ECLI:NL:RBROT:2024:1419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10/272454-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal door middel van braak, verbreking en inklimming, in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal door middel van braak, verbreking en inklimming, in vereniging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], werd bijgestaan door raadsman mr. R. Tetteroo. De officier van justitie, mr. W.A.J.A. Welten, eiste bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en gedragsinterventie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 oktober 2023 samen met een medeverdachte betrokken was bij een inbraak in een woning aan [adres02] te [plaats01]. De verdachte stond op de uitkijk terwijl de medeverdachte probeerde in te breken. De politie werd gealarmeerd door buren en trof de verdachte en de medeverdachte aan in de nabijheid van de woning. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de diefstal.

De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 150 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het ontbreken van een strafblad voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/272454-23
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie en ambulante begeleiding.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen door de verdachte, omdat de verdachte enkel op de uitkijk heeft gestaan en uit het dossier niet blijkt dat de verdachte meer heeft gedaan dan dat. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat er slechts sprake was van een poging en niet van een voltooid delict. De luchtbuks is in de tuin naast de garage aangetroffen en niet verder meegenomen. De luchtbuks was derhalve niet in de beschikkingsmacht van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Op 17 oktober 2023 omstreeks 02:31 uur ontvingen verbalisanten de melding dat de buren van het pand aan [adres02] te [plaats01] het vermoeden hadden dat er werd ingebroken in de woning van hun buren. De meldster verklaarde dat hun buren die ochtend met vakantie waren gegaan. Toen de verbalisanten om 02:37 uur ter plaatse kwamen, zagen zij twee donker geklede personen wegrennen. Een van hen sprong in de sloot en de ander rende de tuin in. De persoon die de sloot in sprong zwom naar de overkant en werd later aangehouden. Dit bleek medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) te zijn. Kort daarna zagen de verbalisanten nog een persoon uit sloot komen en wegrennen. Dit bleek de verdachte te zijn.
De verbalisanten zagen dat er beschadigingen waren aan de kozijnen van de woning aan [adres02] . Zij zagen moeten in de sponningen van verschillende ramen en van de voordeur. Aan de achterkant van de woning was een klepraam bewerkt en geopend doordat de raamuitzetter was vernield. Dit raam gaf toegang tot de garage, die doorzocht leek te zijn. De verbalisanten zagen op de grond in de achtertuin een luchtbuks liggen. Deze bleek later van de aangever te zijn.
De aangever heeft verklaard dat hij op 16 oktober 2023 met zijn vrouw op vakantie is gegaan en zijn woning in goede orde heeft afgesloten. Op 17 oktober 2023 werd hij door zijn dochter gebeld dat er was ingebroken in zijn woning. Toen hij terugkwam van vakantie constateerde hij dat het klepraam aan de achterzijde van de garage open stond en dat de kozijnen met een hard voorwerp waren losgewrikt. De luchtbuks die in de tuin werd gevonden, was weggenomen uit zijn garage. Verder zag de aangever dat er moeten zaten in de kozijnen aan de voorzijde van het woonkamerraam en het keukenraam. Ook waren het kozijn van de voordeur en de voordeur zelf beschadigd.
De medeverdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 17 oktober 2023 samen met de medeverdachte bij de woning aan [adres02] te [plaats01] was omdat er een inbraak gepleegd zou worden. Er werd geprobeerd om de kozijnen open te maken met schroevendraaiers. De verdachte stond daarbij enkel op de uitkijk. Toen de politie ter plaatse kwam waren de verdachte en de medeverdachte nog bij de woning om sporen weg te halen en de ramen te sluiten. De verdachte heeft verklaard dat hij werkhandschoenen droeg omdat hij geen vingerafdrukken wilde achterlaten. In eerste instantie heeft de verdachte verklaard dat hij met drie anderen bij de woning was. Later heeft hij verklaard dat hij niet naar waarheid had verklaard en dat hij daar enkel met de medeverdachte aanwezig was. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij bij de woning was om snel geld te verdienen. Hij heeft verklaard dat hij wist dat de bewoners niet thuis waren omdat er was gezien dat de bewoners hun caravan aan het inladen waren en omdat de caravan inmiddels weg was. Verder heeft hij verklaard dat er is aangebeld om te kijken of er iemand thuis was, dat hij enkel op de uitkijk stond of rondjes om het huis liep en dat hij werkhandschoenen droeg. De verdachte heeft verklaard niet in de woning of garage te zijn geweest, maar de luchtbuks wel gezien te hebben. Verder zou hij een deel van de opbrengst krijgen, maar daar waren geen duidelijke afspraken over gemaakt.
Op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 17 oktober 2023 samen met medeverdachte [medeverdachte01] aanwezig was bij de woning aan [adres02] te [plaats01] . Ze waren beiden in het donker gekleed en de verdachte droeg handschoenen, naar eigen zeggen om geen vingerafdrukken achter te laten. Er was sprake van een weloverwogen en vooropgezet plan om in te gaan breken. De verdachte wist dat de eigenaren van de woning op vakantie waren en er is aangebeld om dat te controleren. Vervolgens is er met schroevendraaiers aan de kozijnen en voordeur van de woning gewrikt en is het gelukt om het raam aan de achterzijde van de garage te openen. Daarna is de garage betreden en is uit een kast in de garage een luchtbuks weggenomen. De verdachte is steeds in de onmiddellijke nabijheid van de medeverdachte geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij ter plaatse was omdat er een inbraak gepleegd zou worden en hij zou meedelen in de opbrengst daarvan. Op het moment dat de politie ter plaatse kwam, was de verdachte naar eigen zeggen nog bezig met het weghalen van sporen en het sluiten van ramen. Vervolgens is hij samen met de medeverdachte gevlucht. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De wisselende verklaringen van verdachte, maken zijn stelling dat hij slechts op de uitkijk stond en hooguit medeplichtig was, ongeloofwaardig. Hij had geld nodig, er was een doel tot inbreken, hij droeg handschoenen en hij zou meedelen in de buit. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en derhalve het medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij gaat het naar het oordeel van de rechtbank om het medeplegen van een voltooide gekwalificeerde diefstal. De luchtbuks is weggenomen uit de garage en klaargelegd in de tuin om vervolgens mee te nemen. Dit is een wezenlijke verplaatsing die het voorwerp uit de beschikkingsmacht van de aangever heeft gehaald. Het verweer dat er slechts sprake zou zijn geweest van een poging wordt daarom verworpen. Het primair ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 oktober 2023 te [plaats01] , tezamen en in vereniging met een ander, op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres02] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een luchtbuks, die aan [naam01] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan de inbraak in een garage. Uit de schade aan de kozijnen en voordeur van de naastgelegen bijbehorende woning blijkt dat daarnaast tevergeefs is geprobeerd de woning binnen te komen. Dit is een ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt voor de eigenaren van de garage en de woning, maar ook in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft zich op geen enkele manier rekenschap gegeven van deze gevolgen. Hij heeft slechts oog gehad voor zijn eigen voordeel. De rechtbank rekent hem dat aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 januari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte schrijft het delict toe aan moeilijke leefomstandigheden en een gebrek aan financiële middelen. Hij beschouwt de daad als een impulsieve eenmalige fout onder invloed van softdrugs. Op het moment van rapporteren ontbreekt het de verdachte aan vaste huisvesting. De reclassering acht het positief dat hij zelf zijn problemen erkent en actieve deelname toont om verschillende leefgebieden aan te pakken en te verbeteren. Er zijn zorgwekkende risicofactoren, zoals het ontbreken van gestructureerde dagbesteding, instabiele huisvesting en een gebrek aan inkomen. Daarnaast baart het sociaal netwerk van de verdachte de reclassering zorgen, gezien zijn recente contacten met jongeren die zich bezighouden met delictgerelateerde activiteiten. Dit kan de verdachte verleiden tot crimineel gedrag gezien zijn huidige financiële en instabiele situatie. De reclassering is van mening dat de verdachte baat zou hebben bij begeleiding om passende dagbesteding te vinden, wat uiteindelijk kan resulteren in een inkomen. Daarnaast beschikt de verdachte over de nodige cognitieve capaciteiten en is hij gebaat bij de juiste ondersteuning en begeleiding die hem de juiste handvatten aanreiken in zijn persoonlijke groei en ontwikkeling. De reclassering acht de kans op recidive laag tot gemiddeld. De verdachte vertoont geen terugkerend patroon van delicten en heeft de intentie een baan te vinden en zijn leven positief te veranderen. Hij lijkt serieus bezig te zijn met zijn toekomst. De reclassering vindt het gebrek aan gestructureerde dagbesteding en de afwezigheid van stabiele huisvesting echter zorgwekkend. De reclassering adviseert om in het geval van een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie en ambulante begeleiding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De strafeis van de officier van justitie van zes maanden gevangenisstraf waarvan drie maanden voorwaardelijk verbaast de rechtbank dan ook niet. De rechtbank heeft op zitting een verdachte gezien die niet het achterste van zijn tong laat zien en die evenmin de verantwoordelijkheid heeft genomen die wel van hem verwacht mag worden. De rechtbank vindt het echter niet passend om deze verdachte nog enkele maanden te laten doorbrengen in detentie, omdat dat geen omgeving is waar hij, en dus ook de maatschappij, nu beter van wordt. De rechtbank hecht eraan dat verdachte snel kan starten met de hulpverlening zoals geadviseerd is en zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het deel dat de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naast een onvoorwaardelijke taakstraf. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de jeugdige leeftijd van deze first-offender en de betrokkenheid van zijn op zitting aanwezige vader. Gelet op het herhalingsgevaar is de rechtbank van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden passend is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich [benadeelde partij01] in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.628,19 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde schadevergoeding die ziet op het hang- en sluitwerk toe te wijzen met uitzondering van de anti-inbraakstrip, in totaal een bedrag van € 522,35. Daarbij heeft hij verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft verder verzocht de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren omdat het deel van de vordering dat ziet op de reparatie van de schade aan de kozijnen onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de gevorderde vergoeding van de anti-inbraakstrip moet worden afgewezen nu dit geen vergoeding van geleden schade betreft. De verdediging heeft zich verder aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op het hang- en sluitwerk. De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtsreeks materiële schade is toegebracht aan de garage en de woning. Deze schade is niet betwist door de verdediging.
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding ter hoogte van € 4.000,- gevorderd voor de reparatiekosten van de kozijnen van zijn woning en garage. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij verklaard dat hij daarvan nog geen factuur heeft ontvangen omdat de schade nog niet geheel is hersteld. Er zou wel een offerte zijn, maar die kon de benadeelde niet tonen. De benadeelde partij heeft verder aangegeven deze factuur te willen afwachten en de schade daarna te willen verhalen. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 628,19 gevorderd voor het vervangen van hang- en sluitwerk. Deze schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom grotendeels worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het gedeelte dat ziet op de werktijd, ter hoogte van € 175,-, wegens onvoldoende onderbouwing. De gevorderde schade die ziet op de anti-inbraakstrip zal wel worden toegewezen. De rechtbank acht het begrijpelijk dat de benadeelde partij een anti-inbraakstrip heeft laten plaatsen na het bewezen verklaarde feit. Er is een duidelijk causaal verband tussen het plaatsen van deze strip en het door de verdachte gepleegde feit. Daarnaast diende deze strip tevens als vervanging van de vernielde tochtstrip. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de gevorderde schade die ziet op het hang- en sluitwerk toewijzen tot een bedrag van € 453,19.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij de reclassering en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie werken aan werk. Binnen de interventie krijgt hij skills aangeleerd die nodig zijn voor het vinden en behouden van werk. Of een andere gedragsinterventie, door de reclassering te bepalen, die gericht is op het motiveren van de veroordeelde om zijn gedrag te veranderen. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde krijgt ambulante begeleiding door E25 Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Middels de begeleiding krijgt hij ook praktische ondersteuning bij het vinden van (aansluitende) scholingsmogelijkheden. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de begeleider. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 453,19 (zegge: vierhonderd drieënvijftig euro en negentien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 453,19(hoofdsom,
zegge: vierhonderd drieënvijftig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 453,19 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
9 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
en mrs. M.E.I. Beudeker en R.J.H. de Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te [plaats01] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres02] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een luchtbuks, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te [plaats01] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres02] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), enig goed naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
- zich naar die woning heeft begeven en/of de tuin van die woning heeft betreden en/of
- (met een schroevendraaier en/of een koevoet, althans een soortgelijk voorwerp) een of meerdere ramen en/of deuren van die woning heeft geforceerd en/of
- een raamuitzetter heeft vernield en/of (vervolgens) een raam heeft geopend en/of (vervolgens) een ruimte in die woning heeft betreden en/of (vervolgens) deze ruimte heeft doorzocht en/of (vervolgens) een kast heeft geopend en/of
- de garage van die woning heeft betreden en/of (vervolgens) een kast heeft geopend en/of
- een luchtbuks naar de tuin van die woning heeft verplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.