ECLI:NL:RBROT:2024:1563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1091/ FT EA 23/1092
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldsaneringsregeling met ondersteuning van het Jongeren Perspectief Fonds

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 85.479,94, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 2,16% aan de preferente schuldeisers en 1,13% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een traject bij het Jongeren Perspectief Fonds (JPF) is opgenomen, wat haar in staat stelt om zich te ontwikkelen en een stabiele toekomst op te bouwen. Ondanks dat één schuldeiser, [schuldeiser], niet instemde met de regeling, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen, en de kosten van de procedure zijn begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de aangeboden regeling naar verwachting gunstiger is voor de schuldeisers. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster kan voortgaan met het betalen van haar schulden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 5 januari 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 6 november 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser], in behandeling bij Wiggers Gerechtsdeurwaarders (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 21 december 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw A.L. Vijfwinkel, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw K. Kalaf, werkzaam bij het Jongeren Perspectief Fonds (hierna: Jongerenconsulent),
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tweeëndertig schuldeisers, waarvan twee preferente schuldeisers met twee vorderingen en dertig concurrente schuldeisers met zevenendertig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 85.479,94 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 27 juli 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,16% aan de preferente schuldeisers en 1,13% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Ten tijde van de aanbiedingsbrief betrof de schuldenlast € 87.189,93.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van inkomsten uit studiefinanciering van DUO en toeslagen. Verzoekster is toegelaten tot een traject bij het Jongeren Perspectief Fonds (hierna: JPF), waardoor zij een minimale afloscapaciteit heeft. Binnen dit traject wordt verzoekster in de gelegenheid gesteld om zich op diverse gebieden te ontwikkelen om een stabiele toekomst tegemoet te gaan. Verzoekster heeft in dit kader begeleiding op meerdere gebieden en volgt een opleiding tot schoonheidsspecialiste. Daarnaast heeft zij recentelijk een diploma in de zorg behaald. Zij wil in dat kader (parttime) gaan werken, maar is nog opzoek naar buitenschoolse opvang voor haar dochter. Ter zitting hebben zowel de schuldhulpverlener als de jongerenconsulent verklaard dat verzoekster erg gemotiveerd is en goed meewerkt. Verzoekster heeft een moeilijke jeugd gehad en probeert nu met behulp van het JPF te werken aan een stabiele toekomst voor haar en haar dochter. Verzoekster wil in de toekomst graag zelfstandig (financieel) redzaam zijn. In dat kader heeft zij de cursus Gers met Geld gevolgd. Deze heeft zij inmiddels met succes afgerond.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door het JPF ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Eenendertig schuldeisers met achtendertig vorderingen stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.551,33 op verzoekster, welke 3,0% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser] te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting nader toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,0%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenendertig van de tweeëndertig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Verzoekster volgt een traject bij het JPF. Doormiddel van dit traject wordt verzoekster in de gelegenheid gesteld zichzelf te ontwikkelen, waardoor zij een positief toekomstbeeld tegemoet gaat. Verzoekster is zeer gemotiveerd om haar schuldenproblematiek op te lossen. In dit kader heeft zij reeds de cursus Gers met Geld succesvol afgerond. Bovendien volgt zij een opleiding tot schoonheidsspecialiste en heeft zij recentelijk een opleiding in de zorg afgerond. Verzoekster beschikt nog niet over betaald werk, maar is voornemens werkt te zoeken zodra zij buitenschoolse opvang voor haar dochter heeft gevonden. Gelet op de startkwalificaties en ervaring van verzoekster acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verzoekster meer dan het minimumloon zal verdienen en voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende periode geen inkomen zal kunnen verwerven dat zal leiden tot een hogere uitkering aan de schuldeisers.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.