ECLI:NL:RBROT:2024:1619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 20-1596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schulden en boedelachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2024 uitspraak gedaan over de weigering van de schone lei voor de schuldenares in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder had op 7 november 2023 verslag uitgebracht over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, waarbij bleek dat de schuldenares nieuwe schulden had laten ontstaan en een boedelachterstand had van € 3.980,02. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 werd duidelijk dat de boedelachterstand inmiddels was opgelopen tot ongeveer € 5.362,05, en dat de schuldenares geen plan van aanpak had overgelegd om deze achterstand in te lopen.

De rechtbank overwoog dat de schuldenares niet voldoende had aangetoond dat zij in staat was om de boedelachterstand en nieuwe schulden tijdig in te lopen. De schuldenares had weliswaar verklaard bereid te zijn om middels een verlenging de achterstand in te lossen, maar de rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de schuldenares van dusdanige aard waren dat een verlenging niet gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de schuldenares niet in aanmerking kwam voor een schone lei, omdat zij niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank stelde tevens het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 3.513,11. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 januari 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 8 februari 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: M.A.T. Noordzij.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 7 november 2023 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 28 december 2023 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 8 januari 2024. Ter terechtzitting zijn verschenen en gehoord:
  • schuldenares;
  • de heer mr. J.M. van der Linden, advocaat van schuldenares;
  • de heer M.A.T. Noordzij, bewindvoerder.
De advocaat van schuldenares heeft ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 28 december 2023 bericht omtrent de laatste stand van zaken. Uit de laatste stand van zaken blijkt dat schuldenares tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen die vanuit de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar van toepassing zijn. Die tekortkomingen zien volgens de bewindvoerder op de informatieverplichting, de sollicitatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. De boedelachterstand bedraagt volgens de laatste stand van zaken, tot en met november 2023, € 3.980,02. Daarnaast heeft schuldenares meerdere nieuwe schulden laten ontstaan. Dit betreft nieuwe schulden aan de zorgverzekeraar (ad € 692,81), de Belastingdienst (ad € 489,--) en de gemeente Rotterdam (ad € 7.721,46). Schuldenares heeft van augustus 2022 tot en met februari 2023 naast haar loon een uitkering van de gemeente Rotterdam ontvangen. Schuldenares heeft verzuimd bij de gemeente Rotterdam melding te maken van haar baan, waardoor een terugvordering is ontstaan van € 7.721,46. In totaal heeft schuldenares € 8.903,27 aan nieuwe schulden laten ontstaan. Schuldenares heeft na het verhoor weliswaar verbeteringen getoond in haar informatieveprlichting, maar heeft geen plan van aanpak overgelegd over hoe zij de nieuwe schulden en de boedelachterstand wil inlopen. De tekortkomingen zijn van dusdanige aard dat schuldenares niet in staat zal zijn om deze binnen een eventuele verlenging van de regeling ter herstellen.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat de situatie sinds het bericht van 28 december 2023 iets is gewijzigd. Bij het bericht van 28 december 2023 was de boedelachterstand berekend tot en met november 2023. De bewindvoerder heeft sinds het verhoor van 21 augustus 2023 geen afdrachten meer ontvangen, zodat de boedelachterstand hoger uitvalt. Indien de maand december 2023 wordt meegerekend, dan bedraagt de boedelachterstand ongeveer € 4.653,02. Indien januari 2024 ook mee wordt gerekend, dan bedraagt de boedelachterstand ongeveer € 5.362,05. Deze bedragen kunnen iets afwijken, omdat schuldenares nog geen inkomensspecificaties heeft overgelegd. Voorts heeft de bewindvoerder benadrukt dat schuldenares geen sanerningsgezinde houding heeft getoond. Tijdens de schuldensaneringsregeling zijn nauwelijks afdrachten ontvangen. Het plan van aanpak om de boedelachterstand en de nieuwe schulden in te lopen, heeft de bewindvoerder in de ochtend van 8 januari 2024 ontvangen.
In reactie op hetgeen schuldenares en haar advocaat ter zitting naar voren hebben gebracht, heeft de bewindvoerder desgevraagd verklaard er geen vertrouwen in te hebben dat de tekortkomingen middels een verlenging worden herstelt. Rekening houdende met de betaling van schuldenares van € 450,-- en de betalingsregelingen die zij heeft afgesloten met de zorgverzekeraar en de Belastingdienst, zou nog een bedrag openstaan van ongeveer
€ 13.570,--. Dit betreft de boedelachterstand en de nieuwe schulden. Bovendien heeft schuldenares sinds het afgelopen verhoor slechts € 450,-- bij elkaar gespaart, terwijl zij gezien haar inkomen meer geld zou moeten overhouden. Zij had inmiddels al een aanzienlijk bedrag bij elkaar gespaard kunnen en moeten hebben. Ook zijn de nieuwe schulden niet te goeder trouw. De nieuwe schuld bij de gemeente Rotterdam is in het bijzonder een groot obstakel. De wijze waarop schuldenares zich gedurende deze schuldsaneringsregeling heeft gedragen past niet binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Standpunt schuldenares
Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat het voor haar onduidelijk was wat haar vrij te laten bedrag was en welk bedrag zij moest afdragen. Doormiddel van de tussentijdse verslagen is dat inmiddels helder geworden. Schuldenares had echter geen afdracht verricht, omdat de naam die bij het bankrekeningnummer van de bewindvoerder stond aangegeven haar vreemd voor kwam. Zij heeft in de afgelopen periode € 450,-- gespaard. Dit is inmiddels overgemaakt naar de boedelrekening. Voorts heeft zij inmiddels, sinds een jaar, betalingsregelingen met de Belastingdienst en de zorgverzekeraar. Schuldenares heeft bovendien ter zitting verklaard bereid te zijn om middels een verlenging de boedelachterstand en nieuwe schulden in te lossen. Zij heeft een plan van aanpak gemaakt om deze in te lossen. Schuldenares heeft gedurende de schuldsaneringsregeling ondoordacht en impulsief gehandeld en daardoor naar eigen zeggen impulsaankopen gedaan. Zij dacht ten onrechte dat ze haar financiën zelf kon regelen. Schuldenares is inmiddels, na een gesprek te hebben gehad met haar advocaat en haar psycholoog, tot de conclusie gekomen dat zij (financiële) hulp nodig heeft. Zij heeft zich aangemeld bij een beschermingsbewindvoerder en heeft spijt van haar acties.
De advocaat van schuldenares heeft ter zitting aangevoerd dat de boedelachterstand die is ontstaan niet geheel aan schuldenares valt toe te rekenen. Hij heeft ter zitting gesteld dat, gezien het verloop van het dossier, de helft van de boedelachterstand ervanaf dient te worden gehaald. Uit het dossier komt naar voren dat schuldenares steeds verschillende bedragen moest afdragen. Dit vanwege de herberekeningen die de bewindvoerder heeft moeten maken in verband met het vrij te laten bedrag. Schuldenares heeft geen waarschuwingen gekregen van die wijzigingen, waardoor de schade onnodig is opgelopen. Het had op de weg van de bewindvoerder en de rechter-commissaris gelegen om schuldenares te waarschuwen en eerder aan de bel te trekken. Zij hadden eerder het gesprek moeten aangaan met schuldenares en haar nadrukkelijke op de consequenties van de tekortkomingen moeten wijzen. De rechter-commissaris had bovendien aan schuldenares, als voorwaarde voor het voortzetten van de schuldsaneringsregeling, kunnen en moeten opleggen dat schuldenares onder beschermingsbewind had gemoeten. Er hebben weliswaar een aantal verhoren met de rechter-commissaris plaatsgevonden, maar hierin zijn geen duidelijke afspraken gemaakt over de wijze van voortzetting van de schuldsaneringsregeling. Schuldenares heeft een baan en afloscapaciteit. Zij is in staat om op de boedelachterstand en nieuwe schulden in te lopen. Schuldenares is aangemeld bij beschermingsbewind. Daarin ligt dan ook de waarborg voor het correct nakomen van de verplichtingen die gelden in het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 81.134,81 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Ter zitting is besproken dat sprake is van een boedelachterstand. Deze bedraagt tot en met december 2023 ongeveer € 4.653,02. Indien het door schuldenares gespaarde (en inmiddels naar de boedelrekening overgemaakte) bedrag van € 450,-- van deze achterstand wordt afgetrokken, zou nog altijd sprake zijn van een aanzienlijke boedelachterstand. Daarmee staat vast dat schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van haar afdrachtverplichting. Daarnaast zijn er meerdere nieuwe schulden ontstaan van in totaal € 8.903,27. Het gaat dan om nieuwe schulden bij de zorgverzekeraar (ad € 692,81), de Belastingdienst (ad € 489,--) en de gemeente Rotterdam (ad € 7.721,46). Schuldenares heeft bij de zorgverzekeraar een betalingsregeling van € 43,30 per maand lopen. Daarnaast heeft schuldenares een betalingsregeling bij de Belastingdienst lopen van € 23,00 per maand. De hoogte van deze nieuwe schulden is derhlave naar alle waarschijnlijkheid lager. Dit neemt echter niet weg dat sprake is van nieuwe schulden. In de schuldsaneringsregeling is het niet toegestaan om nieuwe schulden te laten ontstaan. Deze tekortkomingen staan in de weg aan de beëindiging van de schuldsaneringsregeling met een schone lei.
De rechtbank ziet geen aanleiding om schuldenares via een verlenging de kans te geven om de tekortkomingen te compenseren. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doen aan de ernst van de tekortkomingen. Schuldenares heeft bovendien niet aangetoond dat zij de boedelachterstand én de nieuwe schulden middels een verlenging kan en zal inlossen. Ter zitting is gebleken dat er een openstaand bedrag resteert van ongeveer
€ 13.570,--. Hierbij is rekening gehouden met de lopende betalingsregelingen én de betaling van € 450,--. Schuldenares heeft weliswaar verklaard de boedelachterstand en nieuwe schulden in te willen lossen en heeft in dat kader een plan van aanpak aan de rechtbank overgelegd, maar hierin wordt slechts uitgegaan van een nog in te lopen bedrag van
€ 11.221,46. Deze gaat ten onrechte uit van een boedelachterstand van € 3.500,-- en de nieuwe schuld bij de Gemeente Rotterdam ad € 7.721,46. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat schuldenares gedurende de regeling en in het bijzonder sinds het verhoor van 21 augustus 2023 geen, althans onvoldoende, actie heeft ondernomen om de boedelachterstand en nieuwe schulden in te lopen. Sinds het verhoor van agustus 2023 heeft zij geen afdrachten verricht. Zij heeft slechts € 450,-- gespaard. Deze € 450,-- heeft schuldenares pas vlak voor de zitting van 8 januari 2024 overgemaakt naar de boedelrekening. Schuldenares heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat zij voldoende kan en zal afdragen om de gehele boedelachterstand en alle nieuwe schulden tijdig in te lopen.
De rechtbank volgt de stelling dat een deel van de boedelachterstand (de helft daarvan) dient te worden verminderd, omdat de boedelachterstand schuldenares niet geheel valt toe te rekenen, niet. Met schuldenares is meerdere malen besproken dat de tekortkomingen opgelost dienen te worden. Met schuldenares is tijdens het verhoor van 31 maart 2023 besproken dat zij (financiële) hulp kan zoeken door beschermingsbewind aan te vragen. Schuldenares heeft toen aangegeven zelf haar zaken te willen regelen. Schuldenares heeft vervolgens geen, althans onvoldoende, actie ondernomen om de tekortkomingen te herstellen. Ook heeft schuldenares tijdens de schuldsaneringsregeling verzaakt om de gemeente Rotterdam tijdig te informeren over haar nieuwe baan, waardoor schuldenares onterecht een uitkering heeft genoten. Deze nieuwe schuld is naar haar aard niet te goeder trouw. Deze gedragingen passen niet binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarin van schuldenares een actieve houding wordt verwacht bij de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling. Schuldenares heeft een eigen verantwoordelijkheid om aan de verplichtingen te voldoen. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris gehouden op 31 maart 2023 en na het verhoor door de rechter-commissaris gehouden op 21 augustus 2023, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. Schuldenares heeft geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot weigering van de schone lei dienen te leiden.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen op 8 februari 2024;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 3.513,11;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.