ECLI:NL:RBROT:2024:13804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/10/661921 / FA RK 23-5048
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en afwijzing onderhoudsbijdrage

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 12 januari 1998 huwelijkse voorwaarden hebben laten opmaken met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. De vrouw heeft op 7 juli 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waarop de man heeft gereageerd met een verweerschrift en zelfstandige verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van partijen over nevenvoorzieningen beoordeeld. De vrouw verzocht om een onderhoudsbijdrage van € 100,- per maand, maar dit verzoek is afgewezen omdat zij niet heeft voldaan aan haar stelplicht. De rechtbank heeft verder beslist over de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, waaronder een bankrekening bij de Volksbank, een auto en contant geld. De rechtbank heeft bepaald dat het saldo van de bankrekening en de teruggave van de inkomstenbelasting bij helfte tussen partijen wordt verdeeld. De vrouw is veroordeeld om een bedrag van € 12.586,53 aan de man te betalen in het kader van de verdeling van het contante geld. De rechtbank heeft ook de wijze van taxatie van de auto geregeld en bepaald dat de auto aan de man wordt toegedeeld, waarbij hij de helft van de taxatiewaarde aan de vrouw moet betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummers / rekestnummer: C/10/661921 / FA RK 23-5048
Beschikking van 27 december 2024 over de echtscheiding
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. G.A.H. Wiekamp te Hendrik-Ido-Ambacht,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D. de Heuvel te Papendrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 7 juli 2023;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken met bijlage van de man, ingekomen op 27 september 2023;
  • het bericht met bijlage van de vrouw van 9 oktober 2023;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken met aanvullende verzoeken en bijlagen van de vrouw, ingekomen op 21 november 2023;
  • het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken met aanvullende verzoeken en bijlagen van de man, ingekomen op 16 januari 2024;
  • het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken met gewijzigde en aanvullende verzoeken met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 12 maart 2024;
  • het verweerschrift tegen de gewijzigde en aanvullende verzoeken met bijlage van de man, ingekomen op 7 mei 2024;
  • het formulier verrekenen en verdelen van de vrouw, ingekomen op 5 november 2024;
  • het bericht met bijlagen van de man van 8 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te [plaatsnaam] op [geboortedatum] 1998.
2.2.
Partijen hebben op 12 januari 1998 huwelijkse voorwaarden laten opmaken. Deze huwelijkse voorwaarden luiden – voor zover relevant – als volgt:

Algehele uitsluiting
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.”

3.De beoordeling

3.1.
Scheiding
3.1.1.
Partijen verzoeken allebei de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen en erkennen over en weer dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.1.2.
Het verzoek tot echtscheiding wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.
3.2.
Huurrecht woning [adres]
3.2.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het huurrecht van de echtelijke woning aan [adres] aan haar toekomt.
3.2.2.
De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3.
De rechtbank beslist volgens het verzoek, omdat dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
3.3.
Onderhoudsbijdrage
3.3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan de vrouw bij vooruitbetaling een bedrag van € 100,- bruto per maand in de kosten van haar levensonderhoud zal betalen.
3.3.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.3.3.
Op de vrouw rust de plicht om voldoende te stellen en te onderbouwen waaruit haar behoefte en behoeftigheid bestaat. Zij heeft volstaan met het in het geding brengen van een (draagkracht)berekening waaruit zou moeten blijken dat de man in staat is € 100,- (bruto) per maand aan de vrouw te betalen. Omdat de vrouw daarmee niet heeft voldaan aan haar stelplicht, zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
3.4.
Afgifte goederen
3.4.1.
De vrouw verzoekt de man te veroordelen om over te gaan tot afgifte van de sieraden van de vrouw, te weten een ketting met daaraan een trouwring van haar moeder met haar sterrenbeeld ingegraveerd, een ketting met een zilveren rijksdaalder, afkomstig van haar vader, een gouden armband en een gouden ketting behorende bij een gouden sieraden set en een ketting met bloedkoraal.
3.4.2.
De man is bereid de sieraden van de vrouw af te geven. Hij verzoekt (zelfstandig) de vrouw te veroordelen om over te gaan tot afgifte van de inboedelzaken aan de man zoals vermeld op de door hem overgelegde inventarislijst.
Sieraden
3.4.3.
De man verduidelijkt tijdens de mondelinge behandeling dat hij ermee instemt om de sieraden die bij hem in bezit zijn af te geven aan de vrouw. Hij betwist echter dat hij de gouden armband en ketting in zijn bezit heeft. De vrouw licht toe dat dat deze sieraden in een langwerpig doosje zitten, maar onderbouwt verder niet dat de man deze sieraden in zijn bezit heeft. De rechtbank zal dat gedeelte van het verzoek dan ook afwijzen en voor het overige gedeelte toewijzen als niet weersproken.
Inboedel
3.4.4.
De vrouw heeft in reactie op het verzoek van de man, op de inventarislijst een krul gezet achter de goederen die de man volgens de vrouw toegedeeld kan krijgen. Het gaat om de volgende goederen:
  • woonkamer: tinnen spulletjes, de staande schemerlamp en de 2 koperen koetslampjes;
  • keuken: de waterkoker;
  • kleine slaapkamer: de vitrinekast en de kast met 4 laden;
  • berging: de doos met campingspullen, de weekendtas, het gereedschap, de elektrische fiets van de man en de fietsendrager.
De rechtbank zal dat gedeelte van het verzoek van de man als niet weersproken toewijzen.
Omdat de man het resterende gedeelte van zijn verzoek heeft ingetrokken, zal de rechtbank dat afwijzen.
Druppel toegangsdeur appartementencomplex en afstandsbediening garagedeur
3.4.5.
Omdat de man de druppel van de toegangsdeur van het appartementencomplex en de afstandsbediening van de garagedeur al heeft afgegeven aan de vrouw, heeft de vrouw dit verzoek in haar verweerschrift van 12 maart 2024 ingetrokken. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen.
3.5.
Bevel en echtscheidingsconvenant
3.5.1.
De rechtbank zal de verzoeken van partijen over opname van het echtscheidingsconvenant in de beschikking en om elkaar te bevelen om met elkaar over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden als ingetrokken beschouwen, voor zover deze verzoeken niet al zijn ingetrokken. De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen.
3.6.
Afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden
3.6.1.
De rechtbank constateert dat partijen in artikel 1 van hun huwelijkse voorwaarden elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen uitsluitend eenvoudige gemeenschappen bestaan ten aanzien van diverse vermogensbestanddelen.
De verdeling van de eenvoudige gemeenschappen
3.6.2.
Partijen verzoeken over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden op de door ieder van hen voorgestelde (van elkaar afwijkende) wijze zoals omschreven in hun processtukken. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij desgevraagd verduidelijkt dat hun verzoeken moeten worden gelezen als verzoeken tot verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, omdat er over en weer geen vermogen valt te verrekenen.
3.6.3.
Partijen hebben geen (volledige) overeenstemming over de verdeling van deze eenvoudige gemeenschappen. De rechtbank zal conform de verzoeken de wijze van verdeling gelasten, rekening houdend naar billijkheid met zowel de belangen van partijen als het algemeen belang op grond van artikel 3:185 BW.
Peildatum samenstelling en omvang
3.6.4.
Niet in geschil is dat 7 juli 2023, de datum van de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, als de peildatum voor de samenstelling en omvang van de eenvoudige gemeenschappen geldt.
Bestanddelen
3.6.5.
De eenvoudige gemeenschappen van partijen betreffen, volgens partijen of één van hen, de volgende vermogensbestanddelen:
saldo bij de Volksbank;
auto Toyota;
contant geld;
teruggave inkomstenbelasting 2022.
3.6.6.
De vrouw heeft haar verzoeken over de zorgtoeslag en huurtoeslag ingetrokken. De rechtbank zal die verzoeken afwijzen.
Peildatum waardering
3.6.7.
De rechtbank gaat voor de waardering in beginsel uit van de datum van de feitelijke verdeling van het betreffende bestanddeel, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. Omdat hiervan niet dan wel onvoldoende is gebleken, moet de waarde van de bestanddelen worden vastgesteld op de datum van de feitelijke verdeling.
3.6.8.
Saldi op bankrekeningen worden niet gewaardeerd. Uitgegaan wordt van de hoogte van het saldo op de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek.
Saldo bij de Volksbank (a.)
3.6.9.
Partijen zijn het eens dat het saldo op de bankrekening bij de Volksbank van € 27.136,92 op 7 juli 2023 een eenvoudige gemeenschap betreft. Partijen zijn het ook eens dat dit saldo tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld. De rechtbank zal deze overeenstemming als onderling getroffen regeling opnemen in de beschikking.
Auto Toyota (b.)
3.6.10.
Partijen zijn het eens dat de auto een eenvoudige gemeenschap betreft en dat de waarde bij helfte zal worden verdeeld. Partijen zijn het echter niet eens wat de waarde van de auto is.
3.6.11.
Partijen zijn het eens dat de waarde van de auto moet worden vastgesteld per de peildatum van 7 juli 2023. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.
3.6.12.
De rechtbank beslist verder dat de auto getaxeerd moet worden door een erkende Toyota-garagehouder. Als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen garagehouder voor taxatie van de auto, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie erkende Toyota-garagehouders en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de taxerende garagehouder.
3.6.13.
De rechtbank beslist verder dat de auto wordt toegedeeld aan de man. De man moet de helft van de taxatiewaarde (op de peildatum van 7 juli 2023) aan de vrouw betalen vanwege overbedeling. Het voorwaardelijke deel van het verzoek van de man, te weten dat als de auto een aanmerkelijke restwaarde heeft de auto wordt verkocht en de opbrengst bij helfte wordt verdeeld, wordt afgewezen omdat de rechtbank alleen de taxatiewaarde in de verdeling zal betrekken. Omdat de auto aan hem wordt toegedeeld, staat het de man vrij om de auto, ná de taxatie, te verkopen.
Contant geld (c.)
3.6.14.
De man verzoekt, na wijziging, de vrouw te veroordelen om aan hem een bedrag van € 12.586,53,- te voldoen. De man stelt dat partijen € 25.173,05 aan contant geld in huis hadden en dat de vrouw zich dat bedrag heeft toegeëigend, terwijl de helft van dat bedrag aan de man toebehoort. De vrouw voert aan dat er geen contant geld (meer) in huis was, waardoor er niets te verdelen valt.
3.6.15.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.6.16.
Vaststaat dat partijen eind 2019 € 37.000,- aan contant geld in huis hadden, als opbrengst van de verkoop van hun camper. Ook staat vast dat partijen van dat bedrag enkele grote uitgaven hebben gedaan, te weten een koel-/vriescombinatie, winterbanden, een bankstel, een gift aan de kleinzoon en een aanbetaling voor de auto, zodat minimaal resteerde € 25.173,05.
Volgens de vrouw is het resterende bedrag in de loop der jaren ook uitgegeven en niet meer aangevuld. Partijen hebben met het contante geld dagelijkse uitgaven gedaan als boodschappen en kleding en daarnaast hebben zij daarvan vakanties, giften en duurzame goederen als een wastafel, kasten en een smartphone betaald, aldus de vrouw.
De man voert echter onweersproken aan dat het reguliere bestedingspatroon van partijen ongewijzigd is gebleven na de verkoop van de camper. Zoals partijen ook vóór 2019 gewend waren, bleven zij maandelijks (dezelfde hoeveelheden) contant geld opnemen van hun rekening, met welk geld zij de dagelijkse uitgaven betaalden. De man weerspreekt daarnaast dat partijen extra uitgaven hebben gedaan aan vakanties, giften en duurzame goederen. Volgens de man is – na de verkoop van de camper – van vakanties en giften geen sprake geweest en zijn de uitgaven voor duurzame goederen waarnaar de vrouw verwijst weliswaar gedaan, maar ver voor de verkoop van de camper.
De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de vrouw had gelegen om haar stelling over de uitgaven van het contante geld nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van betaalbewijzen van die uitgaven. Nu de vrouw dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw de stelling van de man onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Dat leidt ertoe dat de rechtbank zal bepalen dat de vrouw in het kader van de verdeling van het contante geld een bedrag van € 12.586,53,- aan de man moet voldoen.
Teruggave inkomstenbelasting 2022 (d.)
3.6.17.
Partijen zijn het eens dat de teruggave inkomstenbelasting 2022 van € 1.010,- een eenvoudige gemeenschap betreft en dat het bedrag bij helfte moet worden verdeeld. Dat betekent dat de man de helft van dit bedrag, zijnde € 505,-, zal betalen aan de vrouw.
Partijen zijn het ook eens dat, als de vrouw ook een bedrag aan teruggave inkomstenbelasting heeft ontvangen, zij de helft daarvan zal betalen aan de man.
De rechtbank zal deze overeenstemming als onderlinge regeling opnemen in deze beschikking.
3.7.
Proceskosten
3.7.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [geboortedatum] 1998 te [plaatsnaam] ;
4.2.
bepaalt dat de vrouw met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurster zal zijn van de echtelijke woning aan [adres] ;
4.3.
veroordeelt de man tot afgifte van de volgende sieraden aan de vrouw: een ketting met daaraan een trouwring van haar moeder met haar sterrenbeeld ingegraveerd, een ketting met een zilveren rijksdaalder, afkomstig van haar vader en een ketting met bloedkoraal;
4.4.
veroordeelt de vrouw tot afgifte van de volgende inboedelzaken aan de man:
  • woonkamer: tinnen spulletjes, de staande schemerlamp en de 2 koperen koetslampjes;
  • keuken: de waterkoker;
  • kleine slaapkamer: de vitrinekast en de kast met 4 laden;
  • berging: de doos met campingspullen, de weekendtas, het gereedschap, de elektrische fiets van de man en de fietsendrager;
4.5.
neemt op de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen over de verdeling van het banksaldo bij de Volksbank en de teruggave inkomstenbelasting 2022, namelijk dat
  • het banksaldo van € 27.136,92 op 7 juli 2023 bij de Volksbank tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;
  • de teruggave inkomstenbelasting 2022 van € 1.010,- tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld, dus dat de man € 505,- zal betalen aan de vrouw, en dat, als de vrouw ook een bedrag aan teruggave inkomstenbelasting heeft ontvangen, zij de helft daarvan zal betalen aan de man;
4.6.
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 12.586.53,- in het kader van de verdeling van het contante geld;
4.7.
gelast de wijze van verdeling van de auto Toyota als volgt:
de auto wordt getaxeerd door een erkende Toyota-garagehouder, waarbij de waarde van de auto moet worden vastgesteld op de peildatum van 7 juli 2023;
als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen garagehouder voor taxatie van de auto, geschiedt dit op de volgende manier:
binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie garagehouders en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de taxerende garagehouder;
de auto wordt toegedeeld aan de man tegen de taxatiewaarde op de peildatum van 7 juli 2023, waarbij de man de helft van de taxatiewaarde aan de vrouw moet betalen vanwege overbedeling;
4.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding;
4.9.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.10.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, op 27 december 2024.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon of binnen drie maanden nadat zij op andere manier is betekend en openlijk bekend gemaakt. Het beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.