ECLI:NL:RBROT:2024:1611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 23-168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens toerekenbare tekortkomingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2024 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar was in 2023 in de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar de bewindvoerder heeft verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen vanwege toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling. De rechter-commissaris heeft op 14 november 2023 ingestemd met dit verzoek.

Tijdens de zitting op 8 januari 2024 zijn de schuldenaar, diens partner, de beschermingsbewindvoerder en de bewindvoerder gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar tekort is geschoten in de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. Er zijn nieuwe schulden ontstaan en de boedelachterstand kon niet correct worden berekend door het ontbreken van de juiste informatie. De rechtbank oordeelt dat de schuldenaar, ondanks eerdere waarschuwingen van de rechter-commissaris, niet voldoende heeft gedaan om aan de verplichtingen te voldoen.

De rechtbank heeft besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 1.979,74, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 januari 2024
Bij vonnis van deze rechtbank van 17 mei 2023 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: M. den Uil.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 14 november 2023 met dit verzoek ingestemd.
Ter terechtzitting van 8 januari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • [schuldenaar], schuldenaar,
  • [naam], partner van schuldenaar,
  • de heer C. Mulder en mevrouw K. Wouts, beschermingsbewindvoerder,
  • mevrouw M. den Uil, bewindvoerder.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Voor de standpunten van de rechter-commissaris, de bewindvoerder, de beschermingsbewindvoerder en schuldenaar verwijst de rechtbank naar de desbetreffende gedingstukken en het verhandelde ter zitting.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 40.013,96 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat er tekortkomingen bestaan ten aanzien van de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. Daarnaast zijn er meerdere nieuwe schulden ontstaan en kan de boedelachterstand niet correct worden berekend in verband met het ontbreken van de juiste informatie. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 12 juli 2023 en na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 17 augustus 2023, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest. De rechtbank ziet geen aanleiding om schuldenaar via een verlenging de kans te geven om de tekortkomingen te compenseren. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank geen haalbare mogelijkheid zijn.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 1.979,74;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.