ECLI:NL:RBROT:2024:13622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691378 / JE RK 24-2711
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 december 2024, wordt een verzoek tot verlenging van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], behandeld. De kinderrechter heeft de ouders, [naam moeder] en [naam vader], en hun advocaat mr. E.J. Coxon, gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], die in een pleeggezin verblijft. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn twijfels over hun opvoedvaardigheden en de thuissituatie. De kinderrechter heeft eerder een voorlopige ondertoezichtstelling en een trajectmachtiging verleend, maar de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] blijven bestaan. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar voor een kortere duur dan verzocht, namelijk tot 15 februari 2025. De kinderrechter heeft de Raad en de GI verzocht om rapportages te overleggen over de stand van zaken en heeft een nieuwe zitting gepland op 7 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691378 / JE RK 24-2711
Datum uitspraak: 24 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder]en
[naam vader] ,
hierna te noemen de ouders, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. E.J. Coxon, kantoorhoudende in Utrecht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 december 2024, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende stukken van mr. E.J. Coxon van 23 december 2024.
1.2.
Op 24 december 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders met hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
  • twee vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna de GI), mw. [persoon B] en mw. [persoon C] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 december 2024 [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 18 maart 2025. Tevens heeft de kinderrechter bij diezelfde beschikking een trajectmachtiging verleend [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in het ziekenhuis gevolgd door een plaatsing in pleeggezin tot 15 januari 2025. De beslissing op het overige verzochte werd aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Dit verzoek is reeds toegewezen. Ook verzoekt de Raad een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het ziekenhuis, gevolgd door een plaatsing in een pleeggezin te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit verzoek is reeds voor de duur van vier weken toegewezen. Thans dienen partijen hierover te worden gehoord en dient er op het restant te worden beslist.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Nu [voornaam minderjarige] inmiddels uit het ziekenhuis is, beslaat het resterende deel van het verzoek alleen nog een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg. De Raad heeft grote zorgen over [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] heeft onvoldoende kunnen groeien en heeft moeite met drinken waardoor zij op dit moment sondevoeding toegediend krijgt. De ouders bagatelliseren de zorgen over [voornaam minderjarige] . De ouders wijzen daarbij vooral naar Veilig Thuis en tonen weinig inzicht in hun eigen handelen. Voornamelijk de moeder is op dit moment niet in staat adequaat te reageren op de signalen van [voornaam minderjarige] . Eerder is geprobeerd afspraken te maken met de ouders om toe te werken naar een plaatsing bij de ouders. Dit is onvoldoende gelukt. De Raad heeft geen twijfels over de liefde die de ouders hebben voor [voornaam minderjarige] . De taak van de Raad is echter om de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bij de ouders thuis te waarborgen. Op dit moment is er te weinig zicht op de thuissituatie van [voornaam minderjarige] bij de ouders waardoor de Raad van oordeel is dat, gezien de zorgen, een thuisplaatsing onverantwoord is. Daarom verzoekt de Raad de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor de resterende duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, om de aankomende periode te onderzoeken of, en op welke manier [voornaam minderjarige] bij de ouders of binnen het netwerk kan wonen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting bij het standpunt van de Raad aangesloten. Het gaat, naar omstandigheden goed met [voornaam minderjarige] en zij verblijft op dit moment in een fijn pleeggezin. De GI had eerder een ander pleeggezin voor ogen, maar dit gezin bleek op het laatste moment toch niet passend, waarop de GI verder is gaan zoeken. Zodoende is [voornaam minderjarige] bij het huidige pleeggezin geplaatst, wat in afstand verder is dan de GI voor het gezin had gewild. Maar geschiktheid van de pleegouders gaat uiteraard boven afstand. Positief is dat [voornaam minderjarige] steeds meer alertheid laat zien en dat er op dit moment goed voor haar wordt gezorgd. Ook de GI heeft geen twijfels over de liefde van de ouders voor [voornaam minderjarige] . De GI heeft echter tijd nodig om het netwerk en de thuissituatie van de ouders te onderzoeken. De bezoekmomenten met de ouders bij het pleeggezin zijn reeds ingepland, de jeugdbeschermer gaat vanmiddag met de ouders naar [voornaam minderjarige] toe. Ook heeft de GI, op aanvraag van de ouders, een vriendin van de ouders aangemeld voor de pleegzorgscreening. De aankomende periode moet blijken wat er wel en niet haalbaar is voor de ouders, en wat de mogelijkheden zijn voor een thuis-of netwerkplaatsing.
4.2.
Door en namens de ouders is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Vanwege de tijd die de Raad gegund is, hebben zij maar gedeeltelijk onderzoek kunnen doen naar de situatie van [voornaam minderjarige] . De feiten zoals aangedragen door Veilig Thuis zijn onjuist en onvolledig. De vader is immers betrokken en geslaagd voor de sondevoeding training. Op het moment dat de vader dit kon laten zien, is hij echter wegens ziekte niet meer bij [voornaam minderjarige] in de buurt geweest. Het is dan ook wrang dat de vader wordt verweten dat hij afspraken niet nakomt en geen inzicht toont in de situatie. Dit is niet waar, en de vader begrijpt deze aantijgingen niet. Er is niets waaruit blijkt dat het de vader aan inzicht zou ontbreken. De vader heeft zorgverlof opgenomen en is goed in staat de zorg voor [voornaam minderjarige] zelfstandig te dragen. De onderhavige situatie emotioneert de vader en creëert wantrouwen richting de hulpverlening. Daarnaast heeft het ziekenhuis aangegeven dat [voornaam minderjarige] naar huis kon als de moeder ondersteuning zou krijgen van de vader of van de vriendin van de ouders bij het toedienen van de sondevoeding. Het ziekenhuis heeft niet aangegeven dat de zorgen over [voornaam minderjarige] moeten resulteren in een uithuisplaatsing, dit is alleen ongemotiveerd door Veilig Thuis gesteld.
Desgevraagd geeft de moeder aan geen harddrugs of alcohol tijdens haar zwangerschap te hebben gebruikt en alleen eens geblowd te hebben. Dit zou volgens de betrokken medici geen probleem zijn. De moeder geeft verder aan zelfstandig te werken aan haar cannabisverslaving. De ouders betwisten de vraagtekens van de hulpverlening over de opvoedvaardigheden van de moeder niet. De ouders wensen echter te onderstrepen dat de rol van de vader in het onderhavige verhaal ontbreekt. [voornaam minderjarige] is het eerste kind van de ouders, logischerwijs zijn de ouders groeiende in hun rol. Door Veilig Thuis werden echter steeds nieuwe bodemeisen gesteld, waarna [voornaam minderjarige] met de ouders mee naar huis zou mogen. De ouders hebben er alles aan gedaan om steeds aan deze (aanvullende) eisen te voldoen en de voorliggende problemen samen met de hulpverlening op te lossen. Daarnaast is de eerste medewerker van Veilig Thuis die aan het gezin werd toegevoegd, op advies van het ziekenhuis, vanwege grensoverschrijdend gedrag, bij het gezin weggehaald. Het voorgaande wekt bij de advocaat van de ouders de indruk dat er mogelijk andere motieven in het spel zouden zijn bij Veilig Thuis dan het belang van [voornaam minderjarige] .
De ouders hebben twee aanvullende verklaringen uit het netwerk overlegd, maar dit hadden er veel meer kunnen zijn. Daarnaast hebben de ouders uitsluitend meegewerkt aan de hulpverlening en zijn er nooit signalen geweest dat zij hun medewerking aan de hulpverlening zouden weigeren. Zodoende vinden de ouders het onbegrijpelijk dat deze onvolledige en gebrekkige informatie van Veilig Thuis het spoedverzoek van de Raad heeft kunnen dragen. De ouders zijn van mening dat deze omissie moet worden hersteld en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] herzien dient te worden en met ingang van vandaag of morgen van tafel moet zijn. Dit geldt niet voor de voorlopige ondertoezichtstelling, nu de ouders ook graag willen dat er opnieuw naar de feiten wordt gekeken en wordt bezien wat de (on)mogelijkheden van het gezin zijn. Het voorgaande maakt dat de ouders primair verzoeken om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te herzien en te beslissen dat [voornaam minderjarige] direct naar de ouders gaat. De ouders verzoeken subsidiair om de resterende twee maanden van het verzoek af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en het mondeling verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] Er zijn ernstige zorgen over [voornaam minderjarige] . De urine van [voornaam minderjarige] is na de geboorte positief getest op de aanwezigheid van verdovende middelen. De moeder heeft tijdens de zwangerschap cannabis, tabak en alcohol gebruikt. Aan het begin van de zwangerschap heeft de moeder ook harddrugs gebruikt. [voornaam minderjarige] verbleef de eerste twee maanden van haar leven in het ziekenhuis omdat het haar niet lukte om op eigen kracht voldoende voeding binnen te krijgen vanwege haar onderontwikkelde zuigreflex. Hierdoor is sondevoeding nog altijd noodzakelijk. Het ziekenhuis heeft uitgesproken dat het vermoeden is dat het moeizame drinken komt doordat [voornaam minderjarige] onvoldoende gelegenheid krijgt om zich te hechten. Hierin is geen vooruitgang te zien. Er zijn - ook vanuit het ziekenhuis - zorgen geuit over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder kiest geregeld voor dingen die zij zelf nodig heeft, zoals roken, slapen of op haar telefoon zitten, en praat weinig tegen [voornaam minderjarige] . De verzorging loopt niet altijd goed. ’s Nachts wordt de moeder niet wakker en vraagt zij de verpleging om de zorg op zich te nemen, terwijl overdag voedingen of medicatie worden vergeten. De moeder wordt niet in staat geacht om de sondevoeding aan [voornaam minderjarige] te geven, terwijl het ziekenhuis heeft aangegeven dat er twee personen moeten zijn die de sondevoeding aan [voornaam minderjarige] kunnen geven. Het ziekenhuis en Veilig Thuis hebben daarnaast aangegeven dat de vader veel werkt en dat [voornaam minderjarige] de afgelopen maanden veel alleen is geweest.
5.2.
De verzorging van een jonge baby vraagt veel van ouders. [voornaam minderjarige] is erg kwetsbaar en in haar situatie speelt daarbij nog de extra zorg dat haar zuigreflex onvoldoende ontwikkeld is waardoor zij afhankelijk is van sondevoeding. Het lukt op dit moment voornamelijk de moeder onvoldoende om adequaat op [voornaam minderjarige] te reageren en haar de zorg en veiligheid te bieden die zij, als zeer kwetsbare baby, nodig heeft. De kinderrechter vindt het positief dat de vader inmiddels verlof heeft opgenomen bij zijn werkgever, maar dit maakt niet dat [voornaam minderjarige] direct naar huis kan. De kinderrechter deelt de zorgen van de Raad of de vader de ernst van de medische en (mogelijke) hechtingsproblemen van [voornaam minderjarige] - en de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder - voldoende onderkent en of hij, op het moment dat [voornaam minderjarige] thuis zou zijn, daadwerkelijk 24 uur per dag beschikbaar zal zijn. Tegenover het gegeven dat hij nu verlof heeft opgenomen staat immers dat de vader dit pas (op advies van Veilig Thuis) heeft gedaan toen [voornaam minderjarige] al een tijd in het ziekenhuis lag en niet op het moment dat [voornaam minderjarige] geboren was en bleek dat de moeder moeite had om voor [voornaam minderjarige] te zorgen. Ook vindt de kinderrechter het zorgelijk dat de ouders weinig inzicht in hun eigen handelen tonen, de zorgen ontkennen en naar Veilig Thuis wijzen als de boosdoener. Veilig Thuis is vanaf de geboorte betrokken geweest en heeft geprobeerd om met de ouders veiligheidsafspraken te maken om [voornaam minderjarige] naar huis te laten gaan. Dit is niet gelukt, (mede) door de afwijzende houding van de ouders. Ook is het zo dat de zorgen niet alleen vanuit Veilig Thuis zijn gekomen, maar ook vanuit het ziekenhuispersoneel.
5.3.
Het uitgangspunt van een uithuisplaatsing is dat er toegewerkt wordt naar een thuisplaatsing. Daarvoor dient sprake te zijn van een veilige, stabiele en voorspelbare thuissituatie, zeker bij een kwetsbare baby als [voornaam minderjarige] . De kinderrechter is van oordeel dat er op dit moment nog te veel zorgen zijn of de ouders dit, eventueel met behulp van het netwerk, aan [voornaam minderjarige] kunnen bieden en zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen. Tegelijkertijd is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uit huisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor de resterende duur van de voorlopige ondertoezichtstelling op dit moment te lang is. Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor een kortere duur te verlengen dan verzocht, te weten voor de duur van één maand, en het verzoek voor het overige aan te houden tot de hierna te noemen zittingsdatum. Het is zaak dat er op korte termijn zicht komt op de thuissituatie van [voornaam minderjarige] bij de ouders, en dat er bezien wordt wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van de ouders en hun netwerk zijn. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de ouders hun wantrouwen richting de hulpverlening achter zich kunnen laten om zodoende rust in de situatie voor henzelf en [voornaam minderjarige] te brengen en samen stappen te kunnen maken die in het belang van [voornaam minderjarige] zijn.
5.4.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk een week voor de hierna te noemen zittingsdatum een briefrapportage te overleggen met de stand van zaken op dat moment en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk een week voor de hierna te noemen zittingsdatum een briefrapportage te overleggen met de stand van zaken op dat moment.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
laat de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 december 2024 in stand;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 15 februari 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor wat betreft het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing aan en roept de Raad, de GI, de ouders en mr. Coxon op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de
rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op
7 februari 2025 om 10.15 uur, om nader op het verzoek te worden gehoord;
6.5.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.L. Pöll;
6.6.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de ouders en mr. Coxon;
6.7.
verzoekt de Raad en de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter, met afschrift aan de elkaar, de ouders en mr. Coxon, de verzochte rapportages te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024 door mr. A.L Pöll, kinderrechter, in aanwezigheid van S.L. Bulte als griffier, en op schrift gesteld op 8 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.