ECLI:NL:RBROT:2024:1618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 20-1223 en FT EA 20-1224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling door tekortkomingen van schuldenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2024 uitspraak gedaan over de weigering van de schone lei voor schuldenaren die onder de schuldsaneringsregeling vallen. De schuldenaren, een echtpaar, hebben een koopwoning met aanzienlijke overwaarde, maar hebben niet meegewerkt aan de verkoop van deze woning. Dit gebrek aan medewerking heeft geleid tot benadeling van de schuldeisers, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren tekort zijn geschoten in hun verplichtingen, waaronder de informatieverplichting en de afdrachtplicht. De bewindvoerder heeft op 4 januari 2024 gerapporteerd dat de schuldenaren niet hebben voldaan aan hun verplichtingen, wat heeft geleid tot het advies om geen schone lei te verlenen. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 is de situatie verder besproken, waarbij de advocaat van de schuldenaren pleitte voor een verlenging van de regeling om hen de kans te geven alsnog aan de verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de schuldenaren al meerdere kansen hebben gehad om hun situatie te verbeteren, maar deze niet hebben benut. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigering van de schone lei gerechtvaardigd is, gezien de aanzienlijke overwaarde van de woning en de totale schuldenlast van de schuldenaren. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de verplichtingen van de schuldenaren eindigen op 18 november 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 januari 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 november 2020 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar 1],
en,
[schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenaren,
bewindvoerder: mr. P.A. Loeff.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft op 15 augustus 2023 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 14 november 2023 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent zijn advies over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 30 november 2023 heeft de rechter-commissaris de rechtbank bericht omtrent haar advies over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris heeft aan de rechtbank geadviseerd de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder toekenning van de schone lei.
Op 4 januari 2024 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 8 januari 2024. Ter zitting van 8 januari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • [schuldenaar 1], schuldenaar;
  • [schuldenares], schuldenares;
  • mevrouw mr. B. Ozates, advocaat van schuldenaren;
  • de heer E.S. Madram, Tolk;
  • de heer mr. P.A. Loeff, bewindvoerder.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 4 januari 2024 bericht omtrent de laatste stand van zaken. Uit de laatste stand van zaken blijkt dat schuldenaren tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen die vanuit de wettelijke schuldsaneringsregeling op hun van toepassing zijn. Die tekortkomingen zien volgens de bewindvoerder op de informatieverplichting, de afdrachtplicht en het niet willen mee werken aan de verkoop van hun woning. Deze wonning heeft een aanzienlijke overwaarde. Uit de recentelijk door schuldenaren overgelegde bankmutaties blijkt bovendien dat er grote bedragen zijn bij- en afgeschreven. Dergelijke grote uitgaven passen niet binnen een schuldsaneringsregeling. Ook blijkt uit de budgetbeheerrekening dat er een bedrag van € 14.938,10 aan reserves bij de Kredietbank aanwezig zou zijn of zou zijn geweest. Dit bedrag is niet aan de boedel afgedragen. De bewindvoerder adviseert om geen schone lei te verstrekken.
Ter zitting heeft de bewindvoerder aanvullend verklaard dat hij pas sinds september 2023 bij het dossier betrokken is. Het proces omtrent het al dan niet verkopen van de woning heeft inderdaad lang geduurd. Dit komt echter mede doordat schuldenaren een aantal keer van standpunt zijn gewisseld over het al dan niet meewerken aan de verkoop van de woning. Daarnaast bestond er nog onduidelijkheid over het wel of niet in gang zetten van een verdelingsprocedure. Indien de ex-partner van schuldenaar niet meewerkt aan de verkoop van de woning, dan kan via een procedure om een vervangende handtekening worden verzocht. Op dit moment zit er echter geen geld in de boedel om een procedure te starten, het ligt dus voor de hand om eerst de woning te verkopen en vervolgens te kijken naar de verdeling. Het is weliswaar aannemelijk dat de ex-partner van schuldenaar aanspraak maakt op een deel van de overwaarde, maar het is nog de vraag op welk deel zij dan recht heeft. Dit neemt echter niet weg dat in ieder geval sprake is van een forse overwaarde van
€ 110.000,-- van de woning en dat er een aanzienlijk bedrag van € 14.928,10 aan reserves staat of stond bij de Kredietbank. Deze bedragen dienen ten goede te komen aan de boedel. Het past niet binnen het systeem van de wettelijke schuldsaneringsregeling om tegen de schuldeisers, die samen een totale schuldvordering hebben van ruim € 90.000,--, te zeggen dat zij geen verhaalsrecht hebben op deze bedragen, terwijl schuldenaren de schone lei krijgen.
Standpunt schuldenaren
De advocaat van schuldenaren heeft ter zitting het standpunt ingenomen om schuldenaren wel de schone lei te verlenen of de schuldsaneringsregeling te verlengen om hen zodoende een kans te geven de schone lei alsnog te verdienen. Hiertoe is aangevoerd dat er gedurende lange tijd niks is ondernomen met betrekking tot het al dan niet verkopen van de woning. De verkoop van de woning is weliswaar aan het begin van de schuldsaneringsregeling ter sprake gekomen, maar er zijn vervolgens langere tijd geen verdere stappen ondernomen. Zo zou er gekeken worden of er een verdelingsprocedure zou moeten worden gestart, aangezien de ex-partner van schuldenaar niet wil meewerken aan de verkoop van de woning. Dit is nog steeds niet duidelijk. Indien aan het begin van de regeling meer actie was ondernomen, dan hadden schuldenaren wellicht andere keuzes gemaakt, zoals een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De wijze waarop het al dan niet verkopen van de woning gedurende de regeling is opgepakt dient nu niet voor rekening en risico van schuldenaren te komen. Voorts gaat de bewindvoerder er onterecht vanuit dat € 110.000,-- aan overwaarde naar schuldenaren zal gaan. De ex-partner van schuldenaar maakt immers aanspraak op de helft van dat bedrag. Verder speelt nog mee dat een verhuizing met zich meebrengt dat schuldenaren duurder zouden moeten gaan wonen. Dit is nadelig voor de boedel.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de (resterende) schuldenlast niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaren toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van artikel 295 Fw omvat de boedel de goederen van schuldenaren ten tijde van de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die zij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgen. In onderhavig geval behoort tot die goederen de woning van schuldenaren. In de wettelijke schuldsaneringsregeling geldt als uitgangspunt dat de woning van schuldenaren wordt verkocht. De overwaarde dient vervolgens ten goede te komen aan de schuldeisers. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van dit uitgangspunt afgeweken.
In dit geval bedraagt de marktwaarde van de woning € 335.000,--, terwijl de hypotheekschuld € 225.000,-- bedraagt. De rechtbank stelt daarmee vast dat er thans een aanzienlijke overwaarde is van de woning van € 110.000,--. Zelfs indien de stelling van de advocaat van schuldenaren wordt gevolgd dat de helft van de overwaarde ten goede komt aan de ex-partner van schuldenaar, dan resteert nog steeds een aanzienlijk bedrag van
€ 55.000,--. Daartegenover staat een totale schuldenlast van € 96.945,22. Indien de overwaarde in de boedel zou vloeien, dan zou aan de schuldeisers dus een aanzienlijk bedrag ten goede komen. Schuldenaren hebben echter te kennen gegeven niet mee te willen werken met de verkoop van hun woning. Schuldenaren hebben gedurende de regeling steeds hun standpunt aangepast met betrekking tot het al dan niet willen verkopen van de woning. Met hen is meerdere malen uitvoerig gesproken over de verkoop van de woning. Zo zijn schuldenaren er bij de toelatingszitting al op gewezen dat de woning in beginsel verkocht moet worden. De verkoop van de woning is bovendien nadrukkelijk besproken bij het verhoor door de rechter-commissaris op 14 april 2021 en bij het verhoor door de rechter-commissaris op 31 maart 2023. De rechtbank is van oordeel dat schuldenaren vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling voldoende op de hoogte waren, althans hadden moeten en kunnen zijn, van de binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling geldende uitgangspunten. De rechtbank ziet tegen deze achtergrond geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de woning verkocht had moeten worden. Aangezien schuldenaren niet hebben meegewerkt met de verkoop van de woning, levert dit een benadeling van de schuldeisers op. Deze benadeling staat reeds in de weg aan de beëindiging van de schuldsaneringsregeling met een schone lei.
De rechtbank ziet geen aanleiding om schuldenaren via een verlenging de kans te geven om alsnog de schone lei te verdienen. Aan schuldenaren is reeds meerdere malen de kans gegeven om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Zij hebben deze kans(en) niet aangegrepen. Door schuldenaren is bovendien ook geen houdbare oplossing aangedragen om de overwaarde van de woning op een andere manier aan de boedel te compenseren.
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot weigering van de schone lei dienen te leiden.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenaren toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaren eindigen op 18 november 2023;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.467,30;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.