ECLI:NL:RBROT:2024:1422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10/123420-23; 10/022457-23 TUL: 10/130896-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en hechtenis voor poging tot diefstal, vernieling, poging tot zware mishandeling en driemaal verboden wapenbezit

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal, vernieling, poging tot zware mishandeling en verboden wapenbezit. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 20 januari 2023 met een luchtdrukpistool op een aangever heeft geschoten, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de verdachte op 15 mei 2023 geprobeerd in te breken in een woning, waarbij hij een ruit heeft vernield. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 7 maanden opgelegd, met daarbij hechtenis voor de verboden wapenbezit. Het beroep op putatief noodweer van de verdachte werd verworpen, omdat er geen objectieve feiten waren die de veronderstelling van de verdachte konden onderbouwen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bewezenverklaarde feiten en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/123420-23; 10/022457-23
Parketnummer TUL: 10/130896-20
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
[detentieadres01] ,
raadsman mr. W.J. Oomkes, advocaat te Vlaardingen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/123420-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest ten aanzien van het onder parketnummer 10/123457-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een hechtenis voor de duur van zeven dagen ten aanzien van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 3 ten laste gelegde;
  • schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel ten aanzien van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 4 en 5 ten laste gelegde;
  • niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/130896-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 primair ten laste gelegde (zware mishandeling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/123420-23 onder 2 ten laste gelegde (vernieling ruit) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak parketnummer 10/022457-23 onder 2 (diefstal geld en sieraden)
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot veroordeling van de verdachte voor de onder parketnummer 10/022457-23 onder 2 ten laste gelegde diefstal van een geldbedrag van € 1.000,- en van een sieraad, te weten een oorbel.
4.3.2.
Beoordeling
De aangever heeft verklaard dat hij op 20 januari 2023 een geldbedrag van € 1.000,- in zijn portemonnee had zitten voor de aanschaf van nieuwe velgen. De portemonnee zat in zijn broek, die in de slaapkamer van zijn vriendin, de moeder van de verdachte, lag. Op dat moment waren de aangever, de moeder van de verdachte, de oom van de verdachte en de verdachte zelf in de woning aanwezig. Toen de aangever later die dag de velgen ging ophalen, kwam hij erachter dat het geld uit zijn portemonnee was verdwenen. Vervolgens heeft hij in zijn eigen huis en daarna in het huis van zijn vriendin gezocht naar het geldbedrag. Toen hij dit nergens kon vinden trok hij de conclusie dat de verdachte het geld gestolen moest hebben. De aangever, zijn vriendin en haar broer zijn namelijk steeds samen in de woonkamer geweest, terwijl de verdachte als enige op de bovenverdieping van de woning was. Daarnaast heeft de aangever verklaard dat er sieraden uit zijn woning zijn gestolen door de verdachte. Dit zou de verdachte hebben gedaan door de sleutel van de woning van de aangever, die bij de portemonnee in zijn broek zat, te gebruiken om zijn woning te betreden. Vervolgens zou de verdachte de sieraden hebben gestolen. De verdachte heeft ontkend dat hij het geldbedrag of de sieraden heeft gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het geldbedrag en de sieraden. Hoewel er aanwijzingen zijn die in de richting van de verdachte wijzen, kan de rechtbank niet vaststellen dat het niet anders kan dan dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. Het valt op dat aangever ook nog in zijn eigen huis is gaan zoeken, dus blijkbaar aarzelde waar het geld zou kunnen zijn. Naast aangever, verdachte en zijn moeder was ook nog een oom van verdachte in de woning van zijn moeder aanwezig. Daarnaast is de verdachte diezelfde dag aangehouden en gefouilleerd. Bij zijn aanhouding zijn geen geldbedrag of sieraden, met uitzondering van een oorbel, aangetroffen. Verder bevat het dossier veel onduidelijkheden met betrekking tot de sieraden. Het dossier bevat geen stukken waaruit blijkt welke sieraden zijn weggenomen, hoe deze sieraden eruitzagen of wat de waarde van deze sieraden was. Bij de aanhouding van de verdachte is enkel een oorbel aangetroffen waarvan de aangever heeft verklaard dat die oorbel van hem was. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij deze oorbel heeft gekocht in Duitsland. Deze verklaring is niet op voorhand volstrekt onaannemelijk en is niet verder uitgezocht door de politie. De rechtbank komt daarom tot de algehele conclusie dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daar dus van worden vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10/123420-23 onder 1 ten laste gelegde (poging inbraak). Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een steen door de ruit heeft gegooid om een bal te pakken. Hij is niet in de woning geweest en kan, gelet op het gat in de ruit, ook niet in de woning zijn geweest. Hij had niet het oogmerk om zich wederrechtelijk iets toe te eigenen.
Verder heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling). De verdediging heeft aangevoerd dat er door het schieten met een balletjespistool geen aanmerkelijke kans bestaat op zwaar lichamelijk letsel. Tot slot heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde (verboden wapenbezit). Daartoe is aangevoerd dat de wapens zijn aangetroffen in de hotelkamer van de verdachte. Dat is niet een voor het publiek toegankelijke plaats.
4.4.2.
Beoordeling
Parketnummer 10/123420-23 onder 1 (poging inbraak)
Voor een strafbare poging woninginbraak is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf.
De verdachte heeft bekend dat hij over het hek van de tuin van de woning aan de [adres02] is geklommen en vervolgens een steen door de ruit van de woning heeft gegooid. Deze gedragingen van de verdachte passen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bij de uitvoering een woninginbraak. Verdachte heeft geen geloofwaardig alternatief scenario gegeven voor zijn handelen. Hij heeft verklaard dat hij de vorige dag op straat aan het voetballen was met een vriend van zes jaar oud. De voetbal was in de tuin beland en de verdachte wilde de bal terughalen, omdat hij het zielig vond voor zijn vriend die de volgende dag met het vliegtuig op vakantie zou gaan. Toen de verdachte de bal niet in de tuin zag liggen, ging hij ervan uit dat de bal in de woning moest liggen en heeft hij een steen door de ruit gegooid om de bal te gaan pakken. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank acht de poging woninginbraak dan ook wettig en overtuigend bewezen en het andersluidende verweer wordt verworpen.
Parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling)
De verdachte heeft verklaard dat hij een luchtdrukpistool onder zijn kussen had liggen en daarmee drie of vier keer op de aangever heeft geschoten in de richting van zijn gezicht en zijn lichaam. De aangever heeft verklaard dat de verdachte meerdere malen met een balletjespistool op hem schoot richting zijn hoofd. Hij werd daarbij in zijn hand geraakt en voelde tikjes tegen de achterzijde van zijn hoofd en tussen zijn rechteroor en neus. Ook de moeder van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte een op een pistool gelijkend voorwerp op de aangever richtte en dat zij vervolgens drie klappen hoorde. De kogel die in de hand van de aangever is gekomen, is operatief verwijderd.
Op basis van de bewijsmiddelen uit bijlage II stelt de rechtbank vast dat verdachte met een luchtdrukpistool meerdere kogels heeft afgeschoten op de aangever, die op een kleine afstand van hem stond. Verdachte richtte daarbij op het hoofd van de aangever. De aangever heeft zijn hand naar voren bewogen om zichzelf te beschermen en is daarbij in zijn hand geraakt en daarna op zijn hoofd tussen zijn ogen en tussen zijn oor en neus.
Het hoofd is een lichaamsdeel met vitale organen. Wanneer hier met een luchtdrukpistool gericht op wordt geschoten, bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van dit letsel, dat het niet anders kan dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Doordat de aangever zich heeft afgeweerd met zijn hand heeft hij het oplopen van zwaar lichamelijk letsel kunnen voorkomen. Dat is niet aan verdachte te danken.
Parketnummer 10/022457-23 onder 3, 4 en 5 (verboden wapenbezit)
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte de wapens niet heeft gedragen op een voor het publiek toegankelijke plaats, nu de wapens zijn aangetroffen in een hotelkamer. Dit verweer wordt verworpen. De verdachte heeft verklaard dat hij de wapens in een tas heeft gedaan en vervolgens van het huis van zijn moeder heeft meegenomen naar het hotel. De verdachte had de wapens dus bij zich op de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk het hotel, en kon deze wapens voor onmiddellijk gebruik aanwenden.
4.4.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/123420-23 onder 1 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/123420-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 10/123420-23:
1
hij op 15 mei 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, gelegen aan de [adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten
entegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen dat/die aan [slachtoffer01] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak ,
- over het tuinhek is geklommen en zich de toegang heeft verschaft tot de tuin van de woning van die [slachtoffer01] , en
- (vervolgens) een steen heeft opgepakt en door een ruit van voornoemde woning heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 15 mei 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan Woonstad Rotterdam toebehoorde heeft vernield.
onder parketnummer 10/022457-23:
1. subsidiair
hij op 20 januari 2023 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een luchtdrukpistool kogels richting het lichaam van die [slachtoffer02] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 20 januari 2023 te Rotterdam, op de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk een hotel, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een wapenstok heeft gedragen;
4
hij op 20 januari 2023 te Rotterdam, op de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk een hotel, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdruk pistool en een veerdruk pistool (merk Perfecta Mod.S3) heeft gedragen;
5
hij op 20 januari 2023 te Rotterdam, op de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk een hotel, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere Morakniv messen eneen mes heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10/123420-23
de eendaadse samenloop van
1.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
onder parketnummer 10/022457-23

1.poging tot zware mishandeling;

3.handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

4.handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

5.handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte een beroep op putatief noodweer toekomt. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat de aangever hem aanviel en voelde de noodzaak zich te verdedigen tegen acuut dreigend gevaar. De aangever heeft verdachte in het verleden namelijk meerdere malen mishandeld. Verdachte moet om die reden worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van het beroep op putatief noodweer voor de poging tot zware mishandeling merkt de rechtbank allereerst op, dat volgens de verdediging de noodzaak tot verdediging tegen acuut dreigend gevaar door verdachte dus feitelijk niet bestond. Volgens de verdediging heeft verdachte dat echter wel zo ervaren. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of verdachte kon en redelijkerwijs mocht menen dat hij zichzelf moest verdedigen, omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft ingeschat. Die verontschuldigbaarheid moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij in zijn kamer op bed lag en dat de aangever zijn kamer binnenkwam. Toen de aangever op hem af kwam lopen, heeft verdachte het luchtdrukpistool onder zijn kussen vandaan gepakt en heeft hij meerdere malen op de aangever geschoten. Verdachte heeft verder verklaard dat de aangever hem aanviel en dat de aangever hem in het verleden al vaker heeft aangevallen, mishandeld en gewurgd.
Objectieve feiten en omstandigheden die de verdachte hebben kunnen doen veronderstellen dat hij gevaar liep, blijken niet uit de dossierstukken. De rechtbank maakt nergens uit op dat de aangever de verdachte poogde aan te vallen of dat de aangever de verdachte op eerdere momenten heeft aangevallen of mishandeld. De verklaring van moeder wijst ook niet in die richting. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat de dreiging zich enkel in het hoofd van de verdachte heeft afgespeeld. Het beroep op putatief noodweer wordt daarom verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak gepaard met de vernieling van een ruit. Dit zijn ernstige feiten die gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaken voor de bewoners in kwestie, maar ook in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft ervan blijk gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan de eigendomsrechten van anderen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn stiefvader door op hem te schieten met een balletjespistool. Met dit handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van zijn stiefvader. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het dragen van twee luchtdrukpistolen, drie messen en een wapenstok. Het ongecontroleerd bezit van wapens vergroot de kans op het toebrengen van ernstige schade aan anderen of het dreigen daarmee. Het dragen daarvan vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat wapenbezit regelmatig leidt tot het (ondeskundig) gebruik van het wapen. Wapenbezit leidt tot een groot en onaanvaardbaar risico dat er slachtoffers vallen. Al het enkele bezit van een wapen zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarom zal de rechtbank voor ieder wapen twee dagen hechtenis opleggen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor heeft op 3 november 2023 in een rapport geadviseerd de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Dit rapport houdt onder meer in dat verdachte op 3 augustus 2023 is vrijgelaten uit detentie en op 22 augustus 2023 is geplaatst bij Pameijer. De woonvoorziening ging het verblijf op 9 november 2023 beëindigen wegens onbegeleidbaarheid van de verdachte. Ondanks meerdere begeleidingsinterventies, afspraken en evaluaties was er geen verbetering ontstaan in de houding van de verdachte. Hij gaf nauwelijks inzage in de leefgebieden, was niet transparant en stelde zich onvoldoende meewerkend op om het verblijf bij Pameijer te kunnen voortzetten en inhoudelijk vorm te geven.
De verdachte is eind 2021 gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking (LVB). De verdachte toont hierin geen inzicht. Middels de plaatsing bij Pameijer is getracht in te zetten op de meest passende zorg bij de problematiek waarbij rekening gehouden wordt met de autonomie. Er zijn signalen van psychotische overschrijdingen wat volgens de diagnose zou kunnen voortkomen uit overvraging. Het blijft onduidelijk of de niet-meewerkende houding onkunde of onwil is.
Er zijn op vrijwel alle leefgebieden risicoverhogende factoren aanwezig en gezien de naderende dakloosheid wordt een verhoging van het recidiverisico verwacht, door het wegvallen van de stabiliteit en structuur. Er zijn zorgen om het psychosociaal functioneren van de verdachte door vermoedens van psychotische overschrijdingen en de samenwerking die nauwelijks tot stand lijkt te komen in zowel de begeleidingscontacten als het reclasseringscontact. Het ontbreekt de verdachte aan intrinsieke motivatie.
Dat de verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om te werken aan gedragsverandering heeft hij op zitting bevestigd. Hij heeft verklaard dat hij niet mee wil werken aan bijzondere voorwaarden, zoals behandeling en begeleid wonen, in het kader van een eventueel voorwaardelijk strafdeel. Slechts als de eis van de officier van justitie tot oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden zou worden gevolgd, wil hij dit overwegen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en de houding van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank steeds 2 dagen hechtenis opleggen voor de overtredingen die onder parketnummer 10/022457-23 onder 3, 4 en 5 ten laste zijn gelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 juli 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en verduistering veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De proeftijd is ingegaan op 29 juli 2020.
8.2.
Beoordeling
Op de terechtzitting van 27 juni 2023 is de vordering tot tenuitvoerlegging reeds behandeld en is de proeftijd verlengd met een jaar. Deze zitting heeft plaatsgevonden na de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikel 45, 55, 57, 302, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/123420-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 10/123420-23 onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten en het onder parketnummer 10/022457-23 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 3 ten laste gelegde tot een
hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 4 ten laste gelegde tot een
hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 10/022457-23 onder 5 ten laste gelegde tot een
hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 juli 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter,
en mrs. M.E.I. Beudeker en D.L.J. Martens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/123420-23 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning, gelegen aan de [adres02] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- over het tuinhek is geklommen en zich de toegang heeft verschaft tot de tuin van de woning van die [slachtoffer01] , en/of
- (vervolgens) een steen heeft opgepakt en door een ruit van voornoemde woning heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of Woonstad Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/123420-23 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Rotterdam,
aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond veroorzaakt door een kogel in de hand (die chirurgisch verwijderd moet worden), heeft toegebracht door met een luchtdrukpistool een of meerdere kogel(s) richting het lichaam van die [slachtoffer02] te schieten;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer02] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een luchtdrukpistool een of meerdere kogel(s) richting het lichaam van die [slachtoffer02] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer02] heeft mishandeld door met een luchtdrukpistool een of meerdere kogel(s) richting het lichaam van die [slachtoffer02] te schieten;
2
hij in of omstreeks de periode van 16 januari 2023 tot en met 20 januari 2023 te Rotterdam,
een of meerdere sieraden en/of een geldbedrag van 1000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] , in elk geval aan een ander(en) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een sleutel;
3
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Rotterdam,
op de openbare weg en/of op een (andere) voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk een hotel, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een wapenstok heeft gedragen;
4
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Rotterdam,
op de openbare weg en/of op een (andere) voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk een hotel, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdruk pistool (merk en/of een veerdruk pistool (merk Perfecta Mod.S3) heeft gedragen;
5
hij op of omstreeks 20 januari 2023 te Rotterdam,
op de openbare weg en/of op een (andere) voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk een hotel, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere Morakniv messen en/of een mes heeft gedragen.