ECLI:NL:RBROT:2024:13571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
10.041005.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden voor betrokkenheid bij cocaïnehandel en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in cocaïne en witwassen. De verdachte, geboren in 1972 en ingeschreven op een bepaald adres, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.S.J. van Gestel. Tijdens de zitting op 28 november 2024 zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie, waarbij de verdachte instemde met een gevangenisstraf van 32 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 106 kilogram cocaïne in Nederland en aan voorbereidingshandelingen voor de verkoop en distributie van deze drugs. Daarnaast heeft de verdachte een contant geldbedrag van € 35.900,- voorhanden gehad, waarvan hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar deze waren gedateerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde straf van 32 maanden gevangenisstraf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten en de gemaakte procesafspraken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10.041005.22
Datum uitspraak: 12 december 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

Tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie (OM) zijn procesafspraken gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de (totstandkoming van de) procesafspraken. De procesafspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst die door de verdachte, zijn raadsman mr. G.S.J. van Gestel en de officier van justitie mr. L.T.M. Verhoeven is ondertekend. De overeenkomst is voorafgaand aan de zitting door de officier van justitie aan de rechtbank verstrekt. Tijdens het onderzoek op de zitting van 28 november 2024 zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. De beantwoording van de vragen uit de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) stond daarbij centraal, in het bijzonder de vragen die betrekking hebben op het bewijs en de op te leggen straf. De rechtbank heeft daarnaast onderzocht of de verdachte de inhoud van de gemaakte afspraken begreep, en zich realiseerde welke gevolgen deze procesafspraken voor hem en zijn strafzaak zouden hebben.
De procesafspraken houden in dat:
  • de verdachte geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
  • de verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • de verdachte afstand doet van de in beslag genomen goederen;
  • de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
  • de verdachte op de dag van de (eind)uitspraak ter zitting aanwezig zal zijn nu de schorsing van de voorlopige hechtenis op die dag eindigt;
  • het OM ter terechtzitting zal requireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten zoals weergegeven in de overeenkomst;
  • het OM een strafeis van 32 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk zal vorderen;
  • het OM geen ontnemingsvordering zal aanbrengen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd overeenkomstig de procesafspraken. Zij heeft de bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 6 december 2020 tot en met 9 december 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 106 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in de periode van 20 mei 2020 tot en met 15 februari 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne op lijst I, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededaders:
- met mededader(s) ( via Sky ECC) contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of verkopen van die cocaïne, en/of
- - foto’s van cocaïne en/of prijzen van die cocaïne verstuurd, en/of
- getracht personen te regelen die op zee tassen met cocaïne konden ophalen, en/of
- transport voor een container (met daarin cocaïne) vanuit België te regelen;
3
hij op 15 februari 2022 te Rotterdam, één voorwerp (
eencontant geldbedrag ad in totaal 35.900 euro) voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist,
dat dit voorwerp
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
2
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of daarbij behulpzaam te zijn, zich en/of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen

3.

witwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Procesafspraken
De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling op 28 november 2024 de procesafspraken die de verdachte en zijn raadsman met de officier van justitie zijn overeengekomen met de verdachte besproken. Daarbij zijn de vrijwillige medewerking van de verdachte aan de totstandkoming van de procesafspraken, de bewustheid van de verdachte ten aanzien van de (inhoud van de) procesafspraken en de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken voor de verdachte uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Volgens beide partijen heeft ten behoeve van het opstellen van de procesafspraken uitvoerig overleg plaatsgevonden. De rechtbank heeft tijdens de bespreking benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de procesafspraken en dat de verdachte jegens de rechtbank dus niet is gehouden tot naleving van de gemaakte overeenkomst met het OM. Ook is benadrukt dat de rechtbank niet is gebonden aan de afspraken die tot stand zijn gekomen tussen het OM en de verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, die in de gehele procedure is bijgestaan door een raadsman, weloverwogen en vrijwillig ingestemd met de procesafspraken en is hij zich bewust van de inhoud van de gemaakte afspraken, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
7.3.
Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de gemaakte procesafspraken gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.4.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft overeenkomstig de gemaakte procesafspraken geen verweren gevoerd.
7.5.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren van een partij cocaïne (106 kilo) en aan voorbereidingshandelingen gericht op het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne. De verdachte heeft veelvuldig met verschillende tegencontacten over deze handel gesproken via een (aanvankelijk) versleutelde chatdienst Sky ECC. Met zijn handelingen is de verdachte een belangrijke schakel in de keten geweest om cocaïne in Nederland in te voeren en op de illegale markt te brengen. Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft. De rechtbank rekent de verdachte zijn betrokkenheid bij de bewezen drugsgerelateerde feiten ernstig aan.
Tot slot heeft de verdachte heeft een groot, contant geldbedrag van € 35.900,- voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
7.6.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.6.1.
Strafblad
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 16 november 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Echter zijn deze feiten gedateerd.
7.6.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 november 2022. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
De verdachte is eerder in aanraking gekomen met justitie. Nu de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept kan het recidiverisico niet worden ingeschat. Tevens is het adviseren over interventies en/of toezicht niet mogelijk.
7.7.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten is een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet op het voorgaande zou de rechtbank evenals de officier van justitie in beginsel een gevangenisstraf van 48 maanden passend en geboden achten. De rechtbank zal echter een andere afweging maken en rekening houden met de gemaakte procesafspraken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Een matiging van de straf in deze is gerechtvaardigd, omdat de verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk tot tijdswinst leidt. De verdediging heeft de ingediende onderzoekswensen ingetrokken. Mede hierdoor is deze zaak eerder behandeld dan de zaken van de medeverdachten. Voorts is de behandeling van de strafzaak ter zitting efficiënt verlopen als gevolg van de procesafspraken en een hoger beroep wordt voorkomen. Dit levert de nodige tijdswinst op en bespaart zittingsruimte. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Daarnaast past de overeengekomen gevangenisstraf van 32 maanden bij de matigingen die in het kader van procesafspraken gebruikelijk zijn en wordt ook door de rechtbank in deze zaak gezien als een passende matiging.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat – conform de procesafspraken – de door de officier van justitie gevorderde straf in redelijke verhouding tot de ernst van het feit staat en daarmee een passende straf is. De rechtbank zal dan ook aan de verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter,
en mrs. P.A.M. Wijffelsen en J.P.E. Mullers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of de periode van 6 december 2020 tot en met 9 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 106 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2020 tot en met 10 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van 106 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne op lijst I, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
(doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- met één of meer mededader(s) via Sky ECC Chats contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne (in container [containernummer]), en/of
- de aankomst van container [containernummer] in de ECT-systemen gemonitord, en/of
- uithalers geregeld om die partij cocaïne vanuit container [containernummer] over te brengen naar een andere container, en/of
- het transport voor die container (met daarin die cocaïne) geregeld;
2
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2020 tot en met 15 februari 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland en/of België brengen, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne op lijst I, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te (doen) plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- met één of meer mededader(s) (al dan niet via Sky ECC) contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of verkopen van die cocaïne, en/of
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad, en/of
- (aldus) foto’s van cocaïne en/of prijzen van die cocaïne verstuurd, en/of
- getracht personen te regelen die op zee tassen met cocaïne konden ophalen, en/of
- transport voor een container (met daarin cocaïne) vanuit België te regelen;
3
hij op of omstreeks 15 februari 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
één of meerdere voorwerpen (contante geldbedragen ad in totaal 35.900 euro)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen,
geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk en/of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig misdrijf.