In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2024 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op [huwelijksdatum] te Hillegom zijn gehuwd. De man heeft op 25 juli 2023 een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding, waarbij hij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft dit verzoek niet betwist en doet een gelijkluidend verzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien het niet is weersproken en op de wet is gegrond.
Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over het huurrecht van de woning. Zowel de man als de vrouw hebben verzocht om het huurrecht aan de vrouw toe te delen, wat door de rechtbank is toegewezen. De partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, en de man heeft verzocht om de verdeling van de gemeenschap te bevelen. De rechtbank heeft de overeenstemming tussen partijen over de verdeling van de gemeenschap opgenomen in de beschikking.
Ten aanzien van het vergoedingsrecht heeft de man gesteld dat hij recht heeft op vergoeding van zijn erfdeel in de erfenis van zijn moeder. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man recht heeft op vergoeding van zijn resterend erfdeel vanuit de gemeenschap. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw aan de man een bedrag van € 2.160,79 moet betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.