In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaats], bezwaar ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, gedateerd 12 juli 2023. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. De Belastingdienst heeft op 31 januari 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht valt, wat betekent dat een zitting niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het beslissen op het bezwaar is overschreden en dat de Belastingdienst in gebreke is gesteld door eiseres. Aangezien er geen beslissing is genomen op het bezwaar, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
Eiseres heeft verzocht om de hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen, aangezien de Belastingdienst geen dwangsombeschikking heeft afgegeven. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. Gezien de omvang van de hersteloperatie toeslagen, heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst binnen zeven weken na de uitspraak een besluit op bezwaar moet bekendmaken. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt de Belastingdienst een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de Belastingdienst het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, door de Belastingdienst moeten worden vergoed. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 maart 2024.