In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen STICHTING HW WONEN en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, HW Wonen, heeft een vordering ingesteld met betrekking tot het hoofdverblijf van de gedaagde in een sociale huurwoning en een huurachterstand. De procedure is gestart met een dagvaarding op 1 februari 2024, en op 16 februari 2024 vond een zitting plaats waarbij de gemachtigde van HW Wonen, mr. D. van der Wal, aanwezig was. De gedaagde is niet verschenen, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoed aanwezig is om de eis in kort geding toe te wijzen, aangezien de gedaagde al langere tijd het gehuurde niet als hoofdverblijf gebruikt en er een huurachterstand van één maand is. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft HW Wonen in het gelijk gesteld. De gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van HW Wonen begroot op € 961,66, inclusief wettelijke rente.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat HW Wonen het vonnis kan laten uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in een bodemprocedure gedaan. De gedaagde is verder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. van Dooren.