ECLI:NL:RBROT:2024:1425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/10/668204 / HA ZA 23-950
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar de kamer voor kantonzaken wegens competentie van de kantonrechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 21 februari 2024 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een man en een vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.C. Frederiks, vorderde een bedrag van € 7.414,- van de vrouw, die werd bijgestaan door advocaat mr. W.J.G. Schröder. De procedure begon met een dagvaarding op 25 juli 2023, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een akte wijziging eis en een conclusie van antwoord. De rechtbank heeft op 15 februari 2024 partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen tot verwijzing van de zaak naar de kamer voor kantonzaken, omdat de vordering onder de competentie van de kantonrechter valt, zoals bepaald in artikel 93 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man stemde in met de verwijzing, terwijl de vrouw de voorkeur gaf aan behandeling door de handelskamer, omdat zij vreesde voor vertraging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de vordering de competentiegrens van € 25.000,- niet overschrijdt, waardoor de zaak inderdaad naar de kantonrechter moet worden verwezen. In de beslissing van de rechtbank is aangegeven dat de zaak op 5 maart 2024 zal worden verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken, en dat partijen niet verplicht zijn om op die zitting te verschijnen. Tevens is vermeld dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. de Geus en openbaar gemaakt op 21 februari 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668204 / HA ZA 23-950
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juli 2023, met producties 1 tot en met 7;
  • de akte wijziging eis van 20 december 2023, met productie 8;
  • de conclusie van antwoord van 20 december 2023, met productie 1;
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 29 december 2023;
  • de akte van de man tegen roldatum 1 maart 2024, ingekomen op 12 januari 2024, met drie producties, genummerd 8 tot en met 10;
  • de brief van de vrouw van 12 januari 2024, ingekomen op 15 januari 2024, met producties 2 en 3;
  • het bericht van de rechtbank aan partijen per e-mail van 15 februari 2024 met het voornemen tot verwijzing van de zaak naar de sector kanton, opdat partijen in de gelegenheid zijn te reageren op dat voornemen;
  • de reactie per e-mail van de man van 15 februari 2024;
  • de reactie per e-mail van de vrouw van 15 februari 2024;
  • het bericht van de rechtbank aan partijen van 16 februari 2024 dat het verwijzingsvonnis zo spoedig mogelijk volgt en dat de zitting, gepland op 1 maart 2024, geen doorgang vindt.

2.De overwegingen

2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank (team handel en haven) moet de onderhavige zaak, gelet op het beloop van de vordering, verder worden behandeld en beslist door de kantonrechter. De rechtbank zal de zaak daarom ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Hieronder wordt dat toegelicht.
2.2.
In deze procedure vordert de man, na wijziging van eis, de rechtbank (team handel en haven) om de vrouw te veroordelen:
I. om aan de man te betalen € 7.414,-; en
II. in de proceskosten.
2.3.
Bij conclusie van antwoord heeft de vrouw geantwoord op de vorderingen van de man na eiswijziging, zonder dat zij enig bezwaar heeft geuit tegen de eiswijziging.
2.4.
De rechtbank heeft partijen met haar e-mail van 15 februari 2024 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het verwijzen van deze zaak naar de sector kanton in deze rechtbank vanwege de hoogte van de gewijzigde vordering. Partijen hebben zich hierover uitgelaten in hun e-mails van 15 februari 2024. De man is akkoord met verwijzing. De vrouw heeft de voorkeur dat de zaak door de handelskamer wordt behandeld omdat verwijzing tot vertraging zal leiden.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat de waarde van de vordering van de man € 7.414,- bedraagt. Dit overschrijdt niet de competentiegrens van € 25.000,-, waardoor de zaak behoort tot de competentie van de kantonrechter (art. 93 sub a Rv).
2.6.
Op grond van artikel 71 lid 2 Rv moet de rechtbank de zaak dan ambtshalve verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. De rechtbank zal dat daarom ook doen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op
dinsdag 5 maart 2024om
10:00 uur;
3.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen;
3.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.
[3718/638]