In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Kralingsch Beheer I B.V. en Gelijk-Vloers B.V. Kralingsch Beheer, de verhuurder, vorderde betaling van een huurachterstand van € 36.880,44 en ontbinding van de huurovereenkomst wegens niet-betaling van de huur door Gelijk-Vloers. Gelijk-Vloers, de huurder, erkende dat er een huurachterstand was, maar voerde aan dat deze was ontstaan door gebreken aan de gehuurde bedrijfsruimte, waaronder lekkages en een niet-deugdelijk uitgevoerde NEN-1010 keuring. Gelijk-Vloers stelde dat zij recht had op huurprijsvermindering en schadevergoeding, en had een tegeneis ingediend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 was Gelijk-Vloers niet vertegenwoordigd, terwijl Kralingsch Beheer wel aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat Gelijk-Vloers niet adequaat had gereageerd op de stellingen van Kralingsch Beheer en dat de gewijzigde eis van Kralingsch Beheer grotendeels moest worden toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst kon worden ontbonden omdat Gelijk-Vloers in gebreke was gebleven met de huurbetalingen. De rechter wees de vorderingen van Gelijk-Vloers af, inclusief de tegeneis voor huurprijsvermindering.
De kantonrechter heeft Gelijk-Vloers veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de contractuele rente, en de kosten van buitengerechtelijke incasso, beslagkosten en kosten van een slotenmaker. Tevens werd Gelijk-Vloers veroordeeld om de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Kralingsch Beheer direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventueel hoger beroep van Gelijk-Vloers.