ECLI:NL:RBROT:2024:13576

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
C/10/689301 / KG ZA 24-1082
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over perceelgrens tussen twee percelen met kadastrale aanduidingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen [eiseres 1] en [eiseres 2] een kort geding aangespannen tegen gedaagden [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2]. Het geschil betreft de eigendom van een strook grond tussen de kadastrale grens en de oude erfafscheiding van hun percelen. Eiseressen stellen dat zij eigenaar zijn van deze strook grond door ingebruikname door hun rechtsvoorganger meer dan twintig jaar geleden. Gedaagde [gedaagde 1] heeft echter een grensreconstructie laten uitvoeren door het Kadaster, waaruit blijkt dat de kadastrale grens ongeveer 80 cm zuidelijker ligt dan de feitelijke erfafscheiding. Dit leidde tot een conflict, waarbij gedaagde [gedaagde 1] een deel van de erfafscheiding heeft laten verwijderen, wat eiseressen niet accepteren. In het kort geding vorderen eiseressen herstel van de oude situatie, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat in een kort geding niet kan worden vastgesteld wie de eigenaar van de strook grond is. De rechter beslist dat de huidige situatie voorlopig moet blijven zoals die is, totdat de bodemrechter hierover kan oordelen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseressen toegewezen, met een dwangsom voor gedaagde [gedaagde 1] bij niet-naleving van de uitspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/689301 / KG ZA 24-1082
Vonnis in kort geding van 24 december 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

2.
[eiseres 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eiseressen,
advocaat: mr. B. van Zanten te Hardinxveld-Giessendam,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. H.M.H. van Dongen te Oosterhout.
Partijen worden hierna ook [eiseres 1] , [eiseres 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.
De zaak in het kort
[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn eigenaar van een perceel in [plaats] . Dit perceel grenst aan het perceel van het bedrijf van [gedaagde 2] , [gedaagde 1] . In opdracht van [gedaagde 1] heeft het Kadaster een grensreconstructie uitgevoerd. Daaruit bleek dat de kadastrale grens tussen de percelen ongeveer 80 cm zuidelijker loopt dan de feitelijke erfafscheiding. Volgens [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn zij eigenaar van de strook – het stuk grond tussen de kadastrale en de feitelijke grens – als gevolg van ingebruikname daarvan door hun rechtsvoorganger meer dan twintig jaar geleden. [gedaagde 1] heeft vervolgens een deel van de erfafscheiding (o.a. de schutting) laten verwijderen. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn het hier niet mee eens en vorderen in dit kort geding herstel van de oude situatie. In een kort geding kan niet worden vastgesteld wie eigenaar is van de strook grond tussen de kadastrale grens en de oude erfafscheiding. Het is aan de bodemrechter om daarover te beslissen. Tot die tijd moet de situatie blijven zoals die is.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 november 2024, met producties 1 tot en met 23,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8,
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Zanten,
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Dongen.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 11 december 2024. Tijdens de zitting heeft mr. Van Dongen een afbeelding getoond. Dat betrof een verduidelijking van een afbeelding die gedaagden in de conclusie van antwoord hebben opgenomen.

2.De feiten

2.1.
Sinds 29 januari 2018 zijn [eiseres 1] en [eiseres 2] eigenaar van het perceel aan de [adres 1] in [plaats] met kadastrale aanduiding [perceelnummer 1] . Op het perceel staat een woning waarin [eiseres 1] en [eiseres 2] wonen. In 1993 heeft de rechtsvoorganger van eiseressen aan de noordzijde van de woning een bijkeuken gerealiseerd.
2.2.
[gedaagde 1] is sinds 8 april 2022 eigenaar van het perceel aan de [adres 2] in [plaats] met kadastrale aanduiding [perceelnummer 2] . [gedaagde 1] oefent daar een installatiebedrijf uit. [gedaagde 2] is indirect enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 1] .
2.3.
De percelen van [eiseres 1] en [eiseres 2] en [gedaagde 1] grenzen aan elkaar. Op de kadastrale kaart ziet dit er als volgt uit:
[afbeelding kadastrale kaart]
2.4.
Op 26 maart 2024 voert een landmeter van het Kadaster op verzoek van [gedaagde 1] een grensreconstructie uit. [gedaagde 2] informeert [eiseres 1] en [eiseres 2] bij e-mail van 27 maart 2024 over de uitkomst daarvan. Hij schrijft dat is gebleken dat de kadastrale grens ongeveer 80 cm zuidelijker loopt dan de feitelijke erfafscheiding. Volgens [gedaagde 2] betekent dit dat een deel van het tegelpad aan de westzijde van de bijkeuken, een deel van de bijkeuken en de schutting, tegels en een deel van de schuur aan de oostzijde van de bijkeuken op het perceel van [gedaagde 1] staan. Bij brief van 27 maart 2024 verzoekt [gedaagde 1] / [gedaagde 2] [eiseres 1] en [eiseres 2] om de strook grond tussen de kadastrale grens en de feitelijke erfafscheiding (hierna: de strook grond) te ontruimen.
2.5.
Vervolgens vindt een e-mailwisseling plaats tussen (de juridisch adviseur van) [eiseres 1] en [eiseres 2] en [gedaagde 2] . Daarin stellen [eiseres 1] en [eiseres 2] dat zij (althans hun rechtsvoorganger) door inbezitneming, die al langer dan twintig jaar duurt, eigenaar zijn geworden van de strook grond. [gedaagde 2] weerspreekt dit. Hij stelt dat er tussen de rechtsvoorgangers van [gedaagde 1] en [eiseres 1] en [eiseres 2] een afspraak is gemaakt over het gebruik van de grond, zodat van inbezitneming en verjaring geen sprake is. Bij e-mails van 26 juni 2024 en 5 juli 2024 kondigt [gedaagde 2] aan hij de schutting weg gaat halen.
2.6.
Op 4 november 2024 laat [gedaagde 1] de schutting verwijderen, de regenpijp van de schuur en tegels aan de oostzijde van de bijkeuken weghalen en een deel van het tegelpad aan de westzijde van de bijkeuken verwijderen. Nadien laat [gedaagde 1] op een deel van de, volgens haar bestaande grens tussen beide percelen, een nieuwe schutting plaatsen (bestaande uit betonpalen, betonblokken, betonbanden en houten schermen, opgehoogd en aangevuld met grond). Deze nieuwe schutting ligt ongeveer 80 tot 100 cm zuidelijker dan de plek waar de oude schutting stond en laat een deel van het perceel open. [gedaagde 1] laat de grond rond de bijkeuken ophogen, betrekt het voormalig stukje tegelpad aan de westzijde van de bijkeuken bij haar erf en bestraat een en ander.
2.7.
Bij brief van 8 november 2024 schrijft mr. Van Zanten namens [eiseres 1] en [eiseres 2] aan [gedaagde 1] / [gedaagde 2] dat [eiseres 1] en [eiseres 2] (althans hun rechtsvoorganger) door inbezitneming eigenaar zijn geworden van de strook grond. Hij sommeert [gedaagde 1] / [gedaagde 2] om de nieuwe erfafscheiding te verwijderen en de strook grond, waaronder de bijkeuken, verder ongemoeid te laten en de regenpijp terug te plaatsen.
2.8.
Bij e-mail van 12 november 2024 schijft [gedaagde 2] aan mr. Van Zanten:
“(…) Gezien de door uw client en haar vertegenwoordiger(s) ingenomen standpunten ben ik mij aan het beramen op de volgende stappen jegens uw client;
  • Afbreken / verwijderen van dat bijkeukengedeelte welke op mijn grond staat.
  • Afbreken / verwijderen van de in 2021 geplaatste tuinschuur, deze is onrechtmatig geplaatst t.o.v. de erfscheiding.
  • Weghalen boom welke volgens de wettelijke norm te dicht op de erfscheiding staat.
  • Verhalen van de (on)kosten welke reeds gemaakt zijn zoals kadaster, afvoerkosten puin, als mede de nog te maken kosten voor het opnieuw aanpassen van de bestratingen.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen, verkort weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] veroordeelt tot:
1. het per direct staken van alle werkzaamheden op de volgende plaatsen:
de plaats waar de schutting heeft gestaan, oftewel tot 100 cm vanaf de noordelijke kadastrale grens tussen de percelen met kadastrale aanduiding [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] en over de gehele breedte (circa 20 meter) van die grens (tussen de door de landmeter aangebrachte ijzeren buizen met nummers 18 en 20),
langs de noordelijke gevel van de bijkeuken, oftewel tot 50 cm vanaf de noordelijke gevel van de bijkeuken en over de gehele breedte (circa 5 meter) daarvan,
de plaats waar een gedeelte van de straat aan de westzijde van de bijkeuken heeft gelegen, oftewel het gedeelte van 100 cm vanaf de westelijke gevel van de bijkeuken en over de gehele breedte van de bijkeuken (circa 2,5 meter),
2. het binnen vijf dagen na het vonnis verwijderen en verwijderd houden van alle zaken op de plaatsen onder 1. en het perceel van [eiseres 1] en [eiseres 2] , waaronder doch niet uitsluitend de betonblokken, betonbanden, betonpalen, (houten) schuttingdelen (straat)stenen en grond, waardoor die plaatsen en dat perceel zoveel mogelijk worden teruggebracht in de toestand, inclusief het grondpeil – dat gelijk dient te zijn aan het grondpeil van de rest van het erf van [eiseres 1] en [eiseres 2] – zoals die situatie bestond voorafgaand aan de verwijdering van de schutting en de verwijdering van de straat aan de westelijke zijde van de aanbouw op of omstreeks 4 november 2024,
3. betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte indien niet aan de vorderingen onder 1 en 2 wordt voldaan,
4. het zich onthouden van het losmaken, verplaatsen en/of verwijderen van onroerende en roerende zaken van [eiseres 1] en [eiseres 2] , waaronder die behoren tot en onderdeel zijn van hun woning, bestrating, tuin en overkapping (schuur), zoals die zich (grotendeels) bevinden op voornoemd perceel en de plaatsen onder 1. beschreven,
5. betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding indien niet aan de vordering onder 4 wordt voldaan,
6. betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres 1] en [eiseres 2] dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

spoedeisend belang

4.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Bij e-mail van 12 november 2024 heeft [gedaagde 2] immers laten weten dat hij (de voorzieningenrechter begrijpt [gedaagde 1] ) zich beraamt op het afbreken/verwijderen van een gedeelte van de bijkeuken en de schuur van [eiseres 1] en [eiseres 2] en het weghalen van een boom. Gelet op die mededelingen zijn eiseressen dit kort geding gestart. Pas in de conclusie van antwoord is verklaard dat in aanloop naar een bodemprocedure geen nadere werkzaamheden aan de strook grond zullen worden verricht. Het spoedeisend belang is daarmee, anders dan gedaagden stellen, niet verdwenen. Daarbij rijst de vraag of, gelet op de eerdere gang van zaken, eiseressen op deze verklaring kunnen vertrouwen.
vorderingen op [gedaagde 2]
4.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] richten hun vorderingen tegen zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] . [gedaagde 2] is echter geen eigenaar van het perceel aan de [adres 2] in [plaats] . Dat is [gedaagde 1] . [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben niet weersproken dat [gedaagde 2] enkel in hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde 1] heeft gehandeld. Daarnaast is niet gebleken dat [gedaagde 2] zelf werkzaamheden aan de strook grond heeft verricht. [eiseres 1] en [eiseres 2] stellen immers dat aan een aantal ondergeschikten opdracht is gegeven. Dit leidt ertoe dat de vorderingen op [gedaagde 2] worden afgewezen.
vorderingen op [gedaagde 1]
4.3.
Eiseressen en [gedaagde 1] twisten over de vraag wie eigenaar is van de strook grond. Het antwoord op die vraag moet in een bodemprocedure worden gegeven, omdat daarvoor bewijslevering (door getuigen) nodig is. Een kort geding leent zich daar niet voor. In deze procedure is (slechts) aan de orde of op dit moment een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
[gedaagde 1] heeft in haar conclusie van antwoord verklaard dat de werkzaamheden aan de strook grond zijn afgerond en dat in aanloop naar een bodemprocedure geen nadere werkzaamheden zullen worden verricht. Gelet op het feit dat [gedaagde 1] zonder toestemming van [eiseres 1] en [eiseres 2] , en in de wetenschap van hun stelling dat zij eigenaar zijn van de strook grond, werkzaamheden aan de strook grond heeft laten verrichten en in de e-mail van 12 november 2024 heeft aangekondigd zich te beraden op het afbreken/verwijderen van een deel van de bijkeuken, hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] belang bij een veroordeling van [gedaagde 1] om zich te onthouden van het losmaken, verplaatsen en/of verwijderen van onroerende en roerende zaken van [eiseres 1] en [eiseres 2] . Gezien de eerdere handelwijze van [gedaagde 1] bestaat aanleiding om daaraan een dwangsom te verbinden van € 5.000,00 per overtreding, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt. In verband met het vorenstaande is een veroordeling tot het per direct staken van alle werkzaamheden overbodig.
4.4.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen voorts dat [gedaagde 1] de reeds uitgevoerde werkzaamheden ongedaan maakt. Op dit moment is echter onduidelijk of de strook grond van [eiseres 1] en [eiseres 2] of [gedaagde 1] is. Het is mogelijk dat [gedaagde 1] in een bodemprocedure in het ongelijk wordt gesteld, maar het is ook mogelijk dat [eiseres 1] en [eiseres 2] daarin aan het kortste eind trekken. Daarom dient de situatie te blijven zoals die nu is. Daar komt bij dat het belang van [gedaagde 1] bij het behouden van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van [eiseres 1] en [eiseres 2] bij het herstel van de oude situatie. Aannemelijk is dat [gedaagde 1] kosten heeft gemaakt voor de uitvoering van de werkzaamheden en, mogelijk ten onrechte, schade lijdt als de situatie nu ongedaan gemaakt wordt en als zij in een bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld, die werkzaamheden weer opnieuw gerealiseerd moet worden. Hoewel kwalijk is dat [gedaagde 1] , gelet op het standpunt van [eiseres 1] en [eiseres 2] en zonder zekerheid over de eigendomskwestie, met de werkzaamheden is gestart, weegt dat in de situatie zoals die nu is (geworden), onvoldoende zwaar. Van de vrees van [eiseres 1] en [eiseres 2] dat de ophoging van het perceel naast de bijkeuken mogelijk kan leiden tot scheuren en vochtproblemen en dat de betonbanden mogelijk voor problemen met de afwatering zullen zorgen, kan in dit kort geding, zonder deskundige, niet worden vastgesteld of die terecht is. Daarnaast acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat voor de op dit moment bestaande open vlakte een tijdelijke oplossing mogelijk is.
proceskosten
4.5.
Voor een veroordeling van [eiseres 1] en [eiseres 2] in de proceskosten van [gedaagde 2] ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, in aanmerking nemend dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in kort geding samen optrekken en door één advocaat worden bijgestaan. Omdat [gedaagde 1] wordt veroordeeld moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres 1] en [eiseres 2] worden begroot op:
- dagvaarding: € 136,72
- griffierecht: € 320,00
- salaris advocaat: € 1.107,00
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal: € 1.741,72

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] zich te onthouden van het losmaken, verplaatsen en/of verwijderen van onroerende en roerende zaken van [eiseres 1] en [eiseres 2] , die behoren tot en onderdeel zijn van hun woning, bestrating, tuin en overkapping (schuur), zoals die zich (grotendeels) bevinden op het perceel aan de [adres 1] in [plaats] met kadastrale aanduiding [perceelnummer 1] en de volgende plaatsen:
de plaats waar de schutting heeft gestaan, oftewel tot 100 cm vanaf de noordelijke kadastrale grens tussen de percelen met kadastrale aanduiding [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2] en over de gehele breedte (circa 20 meter) van die grens (tussen de door de landmeter aangebrachte ijzeren buizen met nummers 18 en 20),
langs de noordelijke gevel van de bijkeuken, oftewel tot 50 cm vanaf de noordelijke gevel van de bijkeuken en over de gehele breedte (circa 5 meter) daarvan,
de plaats waar een gedeelte van de straat aan de westzijde van de bijkeuken heeft gelegen, oftewel het gedeelte van 100 cm vanaf de westelijke gevel van de bijkeuken en over de gehele breedte van de bijkeuken (circa 2,5 meter),
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiseres 1] en [eiseres 2] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 1.741,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.
[2971/2009]