ECLI:NL:RBROT:2024:13573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
C/10/687960 / KG ZA 24-1004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de verdeling van een woning tussen ex-partners na gemaakte afspraken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen ex-partners die gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. Tijdens een eerder kort geding hebben zij afspraken gemaakt over de overname van de woning door de vrouw, die twee maanden de tijd kreeg om dit te realiseren. De vrouw heeft deze termijn echter niet gehaald, waardoor de woning aan een derde verkocht moet worden. In het huidige kort geding hebben beide partijen vorderingen ingesteld die afwijken van de eerdere afspraken. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van beide partijen afgewezen, omdat de gemaakte afspraken in de vaststellingsovereenkomst bindend zijn. De rechter benadrukt dat partijen de details van de verkoop samen moeten uitwerken en dat de vrouw niet kan terugkomen op de afspraken vanwege onvoorziene omstandigheden. De vorderingen van de man om de vrouw te dwingen tot medewerking aan de verkoop en de vorderingen van de vrouw om de man te dwingen tot medewerking aan de overname van zijn aandeel in de woning zijn beide afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/687960 / KG ZA 24-1004
Vonnis in kort geding van 29 november 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. T. Erdal te Rotterdam.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.
De zaak in het kort
Partijen zijn ex-partners en samen eigenaar van een woning. Tijdens een eerder kort geding hebben partijen afspraken gemaakt over de woning. Die afspraken houden in dat de vrouw twee maanden de tijd krijgt om de woning over te nemen en als dat niet lukt de woning aan een derde moet worden verkocht. In dat geval werken partijen de details samen uit.
De vrouw heeft de woning niet binnen twee maanden overgenomen. Dit betekent dat partijen de details van de verkoop van de woning aan een derde samen moeten uitwerken.
In dit kort geding hebben partijen vorderingen ingesteld die afwijken van de gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen in dit vonnis daarom af.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 7 november 2024, met producties 1 t/m 3,
  • de conclusie van antwoord tevens vordering in reconventie, met producties 1 t/m 10,
  • de akte vermeerdering eis, tevens houdende overlegging producties van de man, met producties 4 en 5,
  • de reactie op antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie van de man,
  • de akte vermeerdering eis, wijziging eis van de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 november 2024. Tijdens de behandeling heeft de advocaat van de man zijn vordering aangevuld. De vrouw heeft hier bezwaar tegen gemaakt, omdat volgens haar sprake is van een eiswijziging waarop zij niet heeft kunnen reageren. De voorzieningenrechter volgt de vrouw hier niet in. De aanvulling betreft een verduidelijking van de eis, die voortvloeit uit de eerdere stellingen van de man. De vrouw heeft tegen die achtergrond ter zitting voldoende gelegenheid gehad om daarop te kunnen reageren.
1.3.
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de akte vermeerdering eis, wijziging eis van de vrouw, omdat zij dit stuk te laat zou hebben ingediend. De vrouw heeft in de akte de rechtsgrond van haar vordering gewijzigd. Op grond van artikel 10.1 van het Procesreglement wordt een verandering of vermeerdering van eis bij voorkeur vóór de mondelinge behandeling meegedeeld. Dat heeft de vrouw gedaan. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de akte buiten beschouwing te laten, de goede procesorde staat daaraan niet in de weg.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn drie kinderen geboren. Het jongste kind van partijen, [minderjarige] , is nog minderjarig (geboren op [geboortedatum] 2010). De vrouw oefent het eenhoofdig gezag uit over [minderjarige] .
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan het [adres] , [postcode] in [plaats] (hierna: de woning).
2.3.
Bij dagvaarding van 16 juli 2024 vorderde de vrouw in kort geding medewerking door de man aan de overdracht van zijn aandeel in de woning aan de vrouw. Op 7 augustus 2024 vond de mondelinge behandeling plaats. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen, elk bijgestaan door een advocaat, afspraken gemaakt over de woning en zijn deze vastgelegd in een proces-verbaal. De afspraken luiden, voor zover van belang, als volgt:
“1.1. De woning wordt door de vrouw voor € 390.000,- overgenomen als zij daartoe financieel in staat is binnen twee maanden na heden. Daarbij zal de man uit de hoofdelijkheid worden ontslagen. Aan de man zal de helft van de overwaarde toekomen, af te rekenen bij de notariële overdracht. De termijn van twee maanden kan met maximaal twee weken worden verlengd in geval dat noodzakelijk is voor het plaatsvinden van een afspraak bij de notaris. (…)
1.4.
Als de vrouw niet in staat blijkt om de woning over te nemen, zal de woning aan een derde worden verkocht. Partijen zullen de details in dat geval samen uitwerken.
1.5.
Tot aan de overdracht van de woning zullen partijen wat betreft het minderjarig kind birdnesting toepassen. De man en de vrouw zullen afwisselend een week met het kind en de jongmeerderjarige in de woning verblijven. De eerste week van de man loopt van 9 augustus 2024 om 18:00 uur tot 16 augustus 2024 om 18:00 uur. Partijen spreken af dat zij uit zullen gaan van gelijkwaardig ouderschap en vanuit dat uitgangspunt de noodzakelijke beslissingen zullen nemen en die ook zo nodig met elkaar zullen afstemmen. (…)”
2.4.
Op 7 oktober 2024 heeft mr. Johannsen namens de man bij mr. Erdal geïnformeerd naar de stand van zaken. Bij e-mail van 9 oktober 2024 heeft mr. Erdal aan mr. Johannsen geschreven dat de hypotheeknemer (bank) een aanvullend onderzoek heeft ingesteld omdat de maandelijkse aflossing van de hypotheekschuld in de afgelopen drie jaar meer dan vijftien keer te laat heeft plaatsgevonden. Volgens mr. Erdal is de vertraging niet aan de vrouw te wijten, omdat de man tijdens de relatie verantwoordelijk was voor de aflossing van de hypotheekschuld. Zij verzoekt daarom om het onderzoek af te wachten. Bij e-mail van 10 oktober 2024 heeft mr. Johanssen laten weten dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de aflossing van de hypotheekschuld. Verder merkt zij op dat als de overname door de vrouw niet spoedig plaatsvindt, de verkoop aan een derde de enige optie is.
2.5.
Bij e-mail van 4 november 2024 heeft mr. Erdal aan mr. Johanssen bericht dat de vrouw een aanbod van de hypotheeknemer heeft ontvangen en dat zij nu het aandeel van de man in de woning kan overnemen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert na wijziging van zijn eis dat, verkort weergegeven, de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
bepaalt dat de
birdnesting-regeling wordt voortgezet tot aan de levering van de woning,
bepaalt dat de vrouw onmiddellijk haar volledige medewerking dient te verlenen aan de nakoming van het proces-verbaal, in die zin dat zij haar volledige medewerking verleent aan de verkoop en levering van de woning,
bepaalt dat een makelaar wordt aangesteld en de woning beschikbaar wordt gesteld aan die makelaar en geïnteresseerden voor het houden van bezichtigingen,
bepaalt dat de vraag- en laatprijs van de woning door de makelaar bindend wordt vastgesteld, zodat de vrouw zodra de woning is verkocht binnen één week na toezending van de koopovereenkomst door de makelaar deze overeenkomst zal ondertekenen,
onder oplegging van een dwangsom,
subsidiair:
5. bepaalt dat de
birdnesting-regeling wordt voortgezet tot aan de levering van de woning,
6. de vrouw veroordeelt om binnen twee maanden na betekening van het vonnis haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overname door de man van het aandeel van de vrouw in de woning, inclusief het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, en alle handelingen te verrichten die daarvoor benodigd zijn, onder oplegging van een dwangsom,
primair en subsidiair:
7. de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vorderingen dan wel afwijzing van de vorderingen.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert na wijziging van haar eis dat, verkort weergegeven, de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
1. het proces-verbaal wijzigt als gevolg van onvoorziene omstandigheden en de man veroordeelt om zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de overname door de vrouw van het aandeel van de man in de woning en alle handelingen te verrichten die daarvoor benodigd zijn, onder oplegging van een dwangsom,
subsidiair:
2. de man veroordeelt om zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de aan de overname door de vrouw van het aandeel van de man in de woning en alle handelingen te verrichten die daarvoor benodigd zijn, onder oplegging van een dwangsom,
meer subsidiair:
3. het proces-vebaal wijzigt als gevolg van onvoorziene omstandigheden en bepaalt dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man voor de overname door de vrouw van het aandeel van de man in de woning, onder oplegging van een dwangsom,
primair en (meer) subsidiair:
4. de man veroordeelt om de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije en algemene beschikking van de vrouw te stellen,
5. de man beveelt om uiterlijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en verder niet meer te betreden,
6. de man veroordeelt in de proceskosten.
3.4.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

inleiding
4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie worden deze hierna gezamenlijk beoordeeld.
4.2.
Partijen hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Dat spoedeisend belang is erin gelegen dat van partijen niet kan worden gevergd dat de situatie waarin de woning aan hen gezamenlijk toebehoort nog langer voortduurt. Hoewel partijen tijdens het vorige kort geding afspraken hebben gemaakt over de woning, zijn zij er tot op heden niet in geslaagd om tot een verdeling van het gemeenschappelijk goed te komen. Met de vorderingen in dit kort geding trachten partijen daar verandering in te brengen.
woning
4.3.
De man vordert primair dat de woning aan een derde wordt verkocht. Hij grondt zijn vordering op nakoming van de in het proces-verbaal neergelegde vaststellingsovereenkomst. Subsidiair vordert de man dat de vrouw haar aandeel in de woning aan de man overdraagt. Volgens de man is hij door een verhoging van zijn salaris inmiddels in staat om het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen.
4.4.
De vorderingen van de vrouw strekken ertoe dat de man zijn aandeel in de woning aan de vrouw overdraagt. Zij legt daaraan ten grondslag dat de in het proces-verbaal neergelegde vaststellingsovereenkomst dient te worden gewijzigd wegens onvoorziene omstandigheden. Zij stelt daartoe dat zij op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst niet kon voorzien dat de hypotheeknemer een aanvullend onderzoek zou instellen, omdat zij niet wist dat de man in de afgelopen drie jaar de hypotheeklasten meer dan vijftien keer niet tijdig heeft betaald.
4.5.
De vorderingen worden afgewezen. Dat wordt hierna toegelicht.
4.5.1.
Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten. Anders dan de vrouw meent, vergt wijziging van een vaststellingsovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden (daargelaten de inhoudelijke motivering van haar wens tot wijziging) een constitutieve uitspraak. Daarvoor is in een kort geding geen plaats.
Dat betekent dat de rechtsverhouding tussen partijen waar het de woning betreft wordt beheerst door de vaststellingsovereenkomst. Die is niet vrijblijvend, ook niet voor wat de termijnen betreft. Partijen kunnen elkaar daar over en weer aan houden.
4.5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling in het vorige kort geding zijn partijen overeengekomen dat de vrouw twee maanden de tijd krijgt om het aandeel van de man in de woning over te nemen en dat als zij daar niet in slaagt de woning aan een derde wordt verkocht. Voor dat geval is afgesproken: “
Partijen zullen de details in dat geval samen uitwerken.”De termijn van twee maanden is inmiddels verstreken. Dat betekent dat de woning aan een derde moet worden verkocht. Voor zover de man dat (inmiddels) tot uitgangspunt neemt is dat juist, maar de man heeft zich van de afspraak dat partijen de details van de verkoop samen moeten uitwerken in zijn vordering geen rekenschap gegeven. De man vordert immers (uitsluitend) medewerking door de vrouw aan de verkoop en levering van de woning, op door de voorzieningenrechter te bepalen voorwaarden. Uit de nadere toelichting ter zitting blijkt dat partijen nog geen begin hebben gemaakt met het overleg over die details waartoe zij zich hebben verplicht. Het is dus prematuur om nu aan de voorzieningenrechter te vragen om die voorwaarden vast te stellen.
4.5.3.
Voor zover de vrouw heeft bedoeld, al dan niet bij wijze van impliciet executiegeschil, dat nakoming van de vaststellingsovereenkomst van haar niet kan worden gevergd in verband met de ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst niet bekende late betalingen van de man, stuit dat af op de wijze waarop zijzelf met de gemaakte afspraken is omgegaan. Ervan uitgaande dat juist is dat de acceptatie van de aanvraag door de bank is vertraagd wegens aan de vrouw eerder onbekende late betalingen en dat in de verhoudingen tussen partijen die late betalingen geheel de verantwoordelijkheid van de man waren (hetgeen betwist is) had het op de weg van de vrouw gelegen om, zodra die vertraging bekend werd, zich tot de man te wenden teneinde tot gezamenlijk overleg over aanpassing van de termijn (en eventuele andere afspraken) te komen. Dat heeft zij niet gedaan. Pas nadat de (advocaat van de) man, na afloop van de overeengekomen termijn van twee maanden, informeerde naar de stand van zaken heeft zij de vertraging en de oorzaak daarvan aan de man gemeld. In die situatie komt haar nu geen beroep toe op een noodsituatie of het opkomen van onvoorziene omstandigheden die in de weg staan aan de nakoming. Daarbij is meegewogen dat het de vrouw uiteraard vrij staat om, als de woning te koop wordt aangeboden, zelf een bod uit te brengen.
birdnesting
4.6.
De man vordert dat de
birdnesting-regeling, waarbij de man en de vrouw om de week met [minderjarige] (en de jongmeerderjarige) in de woning verblijven, wordt voortgezet tot aan de levering van de woning. Deze vordering wordt afgewezen vanwege het ontbreken van een belang. Partijen zijn immers overeengekomen (zie artikel 1.5. in het proces-verbaal) dat zij tot aan de overdracht van de woning voor [minderjarige]
birdnestingzullen toepassen. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw zich niet aan deze afspraak houdt.
4.7.
De vrouw vordert dat de man de woning ontruimt, omdat de
birdnesting-regeling volgens haar niet werkbaar is gebleken. De vordering wordt afgewezen. De vrouw heeft niet voldoende toegelicht waarom de
birdnesting-regeling onwerkbaar is . Ook heeft zij haar stelling dat [minderjarige] enorm last heeft van de afwezigheid van de vrouw in huis en dat hij de agressieve houding van zijn vader vreest onvoldoende onderbouwd. De stelling dat [minderjarige] de agressieve houding van zijn vader vreest staat bovendien haaks op de verklaring van de vrouw ter zitting dat [minderjarige] zijn vader graag om het weekend wil zien.
conclusie en proceskosten
4.8.
De conclusie is dat partijen in alle opzichten de vaststellingsovereenkomst dienen na te komen. Die overeenkomst gaat ervan uit dat ze samen afspraken maken; in dat verband zou het, gelet op hun rol als ouders, wellicht de voorkeur verdienen als zij proberen om er samen uit te komen op een manier die ertoe leidt dat de kinderen in de woning kunnen blijven wonen.
4.9.
In geschillen tussen ex-partners is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd. Ook in dit geval worden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat zowel in conventie als in reconventie iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.
[2971/106]