ECLI:NL:RBROT:2024:13589

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/10/686325 / HA RK 24-881
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak over huurovereenkomst

Op 15 oktober 2024 heeft de rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. W.J.J. Wetzels, de rechter die betrokken was bij haar eerdere rechtszaken. Verzoekster had in 2017 drie zaken tegen de gemeente Rotterdam, die door dezelfde rechter werden behandeld, verloren. Ze stelde dat deze rechter haar onrecht had aangedaan door haar vorderingen af te wijzen en beschuldigde hem van partijdigheid in een lopende kantonzaak. De wrakingskamer oordeelde echter dat verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat onvrede over eerdere uitspraken geen grond vormt voor wraking en dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigden. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank verklaarde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ROTTERDAM
Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/686325 / HA RK 24-881
Beslissing van 15 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster, strekkende tot de wraking van
mr. W.J.J. Wetzels,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoekster strekt tot wraking van de rechter in de kantonzaak met nummer 11209173 CV 24-17359 (hierna: de kantonzaak). Het dossier van deze zaak is ter beschikking van de wrakingskamer gesteld. Daaruit blijkt dat het gaat om een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) als eiseres en verzoekster als gedaagde. Woonstad vordert ontbinding van een met verzoekster gesloten huurovereenkomst, veroordeling van verzoekster tot ontruiming van het gehuurde en betaling van een huurachterstand. Verzoekster voert verweer en vordert in haar conclusie van antwoord om Woonstad te veroordelen om verspreide persoonsgegevens uit alle (externe) registers/systemen en bij allerlei derden te (laten) wissen. De mondelinge behandeling is bepaald op 31 oktober 2024.
1.2.
Het dossier in de wrakingszaak bestaat uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoekster van 20 september 2024,
- de schriftelijke reactie van de rechter van 27 september 2024.
1.3.
Op I oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn verzoekster en de rechter aanwezig geweest. Namens Woonstad heeft [persoon A] de mondelinge behandeling bijgewoond.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Verzoekster heeft het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
De rechter heeft in 2017 drie zaken behandeld van verzoekster tegen (de sociale dienst van) de gemeente Rotterdam. In die zaken heeft de rechter in drie vrijwel identieke vonnissen de vorderingen van verzoekster afgewezen. Daarmee heeft hij haar onbeschrijfbaar onrecht aangedaan. De vonnissen bevatten namelijk onterechte en beledigende beweringen van de
wederpartij die de kantonrechter zonder bewijs heeft overgenomen. Ook is daarin onnodig persoonlijke informatie over verzoekster opgenomen. De vonnissen zijn breed verspreid binnen de gemeente Rotterdam, wat grote gevolgen voor verzoekster heeft gehad. Later heeft de rechter opnieuw zaken van verzoekster in haar nadeel beïnvloed. Ook in de kantonzaak handelt hij in het nadeel van verzoekster. Zo is het opmerkelijk dat de behandeling van de zaak wordt voortgezet. terwijl verzoekster de huurachterstand inmiddels heeft betaald. Verder hoort de zaak thuis in een ander team dan het team waar de rechter deel van uitmaakt, als volgens het verdeelsysteem van de rechtbank wordt gekeken naar de eerste letter van de naam van de verhuurder (W).
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Volgens de rechter bestaat er geen verband tussen de eerdere drie zaken en de kantonzaak. Van vooringenomenheid of de objectieve vrees daarvoor kan dan ook geen sprake zijn. Daarnaast is het niet aan de behandelend rechter om te beslissen over het al dan niet voortzetten van de kantonzaak. Doorhaling is alleen mogelijk als beide partijen daarmee instemmen. Het klopt niet dat de rechter de zaak naar zich heeft toegetrokken. De deurwaarder heeft de dagvaarding aangebracht tegen een woensdag, omdat volgens het verdeelsysteem de eerste letter van de achternaam van de gedaagde (M) bepalend is. Daarna is de kantonzaak via een geautomatiseerd systeem aan de rechter toebedeeld, waarop hij geen invloed heeft uitgeoefend.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan.
3.2.
Uit het betoog van verzoekster volgt dat zij aan haar wrakingsverzoek ten grondslag legt dat zij geen vertrouwen heeft in de rechter vanwege eerdere beslissingen.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster naast de drie zaken tegen, kort gezegd, de gemeente ook nog een andere zaak genoemd. Volgens verzoekster zou de rechter in die zaak vorderingen van verzoekster hebben afgewezen terwijl gedaagde niet was verschenen. De wrakingskamer laat deze zaak buiten beschouwing. Verzoekster heeft hier namelijk te laat een beroep op gedaan - zodat de rechter hier niet inhoudelijk op kon reageren - en heeft dit verder ook niet onderbouwd. Zo is niet duidelijk om welke zaak of beslissing het volgens verzoekster gaat.
3.4.
Verzoekster wil niet dat de rechter direct of indirect betrokken is bij de kantonzaak. In de drie zaken tegen de gemeente heeft zij zich door de rechter niet gehoord gevoeld. Daarnaast is zij het niet eens met de in die zaken gewezen vonnissen. Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen hierin geen zwaarwegende aanwijzingen worden gevonden voor (de schijn van) partijdigheid van de rechter. Verzoekster heeft namelijk niet geconcretiseerd waarom zij zich niet gehoord heeft gevoeld. Daarnaast levert onvrede over een gerechtelijke beslissing geen grond op voor wraking. In zo'n geval is het instellen van hoger beroep de
aangewezen weg. Uit de verklaring van verzoekster begrijpt de rechtbank dat mogelijk wel hoger beroep is ingesteld, maar dat die procedure niet is doorgezet. Ook het feit dat er drie grotendeels gelijkluidende vonnissen zijn gewezen in plaats van één doet niet af aan het vermoeden van onpartijdigheid van de rechter. De vonnissen zijn volgens de rechter gewezen omdat verzoekster drie procedures aanhangig had gemaakt over hetzelfde onderwerp, maar opgedeeld in verschillende periodes om niet boven de bevoegdheidsgrens van de kantonrechter uit te komen. Dit heeft verzoekster niet weersproken en het is dan niet onlogisch dat de vonnissen op elkaar lijken. Verzoekster heeft ook niet weersproken dat de in de vonnissen opgenomen persoonlijke informatie over verzoekster door haarzelf is verstrekt, zoals door de rechter is verklaard. Het getuigt niet van partijdigheid om door een partij verstrekte informatie in een vonnis op te nemen.
Welke bijzondere omstandigheden er zijn om te vrezen dat de kantonrechter in de nieuwe
zaak bevooroordeeld zal zijn heeft verzoekster voor het overige niet uitgelegd.
3.5.
Ten slotte beschuldigt verzoekster de rechter ervan dat hij de kantonzaak naar zich toe heeft getrokken om verzoekster te kunnen benadelen. Naar het oordeel van de wrakingskamer bestaat voor die beschuldiging geen enkele grond. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie en tijdens de mondelinge behandeling toegelicht hoe kantonzaken worden verdeeld. Verder heeft hij uitgelegd dat het niet aan hem is om te beslissen over het al dan niet voortzetten van de procedure. Daarop heeft verzoekster niet gereageerd en er is geen grond om deze uitleg niet te volgen.
3.6.
De conclusie luidt dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Franken, voorzitter, mr. P.C. Santema en
mr. drs. B. van Velzen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Elenbaas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.