Op 21 augustus 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Klein Molenkamp. Het verzoek tot wraking was ingediend in het kader van een civiele zaak met nummer C/10/675200 / HA ZA 24-217, waarin verzoekster een geschil had met Van Seeters Holding B.V. Verzoekster stelde dat zij vooringenomenheid had ervaren van de rechter tijdens de zitting, met name door de bejegening en houding van de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 27 juni 2024, werd deze vrees verder toegelicht door mr. J.S. de Gram, die namens verzoekster optrad. De rechter had volgens verzoekster niet geluisterd naar haar argumenten en had de zitting te snel afgerond, wat leidde tot een gevoel van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in het geding is. De omstandigheden die verzoekster aanvoerde, zoals de bejegening door de rechter, waren niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen, met de opmerking dat verzoekster een klacht kan indienen bij het gerechtsbestuur over de wijze van bejegening door de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.