ECLI:NL:RBROT:2024:13788

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
10-015759-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en valsheid in geschrifte door rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en valsheid in geschrifte. De verdachte, geboren in 1972 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door raadsman mr. S. van der Eijk. De tenlastelegging omvatte het witwassen van een woonboerderij en een geldbedrag van € 204.000,-, evenals het valselijk opmaken van een huurovereenkomst tussen twee bedrijven. De officieren van justitie, mrs. E.J. de Groot en T.T.O. Bakker, eisten een gevangenisstraf van 20 maanden en verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 3.500,-. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim, omdat belangrijke stukken niet in het dossier waren opgenomen, wat de eerlijkheid van het proces in gevaar zou hebben gebracht. De rechtbank oordeelde echter dat het proces-verbaal van verhoor van de verdachte uiteindelijk op de zitting was overgelegd en dat er geen onherstelbaar vormverzuim was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden, omdat de verdachte niet als privépersoon handelde, maar als vertegenwoordiger van een rechtspersoon. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de rechtspersoon in strafzaken en de noodzaak om de persoonlijke verantwoordelijkheid van individuen in dergelijke contexten te onderscheiden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-015759-22
Datum uitspraak: 19 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] te ( [postcode 1] ) [plaats 1] ,
raadsman mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 en 25 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 2 juni 2020 tot en met 10 mei 2022 samen met anderen een woonboerderij (aan [adres 2] te [plaats 2] ) en/of een geldbedrag van € 204.000,- heeft witgewassen (feit 1). Daarnaast wordt hem verweten dat hij in de periode 21 juni 2021 tot en met 29 juni 2021 een huurovereenkomst tussen [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. en het aanvullend addendum bij deze huurovereenkomst valselijk heeft opgemaakt en van deze valselijke overeenkomsten gebruik heeft gemaakt (feit 2).

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. E.J. de Groot en T.T.O. Bakker (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van (in totaal) € 3.500,-.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie heeft het proces-verbaal van het laatste verhoor van de verdachte op 16 januari 2023 bij de politie, en de bij dat verhoor overgelegde stukken die dienen ter ondersteuning van zijn verklaring met betrekking tot een witwasvermoeden, buiten het dossier gehouden. Deze stukken ontbraken daardoor bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting en tijdens het voorhouden van de stukken door de rechtbank. Dit levert een ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak op en maakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De raadsman heeft bepleit dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, omdat het handelen van de officier van justitie ertoe heeft geleid dat de waarheidsvinding door de rechter onmogelijk is gemaakt.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van verhoor van de verdachte op 16 januari 2023 met bijlagen niet voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting aan het dossier is toegevoegd. De verdediging had wel de beschikking over deze stukken en heeft op het ontbreken daarvan in het dossier gewezen. Hierop heeft de officier van justitie deze stukken ter zitting, inclusief de vertaling van een bijlage en een proces-verbaal van de politie waarin de verschillen tussen het proces-verbaal van verhoor in concept (in bezit van de verdediging) en de definitief opgemaakte verklaring van de verdachte worden toegelicht, alsnog overgelegd. Na kennisneming van deze stukken door alle procespartijen heeft de rechtbank de stukken ter zitting voorgehouden, is de verdediging in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en heeft de officier van justitie haar requisitoir op punten aangepast.
Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt verworpen.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Vrijspraak feiten 1 en 2

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, te weten het medeplegen van het witwassen van de woonboerderij en een geldbedrag van € 204.000,-. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte de woonboerderij onder meer heeft verworven met het door hem geleende geldbedrag van € 204.000,-, dat uit enig misdrijf afkomstig is. Verder heeft de verdachte verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op de woonboerderij zijn (namelijk de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] ).
Daarnaast heeft de verdachte bij de herfinanciering van de woning een valse huurovereenkomst gebruikt om een hypotheek te kunnen afsluiten. In dit verband acht de officier van justitie tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, te weten het valselijk opmaken van een huurovereenkomst tussen [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. en het aanvullend addendum bij deze huurovereenkomst alsmede het gebruikmaken van deze valselijk opgemaakte overeenkomsten.
5.2.
Beoordeling
De woning aan [adres 2] te [plaats 2] (de woonboerderij) is op
31 december 2019 gekocht door [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). De koopovereenkomst is door [verdachte] , optredend als alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder en algemeen directeur van [bedrijf 1] , gesloten en getekend. In de overeenkomst staat verder, voor zover hier van belang, vermeld dat de medeverdachte [medeverdachte A] (broer van de verdachte) en diens partner, de medeverdachte [medeverdachte B] , de toekomstige bewoners zullen zijn. De verkoopmakelaar heeft over de verkoop van de woonboerderij contact gehad met zowel de verdachte (als vertegenwoordiger van [bedrijf 1] ) als met [medeverdachte B] en
[medeverdachte A] en alle drie hebben zij de woonboerderij bezichtigd voordat werd overgegaan tot het sluiten van de koopovereenkomst door [bedrijf 1] . De woonboerderij is op 2 juni 2020 geleverd aan [bedrijf 1] .
De koopsom van de woonboerderij is gefinancierd met verschillende vermogensbestanddelen. Veruit het grootste deel van de koopsom is afkomstig van een hypothecaire lening waarvoor [bedrijf 1] een geldleningsovereenkomst heeft gesloten met [bedrijf 3] BV. Daarnaast is voor de financiering het ten laste gelegde bedrag van € 204.000,- aangewend, waarover de verdachte heeft verklaard dat dit bedrag afkomstig is van een gesloten geldleningsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] LLC. Ten slotte heeft [bedrijf 1] een waarborgsom betaald en heeft [bedrijf 1] een geldbedrag, dat [bedrijf 1] uit hoofde van een tussen de verdachte en een vriend afgesloten geldleningsovereenkomst had verkregen, aangewend voor de financiering van de woonboerderij. Op enig moment is de woonboerderij geherfinancierd, deels door het sluiten van een nieuwe hypothecaire geldleningsovereenkomst door [bedrijf 1] ten behoeve waarvan [bedrijf 1] een huurovereenkomst tussen haar en [bedrijf 2] B.V. heeft overgelegd.
Uit het voorgaande volgt dat [bedrijf 1] de woonboerderij heeft gekocht en dat deze aan haar is geleverd. [bedrijf 1] heeft voor de financiering van de woonboerderij verschillende bronnen aangewend. Aan de vraag of er hierbij sprake is van witwassen komt de rechtbank niet toe, nu geen van de ten laste gelegde (witwas)handelingen door de verdachte als privé persoon zijn verricht. Datzelfde geldt voor het gemaakte verwijt van het valselijk opmaken en vervolgens gebruiken van de huurovereenkomst met [bedrijf 2] B.V.: geen van die handelingen zijn verricht door de verdachte als privé persoon. Gelet daarop zal de rechtbank de verdachte integraal vrijspreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

6.In beslag genomen voorwerpen

Woonboerderij
Tijdens het onderzoek Boedapest is op 10 mei 2022 ten laste van [bedrijf 1] klassiek beslag gelegd op de woonboerderij aan [adres 2] te [plaats 2] (kadastraal bekend als [plaats 2] [perceelnummer] ). Op deze woonboerderij is in het onderzoek 26Does op 24 september 2024 ten laste van de medeverdachte [medeverdachte A] conservatoir beslag gelegd. Geen van de beslagen zijn gelegd ten laste van de verdachte en derhalve zal de rechtbank ten aanzien van deze beslagen in onderhavige stafzaak geen beslissing nemen.
€ 3.500,-
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gesproken over een onder de verdachte in beslaggenomen contant geldbedrag van in totaal € 3.500,-. De officier van justitie heeft ten aanzien daarvan de verbeurdverklaring gevorderd. De verdediging heeft teruggave bepleit.
Uit het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagname blijkt dat het in een kluis aangetroffen geldbedrag als eigendom en ten laste van [bedrijf 1] op haar vestigingsadres aan [adres 3] te [plaats 1] in beslag is genomen. Uit het dossier is niet gebleken dat [bedrijf 1] afstand van dit bedrag heeft gedaan. Nu het beslag niet ten laste van de verdachte is gelegd, het geldbedrag niet op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen ten laste van de verdachte staat en de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit geldbedrag hem toebehoort, zal de rechtbank ook ten aanzien van dit beslag in onderhavige stafzaak geen beslissing nemen.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 19 december 2024.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode 2 juni 2020 tot en met 10 mei 2022 te Waarder en/of
's-Gravenhage en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, (van) een of meer voorwerp(en). namelijk
de onroerende zaak en registergoed staande en gelegen aan het adres " [adres 2]
, [postcode 2] [plaats 2] ", kadastraal bekend als " [plaats 2] [perceelnummer] " en/of een (giraal)
geldbedrag ad in totaal ongeveer Eur 204.000,00,
- de herkomst en/ of de verplaatsing heeft verborgen en/ of verhuld en/ of heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die woning en/of
geldbedrag(en) was/waren, en/of
- heeft verworven en/ of voorhanden heeft gehad en/ of heeft overgedragen en/ of
heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze voorwerp(en),
geheel of gedeeltelijk, middellijk en/of onmiddellijk, afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
2.
hij, in of omstreeks de periode 21 juni 2021 tot en met 29 juni 2021 te 's-Gravenhage
en/of Amstelveen en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, meermaals, althans eenmaal, een of meer
overeenkomsten, te weten:
- een huurovereenkomst tussen [bedrijf 2] B.V. (vertegenwoordigd door [persoon A]
) en [bedrijf 1] B.V. (vertegenwoordigd door hem, verdachte) voor
opslagruimte op het perceel gelegen aan [adres 2] te [postcode 2] [plaats 2]
( [code 1] ), en/of
- een aanvullend addendum bij deze huurovereenkomst ( [code 2] ),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door opzettelijk valselijk
en/of in strijd met de waarheid deze huurovereenkomst en/of dat aanvullend
addendum namens [bedrijf 1] B.V. te ondertekenen, terwijl in werkelijkheid de
loods met opslagruimte niet door hem, verdachte, aan [bedrijf 2] B.V.
(vertegenwoordigd door [persoon A] ) werd verhuurd, zulks met het
oogmerk om deze huurovereenkomst en/of het aanvullend addendum als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dat/ die valse en/ of vervalste
geschrift(en) door het/ de valse en/ of vervalste geschrift(en) in te (laten) brengen bij
RNHB ten behoeve van de herfinanciering van de onroerende zaak en registergoed
staande en gelegen aan het adres " [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] ", kadastraal
bekend als " [plaats 2] [perceelnummer] " ( [code 3] ).