ECLI:NL:RBROT:2024:1532
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen CBR besluit wegens te late indiening
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 28 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 6 september 2023 behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval was de bekendmaking op 6 juni 2023, waardoor de termijn eindigde op 19 juli 2023. Eiser heeft het bezwaarschrift pas op 2 augustus 2023 ingediend, wat na de termijn was. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat het bezwaarschrift op tijd ter post is afgegeven. Eiser had ook verklaard dat hij het bezwaarschrift eerst naar zijn zus in het buitenland had gestuurd, wat de vertraging verder verklaart. De rechtbank wijst erop dat het CBR het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak wordt gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd, en het bestreden besluit blijft in stand.