In deze zaak heeft verzoekster op 29 januari 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het verbieden van de uitvoering van een ontruimingsvonnis van 18 mei 2022, dat door verweerster, Woningbouwvereniging Hoek van Holland, was verkregen. De rechtbank heeft op 8 februari 2024 een zitting gehouden waarbij zowel verzoekster als haar advocaat, mr. D.A. IJpelaar, en de beschermingsbewindvoerder, mevrouw D. Roodsant, aanwezig waren. Verzoekster heeft verklaard dat haar huurachterstand is ontstaan door onvoldoende inkomen, maar dat er inmiddels duidelijke afspraken zijn gemaakt met haar partner en ex-partner, en dat zij meer is gaan werken. Dit heeft geleid tot het voldoen van de huur voor de maanden december 2023, januari en februari 2024.
Verweerster heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat het verzoek afgewezen moet worden, omdat de huurachterstand inmiddels meer dan negentien maanden bedraagt. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster bewijs heeft overgelegd van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van ontruiming, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekster om in haar huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, met voorwaarden, en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan.