schuldsaneringsregeling is het niet toegestaan om nieuwe schulden te laten ontstaan. Deze tekortkoming staat in de weg aan de beëindiging van de schuldsaneringsregeling met een schone lei.
De rechtbank ziet geen aanleiding om schuldenares via (nog) een verlenging de kans te geven de tekortkoming te compenseren. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doen aan de ernst van de tekortkoming. Aan schuldenares is reeds meerdere malen de kans gegeven om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Zij heeft deze kans(en) niet aangegrepen. Door schuldenares is bovendien geen concrete en houdbare oplossing aangedragen om de nieuwe schuld in te lopen. Schuldenares heeft weliswaar verklaard de nieuwe schuld in te willen lossen en heeft in dat kader een voorstel aan de bewindvoerder gedaan, maar de rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat hiermee de nieuwe schuld wordt ingelost. Volgens het voorstel verdient schuldenares
€ 23,00 per uur en werkt zij 20 uur per week. Zij zou € 1.840,00 per vier weken verdienen. Schuldenares stelt dat zij vrijwel dit gehele bedrag kan afdragen aan de boedel. Dit gelet op het inkomen van haar echtgenoot en omdat haar gezin zuinig leeft. Schuldenares heeft in haar berekening echter geen rekening gehouden met het feit dat haar partner, met wie zij in gemeenschap van goederen is gehuwd, ook in de wettelijke schuldsaneringsregeling zit. Hierdoor moet het volledige inkomen van schuldenares ook worden meegenomen in de boedelafdracht van haar partner. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat schuldenares € 1.840,00 per vier weken zal kunnen afdragen. Het voorstel van schuldenares is bovendien gebaseerd op haar (nieuwe) werkzaamheden als zzp-er. Schuldenares heeft bij haar voorstel geen rekening gehouden met de kosten en risico’s die gepaard gaan met het werk als zzp-er (bijvoorbeeld belastingen en verzekeringen). De rechtbank kan op basis van het gedane voorstel dan ook niet vaststellen wat het daadwerkelijk netto inkomen van schuldenares zal zijn. Het is dan ook niet duidelijk in hoeverre schuldenares de nieuwe schuld tijdig en volledig kan inlossen.
De rechtbank heeft verder nog in haar beslissing meegenomen dat het in principe niet is toegestaan om binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling aan de slag te gaan als zzp-er. In het uitzonderlijke geval dat een schuldenaar als zzp-er aan de slag mag gaan, dan is hier toestemming van de rechter-commissaris voor nodig. Aan schuldenares is geen toestemming verleend om als zzp-er te gaan werken. Zij heeft dit ook niet gevraagd. Voor zover schuldenares als zzp-er wilt blijven werken, dan moet daar ook toestemming voor worden gevraagd aan de rechter-commissaris. Dit is ook (nog) niet gebeurd. Het is dan ook niet duidelijk of schuldenares haar nieuwe werkzaamheden als zzp-er kan en mag voortzetten. Daardoor is ook niet duidelijk in hoeverre het (nieuwe) inkomen blijvend is en wat dit voor gevolgen heeft voor het gedane voorstel.
Dat bovengenoemde tekortkoming schuldenares niet te verwijten is, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de behandeling van de eerdere voordracht tot tussentijdse beëindig van 27 mei 2020, het verhoor op 7 december 2020 door de rechter-commissaris, de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 22 juni 2021, de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 7 juni 2022, het verhoor door de rechter-commissaris van 18 maart 2022, de behandeling van de eerdere voordracht tot tussentijdse beëindiging van 26 augustus 2022, het verhoor op 4 november 2022 door de rechter-commissaris, het verhoor van 9 oktober 2023 door de rechter-commissaris, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen op 18 november 2023;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.180,22;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.