ECLI:NL:RBROT:2024:1359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/10/672925 / KG ZA 24-88
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdelingszaak in kort geding met betrekking tot de verkoop van een woning na echtscheiding

In deze zaak, die op 19 februari 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die na hun echtscheiding nog samen eigenaar zijn van een woning. De vrouw, die met haar nieuwe vriend een andere woning wil kopen, eist dat de man zijn medewerking verleent aan de verkoop van de gezamenlijke woning. De man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2024, waardoor de voorzieningenrechter verstek verleent tegen hem. De vrouw heeft haar eis grotendeels toegewezen gekregen, met uitzondering van enkele declaratoire eisen en de eis tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de man binnen twee weken na betekening van het vonnis moet meewerken aan de verkoop van de woning, met een dwangsom van € 100 per dag voor het geval hij hier niet aan voldoet. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/672925 / KG ZA 24-88
Vonnis in kort geding van 19 februari 2024
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. H.M.A. over de Linden te Amsterdam,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 februari 2024, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling op 12 februari 2024.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
De vrouw en de man waren gehuwd. Op 7 september 2021 zijn zij gescheiden. Zij zijn echter nog steeds samen eigenaar van een woning. De vrouw wil die woning verkopen, omdat zij met haar nieuwe vriend een andere woning wil kunnen kopen en als zelfstandig ondernemer aan de slag wil gaan. De man wil hier volgens de vrouw niet aan meewerken. Daarom eist de vrouw in deze zaak – samengevat weergegeven – dat de man op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om zijn medewerking te geven aan de verkoop van de woning en, als de man dat niet doet, te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de man.
Verstekverlening tegen de man
2.2.
De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de man. De man is namelijk niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2024, terwijl bij de oproeping van de man in deze zaak alle wettelijke termijnen en regels in acht zijn genomen.
De eis van de vrouw wordt grotendeels toegewezen
2.3.
De eis van de vrouw komt de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. Daarom wordt die eis toegewezen, met inachtneming van het volgende. De primaire eisen onder II. en VIII. zijn declaratoir van aard en daarom kunnen die in deze zaak, omdat het een kort geding is waarin geen plaats is voor declaratoire beslissingen, niet worden toegewezen. Aan de primaire eis onder I. wordt een dwangsom verbonden, omdat dit vonnis niet in de plaats van die door de man te verrichten handelingen kan treden. Voor wat betreft de primaire eisen onder IV. en V. kan dit vonnis wel in de plaats treden van de door de man te verrichten handelingen en dat wordt ten aanzien van die eisen dan ook bepaald. Ten aanzien van die eisen is het daarom niet nodig om daar dan ook nog een dwangsom aan te koppelen, zodat de eisen van de vrouw in zoverre worden afgewezen. De primaire eis onder VII. wordt ook afgewezen, omdat op dit moment niet valt te overzien of er wellicht redenen zijn om de overwaarde van de woning niet bij helfte te verdelen. In dit verband wijst de voorzieningenrechter op randnummer 17 van de dagvaarding, waar de vrouw stelt dat de man de hypotheeklasten van de woning sinds 1 april 2022 heeft betaald. De geëiste veroordeling in buitengerechtelijke kosten wordt tot slot ook afgewezen, omdat de vrouw daar niets over heeft gesteld in de dagvaarding.
De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen
2.4.
De vrouw eist dat de man haar proceskosten moet betalen. In zaken tussen ex-partners wordt in het algemeen besloten tot compensatie van de proceskosten, wat inhoudt dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. De gedachte daarachter is dat de afwikkeling van een relatie en alles wat daarmee samenhangt vaak gepaard gaat met persoonlijke en interrelationele moeilijkheden. De redelijkheid en billijkheid brengen daarom met zich mee dat niet te snel tot een proceskostenveroordeling wordt overgegaan. De rechter in familierechtelijke aangelegenheden zou haar taak miskennen, als zij uitsluitend toegankelijk zou zijn voor een zakelijke en juridische argumentatie. De noodzakelijke terughoudendheid van de rechter wordt ook ingegeven door de overweging dat partijen in vele gevallen nog met elkaar verder moeten, zoals in dit geval als de ouders van kinderen. Een proceskostenveroordeling ten laste van de ene partij en ten gunste van de andere partij kan de verdere relatie belasten, omdat deze veroordeling als prestigewinst kan worden opgevat. [1] Weliswaar kunnen zich ook in het familierecht gevallen voordoen waarbij het juist in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de proceskosten te compenseren, [2] maar daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in deze zaak geen sprake. De enkele omstandigheid dat de man niet aan verkoop van de woning heeft willen meewerken, is daarvoor onvoldoende. Daarom beslist de voorzieningenrechter hierna dat de proceskosten worden gecompenseerd.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis alle medewerking te verlenen aan een zo spoedig mogelijke verkoop en levering van de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in Rotterdam, inhoudende dat de man:
 de vrouw toestaat een makelaar te benoemen om als verkopend makelaar
op te treden;
 de voornoemde makelaar in de woning toelaat;
 een sleutel aan de voornoemde makelaar afgeeft;
 een taxatie van de woning toelaat, indien dit nog nodig wordt geacht door
de voornoemde makelaar;
 toestemming verleent voor het maken van foto’s van de woning;
 het plaatsen van (een) “te koop”-bord(en) en/of -biljet(ten) in en
bij de woning toestaat en die laat staan en/of hangen;
 toestemming verleent voor het publiceren van de woning op de website
van Funda;
 de woning tot genoegen van de makelaar opruimt en opgeruimd houdt ten behoeve van het maken van foto’s en ten behoeve van bezichtigingen;
 bezichtigingen toelaat;
 afwezig is bij bezichtigingen;
 de aanwijzingen van de makelaar in verband met (bespoediging
van) de verkoop opvolgt;
 beschikbaar is voor overleg met de makelaar op diens verzoek;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of dagdeel dat de man daarmee in gebreke blijft, met dien verstande dat de man maximaal € 10.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
3.2.
veroordeelt de man om medewerking te verlenen aan het opstellen en ondertekenen van de overeenkomst ten aanzien van de verkoop van de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in Rotterdam aan (een) derde(n), waarbij de leveringstermijn door de kopers wordt bepaald;
3.3.
veroordeelt de man om, met medeneming van een geldig legitimatiebewijs, te verschijnen bij de door de koper(s) gekozen notaris op een door de notaris vast te stellen datum en tijdstip, de voor de levering op te maken notariële akte te ondertekenen volgens de door de notaris juist geachte tekst en verder alles te doen en uit te voeren dat door de notaris voor de levering noodzakelijk wordt geacht;
3.4.
bepaalt dat, wanneer de man zijn medewerking niet verleent aan de veroordelingen in 3.2. en/of 3.3., dit vonnis in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de man aan die rechtshandelingen;
3.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
3349 / 2009

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 6 maart 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BV8184, overweging 3.6.
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 6 maart 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BV8184, overweging 3.6.1.