ECLI:NL:RBROT:2024:1418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10/272438-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal door middel van braak, verbreking en inklimming, in vereniging

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 17 oktober 2023 samen met een mededader een inbraak heeft gepleegd op een besloten erf in [plaats01]. De verdachte heeft bekend dat hij een luchtbuks heeft weggenomen die toebehoorde aan [naam01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen mutsen en handschoenen verbeurd verklaard, aangezien deze zijn gebruikt bij het strafbare feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij, [benadeelde partij01], een schadevergoeding van € 4.629,19 gevorderd, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding, die zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. van Biert, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/272438-23
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. T.H. Kapinga, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 oktober 2023 te [plaats01] , tezamen en in vereniging met een ander, op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres02] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten
entegen de wil van de rechthebbende bevonden, een luchtbuks die aan [naam01] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan de inbraak in een garage. Uit de schade aan de kozijnen van de naastgelegen bijbehorende woning blijkt dat daarnaast tevergeefs is geprobeerd die woning binnen te komen. Deze poging inbraak in de woning is niet tenlastegelegd, maar heeft, gelet op hetgeen de benadeelde partij op zitting heeft gezegd, wel impact gehad. Diefstal is een ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt voor de eigenaren van de garage en de woning, maar ook in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen voordeel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Uit zijn strafblad van 12 januari 2024 blijkt dat verdachte op 8 juli 2022 nog is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf voor onder andere twee woninginbraken. Die lange onvoorwaardelijke straf heeft blijkbaar niet echt indruk op hem gemaakt. Nadat hij op 30 april 2023 weer op vrije voeten was gekomen, heeft hij immers nog geen half jaar later de inbraak van deze strafzaak gepleegd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vijf maanden passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen mutsen en handschoen verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen mutsen en handschoen zullen worden verbeurd verklaard. Deze voorwerpen behoren toe aan de verdachte en het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij01] zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.629,19 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde schadevergoeding die ziet op het hang- en sluitwerk toe te wijzen met uitzondering van de anti-inbraakstrip, in totaal een bedrag van € 522,35. Daarbij heeft hij verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De officier van justitie heeft verder verzocht de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het deel van de vordering dat ziet op de reparatie van de schade aan de kozijnen onvoldoende is onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen voor zover die ziet op eigen werktijd, de anti-inbraakstrip en het dupliceren van sleutels. De verdediging heeft betoogd de vordering tot een bedrag van € 323,35 is toe te wijzen en dat daarvan de helft op de verdachte kan worden verhaald. In het overige deel van de vordering moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtsreeks materiële schade is toegebracht aan de garage en de woning. Deze schade is niet betwist door de verdediging.
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding ter hoogte van € 4.000,- gevorderd voor de reparatiekosten van de kozijnen van zijn woning en garage. Op de terechtzitting heeft de benadeelde partij verklaard dat hij daarvan nog geen factuur heeft ontvangen omdat de schade nog niet geheel is hersteld. Er zou wel een offerte zijn, maar die kon de benadeelde niet tonen. De benadeelde partij heeft verder aangegeven de factuur te willen afwachten en de schade daarna te willen verhalen. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 628,19 gevorderd voor het vervangen van hang- en sluitwerk. Dit gedeelte van de schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom grotendeels worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het gedeelte dat ziet op de werktijd, ter hoogte van € 175,-, wegens onvoldoende onderbouwing. De gevorderde schade die ziet op de anti-inbraakstrip zal wel worden toegewezen. De rechtbank acht het begrijpelijk dat de benadeelde partij een anti-inbraakstrip heeft laten plaatsen na het bewezen verklaarde feit. Er is een duidelijk causaal verband tussen het plaatsen van deze strip en het door de verdachte gepleegde feit. Daarnaast diende deze strip tevens als vervanging van de vernielde tochtstrip. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de gevorderde schade die ziet op het hang- en sluitwerk toewijzen tot een bedrag van € 453,19.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt;
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
- 1 stuk muts, zwart;
- 1 stuk handschoen, The North Face;
- 1 stuk muts;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 453,19 (zegge: vierhonderd drieënvijftig euro en negentien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 453,19(hoofdsom,
zegge: vierhonderd drieënvijftig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 453,19 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
9 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
en mrs. M.E.I. Beudeker en R.J.H. de Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te [plaats01] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres02] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een luchtbuks, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam01] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.