ECLI:NL:RBROT:2024:13680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/10/681494 / HA RK 24-601
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor partijdigheid

Op 21 augustus 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Klein Molenkamp. Het verzoek tot wraking was ingediend in het kader van een civiele zaak met nummer C/10/675200 / HA ZA 24-217, waarin verzoekster een geschil had met Van Seeters Holding B.V. Verzoekster stelde dat zij vooringenomenheid had ervaren van de rechter tijdens de zitting, met name door de bejegening en houding van de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 27 juni 2024, werd deze vrees verder toegelicht door mr. J.S. de Gram, die namens verzoekster optrad. De rechter had volgens verzoekster niet geluisterd naar haar argumenten en had de zitting te snel afgerond, wat leidde tot een gevoel van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is. De omstandigheden die verzoekster aanvoerde, zoals de bejegening door de rechter, waren niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, met de opmerking dat verzoekster een klacht kan indienen bij het gerechtsbestuur over de wijze van bejegening door de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/681494 / HA RK 24-601
Beslissing van 21 augustus 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
statutair gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. J. Klein Molenkamp,
strekkende tot de wraking van
mr. A.M. van Kalmthout,
rechter in team Kanton 1 van de rechtbank Rotterdam,
hierna: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoekster strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer C/10/675200 / HA ZA 24-217. Die zaak betreft een geschil tussen verzoekster en Van Seeters Holding B.V. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekster, op 27 juni 2024 mondeling gedaan tijdens de mondelinge behandeling van de hiervoor in 1.1 genoemde zaak,
  • het proces-verbaal van 27 juni 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld,
  • de schriftelijke reacties van de rechter van 28 juni 2024 en 4 juli 2024.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
  • namens verzoekster mr. J.S. de Gram (advocaat en kantoorgenoot van mr. Klein Molenkamp),
  • de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft ter zitting vooringenomenheid ervaren in het gedeelte voorafgaand aan de schorsing van de zitting. Naar het betoog over de 30 termijnen werd niet geluisterd, de rechter gaf aan dat zij het niet snapt en ging door. Alles wijst erop dat de beslissing allang klaar was.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. De Gram namens verzoekster een toelichting gegeven op het verzoek. De kern van het wrakingsverzoek is gelegen in de bejegening en houding van de rechter op zitting. Dat ziet dan op het onderbreken van mr. Klein Molenkamp op het moment dat er een nieuw verweer (met betrekking tot de betaling van de betalingstermijnen) wordt gevoerd. Daarnaast duurde de zitting amper 30 minuten, terwijl er 1,5 uur voor de zaak was uitgetrokken. Bij mr. Klein Molenkamp en bij verzoekster overheerste een ‘stampgevoel’, het moest allemaal snel. De rechter luisterde niet meer wat er werd aangevoerd en het voelde alsof de rechter haar oordeel al klaar had. Hierdoor is sprake van een gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij/zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De omstandigheden die verzoekster heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoekster van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.5.
De kern van het wrakingsverzoek blijkt te zijn gelegen in de bejegening en houding van de rechter. Voor dat soort klachten is de wrakingsprocedure in beginsel niet bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Het kan echter zijn dat in de wijze van bejegening toch (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt. Iemand die een wrakingsverzoek indient moet daarvoor dan wel voldoende en concrete feiten en omstandigheden aanvoeren waaruit dat zou blijken. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in dit geval in de bejegening door de rechter (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn niet gesteld of gebleken.
3.6.
De rechter voert ter zitting de regie en heeft een grote mate van vrijheid bij de bepaling van het verloop en de voortgang van de mondelinge behandeling. Het staat de rechter vrij om partijen kritische vragen te stellen en (een van de) partijen te onderbreken wanneer de rechter dat nodig acht. Wanneer hier tijdens de mondelinge behandeling al sprake van is geweest, dan kan daaruit geen vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.
3.7.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert – objectief – niet gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking is daarmee ongegrond en zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
3.8.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. P. Putters en mr. M.G.L. de Vette, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Stehouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.
De griffier is buiten staat deze beslissing mee te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.