ECLI:NL:RBROT:2024:1381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10040170 CV EXPL 22-3127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van annuleringskosten uit een aannemingsovereenkomst met betrekking tot schilderwerkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], annuleringskosten van gedaagde, [gedaagde01], op basis van een aannemingsovereenkomst voor schilderwerkzaamheden aan de woning van gedaagde. De overeenkomst was gesloten voor een bedrag van € 1.715,-, waarbij partijen overeenkwamen dat bij annulering 15% van de aanneemsom in rekening zou worden gebracht. Gedaagde heeft de overeenkomst geannuleerd omdat de woning in de verkoop zou gaan. Eiser heeft vervolgens een factuur gestuurd voor de annuleringskosten van € 280,40, maar gedaagde heeft deze niet betaald. Eiser vordert in totaal € 332,23, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de algemene voorwaarden van eiser oneerlijke bepalingen bevatten. De rechter oordeelt dat de door eiser gehanteerde annuleringsvergoeding niet oneerlijk is, omdat deze niet zodanig afwijkt van de vergoeding waar eiser recht op zou hebben op basis van de wet. Het verweer van gedaagde dat eiser in verzuim is, wordt verworpen, omdat niet is komen vast te staan dat eiser de werkzaamheden niet tijdig zou uitvoeren. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de annuleringskosten verschuldigd is, omdat hij de overeenkomst heeft opgezegd voordat de werkzaamheden zouden plaatsvinden.

De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van € 332,23, inclusief rente en proceskosten. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten worden begroot op € 316,22, en gedaagde moet deze ook betalen. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.R. Roukema op 15 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10040170 CV EXPL 22-3127
datum uitspraak: 15 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Leung (Incassocenter B.V.),
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 juli 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek;
  • de aantekening dat [gedaagde01] geen dupliek heeft genomen;
  • de rolbeslissing van 7 december 2023;
  • de akte van [eiser01] van 4 januari 2024 met daarin een eisvermindering.
1.2.
Bij rolbeslissing heeft de kantonrechter overwogen dat de regeling over de vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst mogelijk oneerlijk is. [eiser01] is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze mogelijk oneerlijke bepaling, de eventueel dan te betalen vergoeding en de mogelijkheid dat de vordering wordt afgewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiser01] schilderwerkzaamheden zou verrichten aan de woning van [gedaagde01] voor € 1.715,-.
2.2.
Partijen spraken af dat bij annulering van de opdracht 15% van de vaste som in rekening zou worden gebracht.
2.3.
[gedaagde01] heeft de overeenkomst geannuleerd omdat de woning de week erop in de verkoop zou gaan.
2.4.
[eiser01] heeft [gedaagde01] op 18 maart 2022 een factuur gestuurd met daarin de annuleringskosten. Deze factuur heeft [gedaagde01] niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] stelt dat [gedaagde01] de annuleringskosten van € 280,40 (15% van € 1.715,-) moet betalen. De betalingstermijn op de factuur is verstreken, dus de vordering van [eiser01] is opeisbaar.
3.2.
[eiser01] vordert tegen deze achtergrond samengevat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde01] wordt veroordeeld tot betaling van € 332,23 met rente en tot betaling van de proceskosten, met rente.
Het bedrag van € 332,23 bestaat uit de hoofdsom van € 280,40, vervallen rente tot aan de datum van dagvaarding van € 0,94 en buitengerechtelijke kosten van € 50,89 inclusief btw.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering. Hij voert het verweer dat partijen hadden afgesproken dat [eiser01] de woning in (begin) april 2022 zou schilderen. Dit heeft hij niet gedaan. Daarom is [eiser01] in verzuim en hoeft [gedaagde01] de annuleringskosten niet te betalen. Indien hij wel kosten verschuldigd zou zijn vanwege de annulering, wil hij de kosten betalen als hij de verf krijgt waarmee het huis zou worden geschilderd.

4.De beoordeling

oneerlijke bepalingen
4.1.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de algemene voorwaarden van [eiser01] oneerlijke bepalingen bevatten zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De rechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. [eiser01] mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht. [1]
4.2.
Zonder het beding zou [eiser01] aanspraak kunnen maken op de volledige aanneemsom verminderd met de besparingen als gevolg van het opzeggen van de overeenkomst [2] . In de onderhavige zaak bestaan de besparingen in ieder geval uit de arbeidskosten die [eiser01] niet meer heeft doordat hij de opdracht niet hoeft uit te voeren. Hij heeft in dit kader gesteld dat deze doorgaans 85% van de aanneemsom bedragen. Daarnaast heeft [eiser01] aangevoerd dat de totale materiaalkosten in de onderhavige overeenkomst bedroegen € 227,- exclusief 9% btw bedroegen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter wijkt de door [eiser01] gehanteerde annuleringsvergoeding niet zodanig af van de vergoeding waar hij op grond van de wet recht op zou hebben en de kosten die hij werkelijk heeft gemaakt, dat het door hem gehanteerde annuleringsbeding als oneerlijk moet worden aangemerkt.
annuleringskosten
4.4.
Partijen twisten over de vraag over de vraag of [gedaagde01] de gevorderde annuleringskosten verschuldigd is.
4.5.
Het verweer van [gedaagde01] op dit punt slaagt niet, omdat niet vast is komen te staan dat [eiser01] in verzuim is. [eiser01] heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde01] de overeenkomst heeft opgezegd vóór april 2022, het moment waarop de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Daarom heeft [eiser01] de woning toen niet geschilderd. Nu niet vast is komen te staan dat [eiser01] in verzuim was, is [gedaagde01] hem een vergoeding verschuldigd voor het voortijdig beëindigen van de overeenkomst.
4.6.
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten. De beëindiging van deze overeenkomst door [gedaagde01] , geeft hem geen aanspraak op de verf waarmee [eiser01] de woning zou schilderen [3] . Indien [gedaagde01] de overeenkomst zou hebben ontbonden, zou dit tot de mogelijkheden kunnen behoren. In dat geval is echter, onder meer, vereist dat [eiser01] tekortschiet, of waarschijnlijk zal tekortschieten, in de uitvoering van de overeenkomst [4] . Dat is in de onderhavige zaak niet gebleken.
buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
De incassokosten van € 50,89 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
rente
4.8.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiser01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
proceskosten
4.9.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser01] op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 86,- aan griffierecht en € 82,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt [5] x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 316,22. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 332,23 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 280,40 vanaf 11 juli 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] worden begroot op € 316,22 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en in het openbaar uitgesproken.
50744

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68.
2.Artikel 7:764 lid 2 BW
3.Artikel 7:764 lid 2 BW
4.Artikel 7:756 lid 1 jo lid 3 BW jo artikel 6:265 lid 1 BW
5.Er wordt alleen een punt voor de dagvaarding toegekend, omdat de gemachtigde van [eiser01] de repliek en de uitlating na de rolbeslissing niet heeft opgesteld.