Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- schuldenares;
- de heer mr. J.M. van der Linden, advocaat van schuldenares;
- de heer M.A.T. Noordzij, bewindvoerder.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2024 uitspraak gedaan over de weigering van de schone lei voor de schuldenares in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder had op 7 november 2023 verslag uitgebracht over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, waarbij bleek dat de schuldenares nieuwe schulden had laten ontstaan en een boedelachterstand had van € 3.980,02. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 werd duidelijk dat de boedelachterstand inmiddels was opgelopen tot ongeveer € 5.362,05, en dat de schuldenares geen plan van aanpak had overgelegd om deze achterstand in te lopen.
De rechtbank overwoog dat de schuldenares niet voldoende had aangetoond dat zij in staat was om de boedelachterstand en nieuwe schulden tijdig in te lopen. De schuldenares had weliswaar verklaard bereid te zijn om middels een verlenging de achterstand in te lossen, maar de rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenares van dusdanige aard waren dat een verlenging niet gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares niet in aanmerking kwam voor een schone lei, omdat zij niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank stelde tevens het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 3.513,11. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.