ECLI:NL:RBROT:2024:1368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10/108909-22 / 89/000034-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling met 180 dagen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 februari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de proeftijd van een veroordeelde, die in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. De veroordeelde, geboren in 1995 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, had een gevangenisstraf van 913 dagen opgelegd gekregen door het Landgericht Kleve in Duitsland. Na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op 21 februari 2023, liep zijn proeftijd af op 21 februari 2024. De officier van justitie heeft op 29 januari 2024 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen, onderbouwd door een rapport van Reclassering Nederland. Tijdens de zitting op 9 februari 2024 is de vordering gewijzigd naar een verlenging van de proeftijd met een half jaar, op verzoek van de veroordeelde en zijn raadsvrouw, die stelden dat de veroordeelde door de opgelegde bijzondere voorwaarden onder druk stond en zijn baan had verloren. De rechtbank heeft, na het horen van de partijen en het advies van de reclassering, besloten de proeftijd met 180 dagen te verlengen. Dit is noodzakelijk om de veroordeelde te begeleiden bij het op orde brengen van zijn financiën, het vinden van werk en een zelfstandige woonruimte. De rechtbank heeft ook enkele bijzondere voorwaarden gewijzigd, waarbij een voorwaarde is komen te vervallen, terwijl de overige voorwaarden van kracht blijven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
VI-zaaknummer: 89/000034-37
Parketnummer: 10/108909-22
Datum uitspraak: 9 februari 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde
[veroordeelde01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [locatie01] ,
raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam.

1.Procesverloop

Bij vonnis van het Landgericht Kleve (Duitsland) van 21 oktober 2021 is aan de veroordeelde een gevangenisstraf van 913 dagen opgelegd.
Deze straf is in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) overgenomen bij erkenningsbeslissing van 22 maart 2022 onder parketnummer 10/108909-22.
De veroordeelde is op 21 februari 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 365 dagen en het strafrestant bedraagt 304 dagen. De proeftijd loopt af op 21 februari 2024.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn – voor zover hier van belang – de volgende voorwaarden verbonden:
algemene voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 op de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na invrijheidstelling melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres02] , [postcode02] te [plaats01] . De veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt. Deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa (plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die tijdens deze gedragsinterventie aan hem worden gegeven door de instelling die gedragsinterventie verzorgt;
  • Indien na de CoVa-training blijkt dat er meer nodig is, zal de veroordeelde meewerken aan een aanmelding voor behandeling bij De Waag of Fivoor of een soortgelijke instelling;
  • de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die tijdens deze gedragsinterventie aan hem worden gegeven door de instelling die de gedragsinterventie verzorgt;
  • de veroordeelde zal meewerken of zich actief inspannen voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde zal een open, gemotiveerde en meewerkende houding tonen met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
  • de veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • de veroordeelde zal, indien de reclassering het nodig acht dat de veroordeelde voor praktische begeleiding wordt aangemeld, hier aan meewerken. Te denken valt aan begeleiding door Humanitas Homerun of een soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de reclassering.
Vordering
Op 29 januari 2024 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 365 dagen.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van Reclassering Nederland van 21 december 2023 met de strekking dat de proeftijd met één jaar zou moeten worden verlengd.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2024. De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, zijn gehoord.
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben ter terechtzitting aangevoerd dat de proeftijd niet met één jaar moet worden verlengd, maar met maximaal een half jaar. Daartoe is aangevoerd dat de veroordeelde het afgelopen jaar tijdens de proeftijd enigszins is overvraagd door de hoeveelheid aan opgelegde bijzondere voorwaarden en de frequentie van de meldplichtafspraken in dit kader. Hierdoor is hij onder andere zijn baan verloren.
De veroordeelde kan zich vinden in het advies van de reclassering om de focus te leggen op praktische ondersteuning op de leefgebieden huisvesting, financiën, dagbesteding en relaties met partner en familie maar is van mening dat de periode van een half jaar hiervoor afdoende is.
De officier van justitie heeft de aanvankelijke vordering tot verlenging van de proeftijd met één jaar ter terechtzitting mondeling gewijzigd, in die zin dat een verlenging van de proeftijd met een half jaar wordt gevorderd. De officier van justitie heeft daarbij het voorstel van de veroordeelde en zijn raadsvrouw en de onderbouwing hiervan in aanmerking genomen.

2.Beoordeling door de rechtbank

Het rapport van de reclassering van 21 december 2023 houdt in dat de veroordeelde geen (betaalde) dagbesteding of een zelfstandige vorm van woonruimte heeft. De veroordeelde is gedurende de proeftijd werkloos geraakt en verblijft in de ouderlijke woning. Geadviseerd wordt om de proeftijd met één jaar te verlengen, zodat de focus kan worden gelegd op praktische ondersteuning op de leefgebieden huisvesting, financiën, dagbesteding en relaties met partner en familie. De voorwaarde “
Behandelverplichting bij De Waag of Fivoor” levert geen nuttige bijdrage meer en kan komen te vervallen.
De rechtbank is op grond van het advies van de reclassering, de verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting en het ingenomen, gewijzigde standpunt van de officier van justitie van oordeel dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden verlengd met 180 dagen. Deze proeftijd is noodzakelijk om de veroordeelde verder te kunnen begeleiden bij het op orde brengen van zijn financiën, het vinden van (betaalde) dagbesteding en een zelfstandige vorm van woonruimte.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden in die zin wijzigen dat de bijzondere voorwaarde “
Behandelverplichting bij De Waag of Fivoor” zal komen te vervallen. De overige bijzondere voorwaarden blijven onverkort van toepassing.

3.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en verlengt de proeftijd met
180 (honderdtachtig) dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en M.A.M. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2024.
De oudste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.