In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 7 december 2023 een verzoek ingediend om één schuldeiser met twee vorderingen te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat de preferente schuldeisers 3,77% en de concurrente schuldeisers 1,88% van hun vorderingen ontvangen. De totale schuldenlast van verzoekster bedraagt € 47.543,09, maar blijkt lager te zijn in het kader van de schuldsaneringsregeling, namelijk € 46.144,43.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 is de weigerende schuldeiser, die een vordering van € 164,81 en € 1.573,-- heeft, niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling is goedgekeurd door een deskundige, Kredietbank Rotterdam, en dat de meerderheid van de schuldeisers, tien van de elf, akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van de weigerende schuldeiser, die een gering aandeel heeft in de totale schuldenlast.
De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar medische klachten en de verwachting dat zij in de komende jaren geen hoger inkomen zal kunnen verwerven. De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis treedt in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.