ECLI:NL:RBROT:2024:1502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10/241954-29 en 10/185593-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 90 dagen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die gedetineerd is in een penitentiaire inrichting, had eerder een gevangenisstraf van zes jaren en een aanvullende straf van drie jaren en vijftien dagen opgelegd gekregen. De vordering tot uitstel werd ingediend op 2 januari 2024, waarbij het Openbaar Ministerie vroeg om een uitstel van 180 dagen, of korter tot het moment waarop de verdiepingsdiagnostiek was afgerond en een uitvoerbaar plan van aanpak voor risicobeperking was opgesteld. Tijdens de openbare zitting op 24 januari 2024 zijn zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van de veroordeelde gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende zicht is op hoe het risico op herhaling kan worden ingeperkt, en dat er eerst verdiepingsdiagnostiek uitgevoerd moet worden voordat een plan voor voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden opgesteld. De rechtbank heeft de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen en bepaald dat deze met 90 dagen wordt uitgesteld. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 3
VI-zaaknummer: 99/000074-57
Parketnummer: 10/241954-29 en 10/185593-17
Datum uitspraak: 24 januari 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres01] ( [postcode01] ) te [woonplaats01] ,
gedetineerd in [detentieadres01] (hierna: de PI),
raadsvrouw: mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

Opgelegde straffen

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 8 december 2020, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor
de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest en bij onherroepelijk geworden arrest van
het gerechtshof Den Haag van 25 maart 2021, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf
opgelegd voor de duur van drie jaren en vijftien dagen, met aftrek van voorarrest.
Op 27 oktober 2023 is de voorwaardelijke invrijheidstelling uitgesteld voor de duur van 90 dagen. De veroordeelde komt in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling op
5 februari 2024, met een strafrestant van 665 dagen.

Vordering

Op 2 januari 2024 heeft het Openbaar Ministerie een vordering ingediend tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor de duur van 180 dagen, of zoveel korter tot het moment waarop de verdiepingsdiagnostiek is afgerond en een uitvoerbaar plan van aanpak voor risicobeperking is opgesteld.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 5 december 2023 van Reclassering Nederland, afdeling het Leger des Heils (hierna: de reclassering) en het advies van de inrichting waar de veroordeelde verblijft (hierna: VI advies).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van
24 februari 2024.
De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsvrouw, zijn gehoord. Voorts zijn gehoord [naam01] , als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Nederland, en [naam02] , casemanager van de [detentieadres01] .
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De raadsvrouw heeft verzocht de duur van het uitstel te beperken tot 90 dagen, nu de omstandigheden ten opzichte van de vorige zitting op 27 oktober 2023 hetzelfde zijn gebleven.

Beoordeling

Het VI-advies houdt in dat de directeur van de PI adviseert de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw uit te stellen tot er verdiepingsdiagnostiek is uitgevoerd en op basis daarvan een plan voor de veroordeelde is opgesteld. Op basis van het huidige dossier is onvoldoende zicht op hoe het risico op herhaling ingeperkt kan worden. Na de vorige zitting is diagnostiek door de reclassering opgestart en veroordeelde is aangemeld bij Fivoor. Hij heeft op 13 september 20223 een intakegesprek gehad met een psycholoog van Fivoor. De veroordeelde is echter op 26 september 2023 naar België gegaan om daar de inhoudelijke behandeling en uitspraak bij te wonen van een strafzaak. Hij is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren. Gelet op het voorgaande is het niet mogelijk geweest om de diagnostiek af te nemen. Daarom blijft de PI bij haar standpunt dat eerst diagnostiek afgerond moet zijn alvorens een plan voor voorwaardelijke invrijheidstelling opgesteld kan worden.
De veroordeelde heeft aangegeven mee te willen werken aan verdiepingsdiagnostiek.
De getuige-deskundige [naam02] heeft op de terechtzitting aangegeven dat de veroordeelde de laatste maanden gemotiveerd overkomt. Het is haar onduidelijk hoe lang Fivoor nodig heeft voor de verdiepingsdiagnostiek, maar zij verwacht dat 90 dagen hiervoor voldoende is.
De getuige-deskundige [naam01] heeft op de terechtzitting het rapport van de reclassering toegelicht en heeft daarbij verklaard dat het nog steeds van belang is dat er verdiepingsdiagnostiek wordt uitgevoerd. Toen de verdachte terugkwam vanuit België in december 2023 is Fivoor hierover geïnformeerd. Vorige week heeft Fivoor laten weten dat ze het zo snel mogelijk weer gaan oppakken. Gemiddeld is 6 tot 8 weken nodig voor verdiepingsdiagnostiek; een termijn van 90 dagen is krap.
De rechtbank volgt de conclusies van de rapportages en de uitleg ter zitting waaruit voldoende blijkt dat verdiepingsdiagnostiek van groot belang is om de juiste behandeling en begeleiding te kunnen adviseren in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat hiervoor 90 dagen in beginsel voldoende moeten zijn. De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt daarom uitgesteld voor de duur van 90 dagen.

Beslissing

wijst toe de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling;

bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld met een termijn van
90 (negentig) dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2024.