ECLI:NL:RBROT:2024:1592

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
ROT-24-1037
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluit HOV-busverbinding Rotterdam

Op 1 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een verkeersbesluit van de gemeente Rotterdam. Dit besluit betreft de aanleg van een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)-busverbinding tussen Rotterdam Centraal en Zuidplein, waarbij buslijn 32 wordt gewijzigd. Verzoekers, bewoners van het wooncomplex Tunnelzicht, vrezen voor trillingsschade aan hun gebouw door de nieuwe route van buslijn 32, die dicht langs hun woning zal rijden. Ze hebben alternatieve routes voorgesteld en verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het verkeersbesluit niet uitgevoerd zou worden totdat hun bezwaren zijn behandeld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat hij geen spoedeisend belang zag dat zwaarder woog dan de belangen van de gemeente en de RET. De rechter oordeelde dat de argumenten van verzoekers, zoals de vrees voor trillingsschade en verkeersveiligheid, niet voldoende onderbouwd waren. Bovendien werd gesteld dat de werkzaamheden aan het kruispunt zonder vertraging moesten doorgaan. De voorzieningenrechter benadrukte dat de bezwaren van verzoekers in de bezwaarprocedure verder behandeld kunnen worden, maar dat de uitvoering van het verkeersbesluit niet geschorst kon worden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1037

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

[verzoekster], uit [plaatsnaam] , verzoekster
samen te noemen: verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. A. Zonneveld)

derde-partij: Rotterdamse Electrische Tram N.V. ( RET )

(gemachtigde: mr. M.H.W. Blank)

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 15 december 2023 heeft het college het ‘Verkeersbesluit HOV-verbinding Rotterdam CS en Zuidplein, aansluiting op buslijn 32 en medegebruik noordzijde Maastunnel’ bekendgemaakt (het verkeersbesluit). Het besluit is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 15 december 2023, met kenmerk 23/002273-AS23/11528.
1.2.
Verzoekers hebben tegen dit verkeersbesluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, vergezeld van [naam 1] en [naam 2] , de gemachtigde van het college met [naam 3] , en de gemachtigde van de RET met [naam 4] .

Totstandkoming van het besluit

2.1.
De gemeente Rotterdam heeft, in samenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en de RET , besloten dat er een Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)-busverbinding komt tussen de hoofdstations Rotterdam Centraal en Zuidplein. De HOV-bus zal (in beginsel) acht keer per uur gaan rijden over een gemarkeerde busbaan op het traject Rotterdam Centraal – Weena – Henegouwerlaan – ’sGravendijkwal – Maastunnel – Dorpsweg – Wielewaalstraat – Carnissesingel – Zuidplein (de Maastunnelcorridor), in beide richtingen. Deze route is vastgelegd in het Vervoerplan 2024, dat door de RET samen met de MRDH is vastgesteld. De HOV-bus gaat de huidige buslijn 44 vervangen. Volgens plan zullen de – elektrische – bussen gaan rijden vanaf 8 april 2024.
2.2.
Een onderdeel van het genoemde vervoerplan is dat de route van buslijn 32 wordt gewijzigd, zodat deze aansluit op de HOV-lijn. Buslijn 32 loopt in de nieuwe situatie via het kruispunt van de ’s-Gravendijkwal met de Rochussenstraat, en dus langs het wooncomplex Tunnelzicht, waar verzoekers wonen.
2.3.
De politie heeft voor het verkeersbesluit een positief advies afgegeven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het bestreden besluit
3. In het bestreden verkeersbesluit zijn – voor zover voor deze zaak van belang – in verband met de HOV-verbinding en de nieuwe route van buslijn 32 de volgende maatregelen aangekondigd en vastgelegd: het instellen van bushaltes in de Rochussenstraat aan de oostkant van het kruispunt van de ’s-Gravendijkwal met de Rochussenstraat (hierna: het kruispunt) en het instellen van bushaltes op de ’s-Gravendijkwal ten zuiden van het kruispunt. De werkzaamheden op het kruispunt zijn begonnen op 29 januari 2024 en zullen volgens de planning tot 29 maart 2024 duren.
Wat willen verzoekers?
4. Verzoekers zijn bewoners van wooncomplex Tunnelzicht. Het gebouw, met bouwjaar 1939, ligt op de hoek van de ’s-Gravendijkwal en de Rochussenstraat en heeft de monumentenstatus. Ter zitting heeft verzoeker verklaard ook te spreken namens andere betrokken bewoners van Tunnelzicht. Verzoekers kunnen zich niet verenigen met de hiervoor onder 3 genoemde maatregelen. Hun bezwaren betreffen met name de verkeersmaatregelen die de nieuwe route van buslijn 32 mogelijk maken. Buslijn 32 loopt in de nieuwe situatie via het kruispunt van de ’s-Gravendijkwal met de Rochussenstraat. In de oude situatie passeerde bus 32 dit kruispunt niet. De bussen zullen Tunnelzicht op korte afstand gaan passeren. Verzoekers vrezen onder meer voor trillingsschade aan het gebouw. Daarom hebben verzoekers twee alternatieve routes voor buslijn 32 voorgesteld. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers met hun verzoek met name willen bereiken dat de uitvoering van het verkeersbesluit wordt opgeschort voor zover dit verkeersbesluit de nieuwe route van buslijn 32 mogelijk maakt, althans dat eerst goed wordt gekeken naar de alternatieve routes.
Hebben verzoekers een spoedeisend belang bij hun verzoek?
5. De voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige voorziening treffen als er een spoedeisend belang bestaat. [1] Ter zitting is duidelijk geworden dat buslijn 32, waar het verzoekers vooral om te doen is, per 8 april 2024 via de nieuwe route gaat rijden. Volgens verzoekers kan daardoor trillingsschade aan Tunnelzicht ontstaan. De voorzieningenrechter neemt om die reden een spoedeisend belang aan.
Wat vindt de voorzieningenrechter inhoudelijk van de zaak?
6.1.
De voorzieningenrechter moet beoordelen of, bij afweging van alle betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk is. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat dit niet het geval is. Het verzoek zal dus worden afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De gronden van het verzoek
6.2.
Verzoekers hebben het volgende aangevoerd. Door het verkeersbesluit wordt het plan van een dubbele fietsstraat op de ’s-Gravendijkwal onmogelijk gemaakt. De verkeersveiligheid zal in gevaar komen, met name voor (jonge) fietsers. Door het plaatsen van een nieuwe bushalte voor buslijn 32 in de Rochussenstraat, ter hoogte van Tunnelzicht, zullen parkeerplaatsen verdwijnen en zal de parkeerdruk toenemen. De verknoping met tramlijn 4 is met de nieuwe route van buslijn 32 niet langer mogelijk. De geluidsoverlast en de (verkeers)drukte zullen toenemen. Er bestaat een risico op schade aan de stalen constructie van het wooncomplex door trillingen, nu buslijn 32 volgens de nieuwe route vlak langs gebouw Tunnelzicht gaat rijden. Tot slot stellen verzoekers dat zij en de andere bewoners van Tunnelzicht onvoldoende betrokken zijn bij en niet tijdig geïnformeerd zijn over de routewijziging van buslijn 32. Volgens verzoekers zijn er goede alternatieven voor de nieuwe route van buslijn 32.
De standpunten van het college en de RET
6.3.
Het college stelt zich op het standpunt dat het verkeersbesluit deugdelijk gemotiveerd is en dat een evenwichtige belangenafweging is gemaakt. Voor zover die motivering en/of belangenafweging enige (beperkte) gebreken zouden kennen, kunnen deze naar de mening van het college in bezwaar hersteld worden. Voor zover in de bezwaarprocedure zou blijken dat het verkeersbesluit niet in stand kan blijven, is het niet zo dat er door de uitvoering daarvan een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Het college heeft verder toegelicht dat stillegging van de werkzaamheden, die al geruime tijd duren, zal betekenen dat het kruispunt langer opgebroken zal zijn, wat onwenselijk is. De RET heeft aangevoerd dat het voor haar problematisch is als onzeker is of de HOV-bus en bus 32 per 8 april 2024 kunnen gaan rijden volgens de nieuwe routes. Hiervoor dient de RET namelijk allerlei voorbereidingen te treffen.
Toetsingskader verkeersbesluit
6.4.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994), kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
6.5.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [2] , komt een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst niet alsof hij zelf het besluit moet nemen, maar toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Risico trillingsschade aan gebouw Tunnelzicht.
6.6.
Verzoekers hebben aangevoerd dat zij vrezen voor trillingsschade aan hun wooncomplex als gevolg van het frequent passeren van de bus (met name buslijn 32). Volgens verzoekers zijn gebouwen met een (deels) stalen constructie, zoals ook Tunnelzicht, extra trillingsgevoelig. Het college heeft erop gewezen dat het standpunt van verzoekers niet is onderbouwd met stukken. Het college heeft ook verwezen naar het rapport ‘Trillingsgevoeligheid Middelland’, van 5 maart 2015. Uit dit rapport blijkt volgens het college dat Tunnelzicht is gebouwd op betonpalen, waardoor het risico op trillingsschade aan het gebouw verwaarloosbaar is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment, mede gelet op het ontbreken van onderbouwing van het standpunt van verzoekers, onvoldoende aanleiding bestaat om aan te nemen dat de uitvoering van het verkeersbesluit, en meer specifiek het rijden van bus 32 op de nieuwe route, zal leiden tot schade aan Tunnelzicht. Vooralsnog is daarom niet aannemelijk geworden dat de gevolgen van het verkeersbesluit op dit punt voor verzoekers onevenredig zijn.
Verkeersveiligheid en dubbele fietsstraten
6.7.
Het college heeft over het punt van de verkeersveiligheid aangevoerd dat met de nieuwe inrichting van het kruispunt juist is beoogd om onveilige plekken (voor met name fietsers) te verbeteren. Ook wordt de onwenselijke situatie langs de Rochussenstraat met parkeervakken langs een opstelvak voor de verkeerslichten verbeterd. Het college heeft er voorts op gewezen dat de politie een positief advies heeft gegeven. Volgens het college is het te vroeg om te stellen dat een dubbele fietsstraat door het bestreden verkeersbesluit onmogelijk wordt gemaakt. Het project ‘Fietsstraten’ is pas recent gestart en de plannen moeten nog worden uitgewerkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat, mede gelet op het verweer van het college, de argumenten van verzoekers op het gebied van de verkeersveiligheid en de dubbele fietsstraten vooralsnog geen aanleiding geven voor het oordeel dat de gevolgen van het verkeersbesluit voor verzoekers onevenredig zijn.
Nieuwe bushalte in de Rochussenstraat, toename parkeerdruk
6.8.
Door de realisatie van de nieuwe bushalte in de Rochussenstraat komen ter hoogte van Tunnelzicht ongeveer twaalf parkeervakken te vervallen. Deze parkeerplekken liggen ter hoogte van een opstelvak voor de verkeerslichten, wat volgens het college een onwenselijke situatie is. Het college heeft verder aangevoerd dat de parkeerdruk in één straat nog geen maatstaf is voor het wel of niet verwijderen van parkeervakken. De parkeerdruk wordt wijkbreed bezien. Voor de wijk waar Tunnelzicht onder valt, is het vergunningenplafond nog niet bereikt, aldus het college. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit standpunt niet juist is. Het college heeft daarom naar voorlopig oordeel in redelijkheid kunnen besluiten tot het realiseren van een nieuwe bushalte naast Tunnelzicht, waardoor de parkeerplaatsen aan de Rochussenstraat vervallen. De stelling van verzoekers dat de parkeerdruk in de wijk groot is, is onvoldoende voor een ander oordeel. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij onevenredig worden benadeeld.
6.9.
Voor het eerst ter zitting heeft verzoeker aangevoerd dat voor het realiseren van een nieuwe bushalte vlak voor een monumentaal gebouw zoals Tunnelzicht een omgevingsvergunning nodig is, die echter niet is afgegeven. Het college heeft dit standpunt ter zitting niet kunnen bevestigen of weerspreken. Ook als aangenomen moet worden dat dit standpunt van verzoekers juist is, ziet de voorzieningenrechter hierin, gelet op de belangen van het college en de RET , geen aanleiding het verkeersbesluit te schorsen. Verzoeker kan dit punt in de bezwaarprocedure aan de orde stellen.
Verknoping met tram 4 door nieuwe route buslijn 32 niet langer mogelijk
6.10.
Het college heeft gesteld dat in het Vervoerplan 2024 en in het bestreden verkeersbesluit bushaltes zijn opgenomen nabij de tramhaltes van lijn 4 ter hoogte van de ’sGravendijkwal. Overigens gaat volgens het college tramlijn 4 op termijn vervallen op het traject tussen het Eendrachtsplein en het Marconiplein. Het standpunt van verzoekers over tramlijn 4 geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeersbesluit voor verzoekers onevenredig benadelend is.
Toename van geluidsoverlast, (verkeers)drukte en fijnstof
6.11.
Verzoekers verwachten meer geluidsoverlast en uitstoot van fijnstof doordat (de niet-elektrische) buslijn 32 dicht langs Tunnelzicht gaat lopen. Ook verwachten zij meer drukte, ook wegens meer (overstappende) reizigers richting Delfshaven. Het college heeft zich in reactie hierop gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de nieuwe situatie op het kruispunt naar verwachting niet zal leiden tot een wezenlijke toename van geluidsoverlast, drukte of uitstoot. De nieuwe route van buslijn 32 zal hoogstens leiden tot een beperkte toename van de verkeersintensiteit met 2,4%. Bovendien gaan op de HOV-buslijn uitsluitend elektrische bussen rijden. Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat zij op dit punt door het verkeersbesluit onevenredig worden benadeeld.
Alternatieve routes (nieuwe) buslijn 32, informatievoorziening en inspraakmogelijkheden
6.12.
Voor wat betreft de door verzoekers voorgestelde alternatieve routes voor buslijn 32 heeft het college zich naar voorlopig oordeel in redelijkheid op het standpunt gesteld dat deze niet passen binnen de doelstellingen van de nieuwe HOV-busverbinding en het algemene OV-beleid van de gemeente Rotterdam. Het college heeft onder meer toegelicht dat alternatief A geen goede overstap biedt met buslijn 44 en dat voor alternatief B geldt dat dat meer verkeershinder op het kruispunt oplevert. Het college heeft daarom naar voorlopig oordeel geen reden hoeven zien om deze alternatieven nader te onderzoeken.
6.13.
Uit het dossier blijkt dat gebiedscommissies en bewoners op verschillende momenten bij de plannen zijn betrokken. Laatstelijk is op 11 januari 2024 een inloopavond georganiseerd. Verzoeker was met die avond naar zijn zeggen bekend, maar hij heeft ervoor gekozen er niet naartoe te gaan. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeersbesluit ten aanzien van de informatievoorziening en/of de inspraakmogelijkheden niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Maar ook als zou moeten worden aangenomen dat dit anders is, is dat geen reden voor schorsing van het verkeersbesluit. De voorzieningenrechter ziet namelijk geen aanleiding voor het oordeel dat de belangen van verzoekers bij schorsing van het verkeersbesluit zwaarder moeten wegen dan het belang van het college en de RET dat de werkzaamheden aan het kruispunt zonder vertraging worden uitgevoerd. Dit argument van verzoekers en hun andere argumenten kunnen in de bezwaarprocedure nader aan de orde komen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Dat betekent dat de uitvoering van het bestreden verkeersbesluit door mag gaan. De werkzaamheden hoeven niet te worden stilgelegd, ook niet gedeeltelijk. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
De griffier is verhinderd te tekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 2 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1431, en 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:190.