ECLI:NL:RBROT:2024:1424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10/291623-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ISD-maatregel na positieve gedragsverandering en motivatie van de veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan over het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel van de veroordeelde, die eerder was opgelegd voor een periode van twee jaar. De veroordeelde heeft in de afgelopen periode significante vooruitgang geboekt in zijn gedrag en is zich bewust van zijn valkuilen. Hij heeft geen strafbare feiten gepleegd sinds oktober 2021 en heeft diverse diploma's behaald, evenals zijn leefstijltraining afgerond. De rechtbank heeft de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel beoordeeld aan de hand van een voortgangsverslag van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam en de verklaringen van de betrokken deskundigen. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman beëindiging bepleitten, onderbouwd met argumenten over de nadelen van de maatregel en de positieve ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel niet langer noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en dat de veroordeelde voldoende gemotiveerd is om zijn leven zonder drugs en criminaliteit voort te zetten. De rechtbank heeft daarom besloten de ISD-maatregel per 10 april 2024 te beëindigen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 3
Parketnummer : 10/291623-21
Datum uitspraak : 13 februari 2024
beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
ten tijde van de terechtzitting verblijvende bij het Leger des Heils op het adres:
[adres02] , [postcode02] [plaats02] ,
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1.Procedure

Bij vonnis van deze rechtbank van 15 februari 2022 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bij bevel van de rechter-commissaris van 23 maart 2023 is de voorlopige tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel bevolen. Bij vonnis van deze rechtbank van 13 april 2023 is de definitieve tenuitvoerlegging bevolen.
Bij verzoekschrift van 22 december 2023 is namens veroordeelde verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot verdere voortzetting van de ISD-maatregel en beëindiging van de maatregel.
Op de griffie van de rechtbank is een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel ingekomen van 16 januari 2024 van de senior casemanager en de vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 30 januari 2024. De officier van justitie mr. P. Wijnands, de veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord. Tevens is gehoord de deskundige [naam01] , casemanager ISD.

2.Standpunten van partijen

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De veroordeelde en de raadsman hebben beëindiging van de ISD-maatregel bepleit. Daartoe is aangevoerd dat veroordeelde allerhande nadelen heeft ondervonden bij de tenuitvoerlegging van de maatregel en verschillende klachten heeft moeten indienen, onder
meer omdat hij ten onrechte niet promoveerde. Verder wordt veroordeelde zijn autonomie volledig ontnomen. Al zijn voorstellen of goede alternatieven, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting en dagbesteding, worden afgekeurd. Daarnaast zal beëindiging van de ISD-maatregel niet leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering. Veroordeelde heeft namelijk laten zien dat hij abstinent van verdovende middelen kan blijven en heeft geen beperkingen meer in het ISD-traject. Hij heeft in de tussentijd diverse diploma’s behaald en zijn leefstijltraining afgerond en is begonnen met zijn training cognitieve vaardigheden (hierna: COVA-training). Verder heeft hij sinds 2021 geen strafbare feiten gepleegd. Ook is het voortduren van de ISD-maatregel niet zinvol of noodzakelijk. Veroordeelde kan namelijk via zijn broer aan huisvesting en aan werk komen en staat op de wachtlijst bij Antes om op vrijwillige basis verder te gaan met een behandeling voor zijn verslaving.

3.Beoordeling

Voor de beantwoording van de vraag of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is, dient allereerst te worden vastgesteld of beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid en/of ernstige (drank-/drugs)overlast en/of verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Uit het voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam van 16 januari 2024 komt het volgende naar voren:
De veroordeelde is op 23 maart 2023 geplaatst in het huis van bewaring van P.I. Krimpen aan den IJssel. Op 23 juni 2023 is hij in het kader van de tenuitvoerlegging van zijn ISD-maatregel overgeplaatst naar de ISD-afdeling van P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet. Er wordt bij de veroordeelde een delictpatroon gezien voor vermogensdelicten. Dit is zijn eerste onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De veroordeelde is bekend met het gebruik van middelen. Hij is nog niet langdurig zonder toezicht zonder middelen geweest en de toekomst zal uitwijzen of hij in staat is om abstinent te blijven. Er lijkt sprake te zijn van een steunend netwerk en de veroordeelde lijkt gemotiveerd voor ambulante behandeling. Ook noemt hij gemotiveerd te zijn om te werken aan zijn terugkeer in de maatschappij.
Verder is de veroordeelde open en vriendelijk aanwezig en hij doet mee aan de aangeboden activiteiten. Hij heeft zijn leefstijltraining afgerond en zal op korte termijn starten met de COVA-training. Bij het onderwijs volgt hij de cursus Sociale Hygiëne. Momenteel gaat hij vier dagen per week onbegeleid naar zijn dagbesteding buiten de inrichting bij het Werk Activiteiten Centrum. Verder heeft hij wekelijks acht uren onbegeleid verlof op de zaterdagen. Alle vrijheden zijn verlopen zonder incidenten. Op 9 januari 2024 heeft de veroordeelde een intakegesprek gehad bij Begeleid Wonen Herstart van het Leger des Heils te Dordrecht. Dit gesprek is goed verlopen en de veroordeelde is op de wachtlijst gezet. De verwachting is dat hij op redelijk korte termijn geplaatst kan worden. Tot op heden is de veroordeelde niet gesanctioneerd en zijn al zijn urinecontroles negatief geweest.
Op 20 maart 2023 werd het recidiverisico nog als hoog ingeschat, het risico op letselschade als gemiddeld en het risico op onttrekking als hoog. De rapporteur maakt in het voortgangsverslag de aantekening dat hij ervan overtuigd is dat het risico op onttrekking momenteel als laag zal worden ingeschat.
In aanvulling op het voortgangsverslag heeft de deskundige op de zitting verklaard dat de veroordeelde sinds een week huisvesting heeft bij het Leger des Heils in Dordrecht en dat hij erg goed bezig is. De veroordeelde heeft momenteel veel vrijheden, maar het is niet zeker of dat goed blijft gaan.
Veroordeelde zelf heeft op de zitting verklaard dat hij het gevoel heeft dat hij niet verder komt in de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Sinds oktober 2021 heeft hij geen delicten meer gepleegd, is hij nooit positief getest op alcohol of verdovende middelen en heeft hij zijn uiterste best gedaan om aan alle verplichtingen mee te werken. Hij heeft diverse diploma’s behaald, heeft zijn leefstijltraining afgerond en heeft al twee van de twaalf COVA-sessies gevolgd. Sinds een week is hij geplaatst bij het Leger des Heils in Dordrecht. Hier wil hij graag weg, omdat hij daar elke dag in aanraking komt met mensen die verdovende middelen gebruiken.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde de hem binnen de ISD-maatregel geboden kansen heeft aangegrepen. Hij heeft zijn gedrag ten positieve gekeerd en heeft flinke stappen gezet. Hij is inmiddels geruime tijd abstinent, heeft geen strafbare feiten meer gepleegd, heeft diverse opleidingen en zijn leefstijltraining afgerond en zet zich goed in. Op dit moment heeft hij woonruimte bij het Leger des Heils en heeft hij verschillende vrijheden en verloven. Op zitting heeft veroordeelde laten zien dat hij zich bewust is van zijn valkuilen. Hij is zeer gemotiveerd om zijn leven zonder drugs en criminaliteit voort te zetten. Het is voor het eerst dat veroordeelde zo intrinsiek gemotiveerd is. Eerder is geoordeeld dat het van belang is dat veroordeelde de COVA-training volgt. Hij is met deze training inmiddels gestart en zal deze op 9 april 2024 afronden. Veroordeelde heeft op zitting aangegeven deze training positief te gaan afronden.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat na het afronden van de COVA-training de beveiliging van de maatschappij en de kans op recidive van veroordeelde niet meer eisen dat de ISD-maatregel tot de einddatum van 22 maart 2025 voortduurt. In het afgelopen jaar is veel veranderd bij veroordeelde en dit lijkt het moment te zijn dat hij zich moet gaan bewijzen.
De rechtbank zal daarom beslissen dat de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders per 10 april 2024 zal eindigen.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijst toe het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
beëindigt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
met ingang van 10 april 2024.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
en mrs. M.E.I. Beudeker en R.J.H. de Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2024.