ECLI:NL:RBROT:2024:1374
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling door tekortkomingen in de afdrachtverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in het kader van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, die eerder in 2021 onder de schuldsaneringsregeling was geplaatst, heeft op 13 november 2023 een verslag ingediend over de beëindiging van deze regeling. De bewindvoerder heeft op 15 januari 2024 de rechtbank geïnformeerd over de stand van zaken, waarna de zaak op 22 januari 2024 ter zitting is behandeld. De schuldenaar werd in de gelegenheid gesteld om voor 1 februari 2024 een voorstel te doen om tekortkomingen te herstellen, maar heeft dit niet gedaan.
De bewindvoerder heeft geadviseerd om de schuldenaar geen schone lei te geven, omdat er een boedelachterstand van € 17.914,63 was ontstaan. Dit bedrag was het gevolg van een huwelijk dat de schuldenaar had gesloten tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling, waardoor het inkomen van zijn partner in de boedel viel. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, met name de afdrachtverplichting. Ondanks dat de schuldenaar beweerde te goeder trouw te hebben gehandeld, was de rechtbank van mening dat de tekortkoming in de afdrachtverplichting niet kon worden genegeerd.
De rechtbank heeft besloten om de schone lei te weigeren en heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.774,82. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.