ECLI:NL:RBROT:2024:1379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
FT EA 24/42 en FT EA 24/43
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van verzoeker, die op 10 januari 2024 een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. Verzoeker vroeg om een schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 29 december 2022, dat door verweerster was aangevraagd. Tijdens de zitting op 8 februari 2024 werd duidelijk dat verzoeker, die een uitkering van het UWV ontvangt, zijn huur op tijd kan betalen en recentelijk is toegelaten tot een minnelijke schuldsanering via Avres. Verweerster, aanvankelijk tegen het verzoek, kwam hierop terug en stemde in met een betalingsregeling, mits verzoeker zijn huur tijdig betaalt.

De rechtbank beoordeelde of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoeker bewijs had overgelegd van de dreigende ontruiming, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en het schuldenprobleem wil oplossen, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en heeft de voorlopige voorziening toegewezen, met voorwaarden. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar gaf aan dat hij in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen.

De beslissing houdt in dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort voor de duur van zes maanden, zolang verzoeker aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Avres moet verslag uitbrengen over de voortgang van de schuldregeling. Deze uitspraak biedt verzoeker de kans om zijn financiële situatie te stabiliseren en zijn schulden aan te pakken zonder de druk van ontruiming.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer01] – [nummer02]
uitspraakdatum: 15 februari 2024
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 10 januari 2024, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 11 januari 2024 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 8 februari 2024.
Ter zitting van 8 februari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mr. M. Raaijmakers, advocaat van verzoeker;
  • de heer I. Bilici, werkzaam bij Nederlandse Budget Centrale (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • mevrouw [naam01] , werkzaam bij DigiDeur, namens KleurrijkWonen, gevestigd te Tiel (hierna: verweerster).
De advocaat van verzoeker heeft namens verzoeker op 7 en 8 februari 2024 aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker en zijn beschermingsbewindvoerder hebben ter zitting verklaard dat de situatie van verzoeker nu stabiel en goed is. Verzoeker ontvangt inkomen uit een uitkering van het UWV. Uit de aanvullende stukken van de advocaat van verzoeker blijkt dat verzoeker met dit inkomen de huur op tijd kan betalen. Daarnaast is verzoeker recentelijk toegelaten tot een minnelijke schuldsaneringstraject via Avres schulddienstverlening. De beschermingsbewindvoerder acht het haalbaar om dit traject binnen zes maanden te doorlopen. Verzoeker heeft bovendien de huur van december 2023, januari, februari en maart 2024 voldaan.

3.Het verweer

Verweerster heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen omdat de situatie van verzoeker ten tijde van de aanzegging tot ontruiming van de woonruimte niet stabiel was. Ter zitting is verweerster hier op terug gekomen en heeft zij verklaard zich niet te verzetten tegen het ingediende verzoek. Verweerster is bereid om een betalingsregeling te treffen met verzoeker mits hij iedere maand de huur op tijd betaalt.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 december 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 29 december 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 15 januari 2024 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 29 december 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen. Wanneer verzoeker niet voldoet aan deze voorwaarden, in het bijzonder het betalen van de lopende huurtermijnen, zal deze voorziening vervallen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 29 december 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen [adres02] te Hoornaar, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
11 januari 2024;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat Avres die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.