In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een onbetaalde factuur van € 6.616,99 die door Becarparts B.V. is ingediend voor werkzaamheden aan een bestelbus van gedaagde partij [gedaagde01]. De factuur dateert van 29 oktober 2021 en betreft werkzaamheden die door Becarparts zijn uitgevoerd. Gedaagde [gedaagde01] heeft de factuur grotendeels betwist en vordert in reconventie een schadevergoeding van € 86.853,60. In een eerder tussenvonnis van 10 augustus 2023 heeft de kantonrechter overwogen dat de reconventionele vordering van [gedaagde01] zal worden afgewezen, en deze overweging wordt in het huidige vonnis herhaald.
De kantonrechter heeft [gedaagde01] de gelegenheid gegeven om te motiveren welke werkzaamheden niet onder de reikwijdte van de overeenkomst vielen. Echter, [gedaagde01] heeft onvoldoende onderbouwd welke werkzaamheden niet binnen de opdracht vielen. Becarparts heeft daarentegen bewijs geleverd van de uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat de door Becarparts in rekening gebrachte kosten onder de reikwijdte van de opdracht vallen en dat [gedaagde01] niet tijdig heeft geklaagd over de werkzaamheden.
Het vonnis concludeert dat [gedaagde01] moet worden veroordeeld tot betaling van € 6.335,50 aan Becarparts, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 837,05. Daarnaast moet [gedaagde01] de proceskosten van in totaal € 2.437,36 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.