ECLI:NL:RBROT:2024:13673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/10/689992 / JE RK 24-2536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen door kinderrechter

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 december 2024, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen, afgewezen. De kinderrechter heeft de procedure op 31 december 2024 met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders stappen hebben gezet in hun communicatie en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is voor de kinderen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 januari 2025, maar de kinderrechter oordeelt dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer niet langer noodzakelijk is. De ouders hebben positieve ontwikkelingen doorgemaakt en de kinderen ontwikkelen zich goed. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af en stelt dat de ondertoezichtstelling op 26 januari 2025 afloopt, wat de GI de tijd geeft om af te ronden en eventueel ondersteuning te bieden bij het traject Ouderschap na Scheiding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/689992 / JE RK 24-2536
Datum uitspraak: 31 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over afwijzing van de verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. G.F. van den Ende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 november 2024;
- het gezinsplan van de GI van 19 december 2024, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 1] en [naam 2].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] woont bij de vader. [minderjarige 2] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 26 juni 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 26 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De bij beschikking vastgestelde omgangsregeling tussen [minderjarige 2] en de vader wordt niet nageleefd. Daarnaast is er niet veel contact tussen [minderjarige 1] en de moeder. Het is van belang dat het traject Ouderschap na Scheiding wordt ingezet. De GI geeft de ouders complimenten voor de vooruitgang die zij hebben gemaakt. Zij hebben door de wisseling van jeugdbeschermers grotendeels zelf stappen gezet.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter zitting verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Er is geen noodzaak voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Het verzoek van de GI is niet concreet onderbouwd en er wordt niet voldaan aan de wettelijke vereisten. De betrokkenheid van de GI heeft geen toegevoegde waarde. Het afgelopen jaar heeft de GI steken laten vallen en de moeder heeft hierover een klacht ingediend. Zij heeft van de GI erkenning gekregen, maar het vertrouwen van de moeder in de jeugdzorg is weg. De ouders hebben samen de communicatie verbeterd. Het gaat goed met de kinderen en beide ouders hebben contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 1]. Hoewel de vastgestelde omgangsregeling tussen [minderjarige 2] en de vader niet wordt nageleefd, maken de ouders hierover zelf afspraken. [minderjarige 2] en de vader hebben bijna dagelijks telefonisch contact. Het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder is niet frequent, maar verloopt goed. De moeder staat open voor de hulpverlening.
4.3.
Door de vader wordt ter zitting aangesloten bij het standpunt van de moeder. De vader wil geen verlenging van de ondertoezichtstelling. De communicatie tussen de ouders gaat beter en zij kunnen samen verder werken aan het verbeteren van de situatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, samengevat, een minderjarige onder toezicht stellen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. De ouders hebben het afgelopen half jaar stappen gezet in de communicatie. Zij communiceren weer met elkaar en maken in onderling overleg afspraken over de omgang tussen [minderjarige 2] en de vader. Positief is daarnaast dat het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder goed gaat. Ter zitting wordt ook bevestigd dat de onderlinge relatie tussen de ouders is verbeterd. De ouders zitten naast elkaar en zijn het met elkaar eens. Over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn er verder geen zorgen. Zij ontwikkelen zich goed en hebben positief contact met beide ouders.
5.3.
Op grond hiervan is de kinderrechter van oordeel dat er geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is niet langer noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.
5.4.
De ondertoezichtstelling loopt af op 26 januari 2025. Dit geeft de GI de tijd om af te ronden en, indien nodig, de ouders nog te ondersteunen bij het starten van het traject Ouderschap na Scheiding.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 15 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.