In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat er geen besluit is genomen door verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het verzoek tot herbeoordeling is overschreden, aangezien verweerder uiterlijk op 7 juli 2021 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er is niet gebleken dat verweerder alsnog heeft beslist. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder op 6 december 2022 een dwangsombeslissing opgelegd, waarbij aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- is toegekend. De rechtbank oordeelt dat, gezien de omvang van de hersteloperatie toeslagen, verweerder binnen twaalf weken na het verweerschrift een schriftelijke vooraankondiging moet doen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen negen weken na de uitspraak een vooraankondiging moet bekendmaken en binnen twee weken na ontvangst van een zienswijze een besluit over (aanvullende) compensatie moet nemen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. Aangezien het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. S. Veling op 6 maart 2024.