ECLI:NL:RBROT:2024:13567

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
10.245437.24 / TUL: 03.055807.24 en 96.324445.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging in vereniging met braak

Op 25 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging in vereniging. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van het samen met een medeverdachte plegen van een woningoverval in Dordrecht op 30 juli 2024. Tijdens deze overval heeft de verdachte de aangever, [slachtoffer], met geweld bedreigd en een televisie en telefoon van hem weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de woning van de aangever zijn binnengedrongen terwijl hij sliep. De verdachte heeft de aangever geslagen, waardoor deze gewond raakte, en heeft hem bedreigd met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever gedetailleerd en consistent waren, en dat deze werden ondersteund door bewijs uit het dossier, waaronder videobeelden van de buren. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 13 maanden en 29 dagen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangever en een gebiedsverbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit, een gevangenisstraf moest ondergaan, maar dat een deel voorwaardelijk kon worden opgelegd om hem te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 2.635,36, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.245437.24
Parketnummer vordering TUL: 03.055807.24 en 96.324445.22
Datum uitspraak: 25 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
verblijvende ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting in de [naam instelling] ,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 (negentien) maanden en 29 dagen, met aftrek van voorarrest en waarvan 18 (achttien) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 31 oktober 2024, met uitzondering van het contact- en locatieverbod ten aanzien van aangever [slachtoffer] , alsmede een taakstraf van 240 uur.
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien van aangever [slachtoffer] voor de duur van twee jaar, waarbij per overtreding twee weken hechtenis opgelegd wordt, met een maximumduur van zes maanden en de dadelijke uitvoerbaarverklaring van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte mocht de goederen met instemming van aangever [slachtoffer] meenemen waardoor er geen sprake was van wederrechtelijkheid. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de geweldshandelingen. Enkel [slachtoffer] heeft verklaard over het geweld. Hij verklaart hier wisselend over en het dossier biedt hiervoor geen steunbewijs. Daarnaast is er geen sprake van braak of verbreking.
4.1.2.
Beoordeling
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij wakker werd omdat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] in zijn slaapkamer stonden. De verdachte gaf [slachtoffer] een klap op zijn hoofd waardoor [slachtoffer] hevig bloedde. Vervolgens trok de verdachte de televisie, die met een beugel bevestigd was, van de muur. [medeverdachte] had de telefoon van [slachtoffer] gepakt en vroeg, onder bedreiging van een mes van circa 30 centimeter lang, de code om de telefoon te ontgrendelen. Nadat [slachtoffer] de code had gegeven is hij naar beneden gerend om zijn buren te waarschuwen. Terwijl [slachtoffer] bij de buren voor de deur stond zag hij de verdachte met zijn televisie onder zijn arm naar buiten komen. De verdachte en [medeverdachte] liepen samen weg.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] gedetailleerd en consistent heeft verklaard. Zijn verklaringen worden ondersteund door verschillende feiten en omstandigheden die voortvloeien uit de wettige bewijsmiddelen zoals deze zijn uitgewerkt in bijlage II behorende bij dit vonnis. Zo is er letsel geconstateerd op zijn voorhoofd, is zijn telefoon op het moment van het incident ontgrendeld en blijkt uit de beelden van de videodeurbel van de buren dat [slachtoffer] in paniek was, roept om teruggave van zijn telefoon en zijn buren direct vroeg om de politie te bellen.
De overige verweren worden verworpen onder verwijzing naar de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 30 juli 2024, te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een andere, in een woning , te weten
[adres delict] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden,
een televisie (Philips 43 Inch Smart Tv) en een
(mobiele)telefoon (Apple Iphone 7), die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
en terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken, door
- ( in overtal) de (slaap)kamer van die [slachtoffer] binnen te dringen en (vervolgens)
(terwijl die [slachtoffer] in bed lag) zich (dreigend) aan die [slachtoffer] op te dringen en
- meermalen althans eenmaal (met een (hard en/of scherp) voorwerp en/of gebalde
vuist) op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] te slaan en/of te
stompen en/of
- die televisie van de muur te trekken en- (dreigend) een mes, te tonen aan die [slachtoffer]
en/of (vervolgens) met dit mes, in de richting van die [slachtoffer] te
wijzen en
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de woo
rden toe voegen - zakelijk weergegeven - dat die
[slachtoffer] de code van zijn telefoon moest geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft samen met [medeverdachte] een woningoverval gepleegd. De verdachte en [medeverdachte] hebben ingebroken in de woning van [slachtoffer] terwijl hij sliep en hebben vervolgens met geweld zijn televisie en telefoon meegenomen. Daarbij is [slachtoffer] op zijn hoofd geslagen waardoor een wond is ontstaan die hevig bloedde en is hij bedreigd met een mes. Dit is een ernstig feit. Het incident heeft zich afgespeeld in het huis van [slachtoffer] , een plek waar men zich altijd veilig dient te voelen. Het gevoel van veiligheid in je eigen woning hebben de verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] ontnomen. Tevens hebben de verdachte en [medeverdachte] geen respect gehad voor de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De verdachte heeft kennelijk gedacht dat hij op deze wijze het geld wat hij nog te goed had kon innen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 oktober 2024. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
De reclassering ziet een patroon ten aanzien van het plegen van vermogensdelicten onder invloed van drugs. Er is een toename in delictgedrag en de ernst van de delicten. Het motief voor onderhavige verdenking is geld. De reclassering beschouwt daarom financiën en het sociaal netwerk als direct delictgerelateerde factoren. Langdurige verslaving vormt de rode draad in het delictverleden. De verdachte was ten tijde van onderhavige verdenking onder invloed van XTC en GHB, hetgeen mogelijk een ontremmende werking heeft gehad op het delictgedrag. Daarbij beschikt de verdachte over beperkte vaardigheden tot het oplossen van (interpersoonlijke) problemen en ziet hij beperkt in dat het middelengebruik een grote rol speelt bij zijn delictgedrag; er is sprake van gering probleembesef en beperkt ziekte-inzicht. De reclassering beschouwt het middelengebruik alsmede het psychosociaal functioneren hierdoor als direct delictgerelateerde factoren. De verdachte praat de inbraak en de diefstal van de televisie goed, waardoor wij zijn houding tevens als direct delictgerelateerd beschouwen.
Op 26 september 2024 is de voorlopige hechtenis geschorst en is er een reclasseringstoezicht met schorsende voorwaarden van kracht. De verdachte is direct geplaatst binnen de FVK van Fivoor. Hij werkt mee aan de klinische behandeling en is hiervoor intrinsiek gemotiveerd. De verdachte heeft een sterke wens tot blijvende
gedragsverandering, waardoor zijn houding als mogelijk beschermende factor beschouwd kan worden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog vanwege de langdurige en ernstige verslavingsproblematiek.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, contactverbod met [slachtoffer] , een locatieverbod voor de [straatnaam] (zonder EM) en meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel zal gelijk zijn aan het aantal dagen dat de verdachte in voorarrest tot aan zijn schorsing van de voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat hij niet terug hoeft naar de penitentiaire inrichting en zijn hulpverleningstraject kan voortzetten. De rechtbank ziet geen reden de duur van het hulpverleningstraject, anders dan is geadviseerd, te beperken naar een half jaar.
Daarnaast zal de rechtbank, gezien het reeds ingezette hulpverleningstraject en de omstandigheid dat het strafblad van de verdachte strafverzwarend meewerkt, een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor de [straatnaam] in Dordrecht en een contactverbod met [slachtoffer] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Kennelijk bestaat er tussen de verdachte en [slachtoffer] een conflict over geld dat nog niet is opgelost.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 35,36 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.600,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering geheel toewijsbaar is.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair het immateriële deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite partiële vrijspraak en meer subsidiair gematigd dient te worden.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding voldoende is onderbouwd, zal het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade worden toegewezen.
Ook de immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar, nu deze vordering voldoende is onderbouwd in het licht van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 2.600,- billijk en zal deze vordering dan ook toewijzen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juli 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.635,36, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
TUL 03.055807.24
Bij vonnis van 5 juni 2024 van de politierechter van de rechtbank Limburg is de verdachte ter zake van diefstal met geweld veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 20 juni 2024. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten uitvoerleggen van deze voorwaardelijke straf niet passend is, nu dit het reeds ingezette hulpverleningstraject zal doorkruisen. De tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.
TUL 96.324445.22
Bij vonnis van 1 november 2023 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van de Wegenverkeerswet veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 15 november 2023. Het bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank acht de verdachte in staat tot het uitvoeren van een taakstraf en ziet daarom geen reden om de tenuitvoerlegging af te wijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f , 38v, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) maanden en 29 (negenentwintig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met Fivoor GGZ-reclassering in de kliniek en na ontslag uit de kliniek aan de [adres 2] te [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde blijft meewerken aan de voortzetting van de huidige klinische behandeling in Fivoor Forensische Verslavingskliniek (FVK) Rotterdam-Rijnmond of een andere zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Er is onder parketnummer 10-019571-24 een IFZO-indicatie aangevraagd op 16 april 2024 en afgegeven, onder welke indicatie
de veroordeelde momenteel in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis sinds 27 september is opgenomen binnen de FVK. De opname duurt maximaal één jaar. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de
problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De reeds gestarte behandeling dient na ontslag uit de kliniek te worden gecontinueerd. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. De veroordeelde laat zich behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeeld houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaar, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de [straatnaam] te Dordrecht, gedurende twee jaar na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , gedurende twee jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 2.635,36 (zegge: tweeduizend zeshonderd vijfendertig euro en zesendertig cent),bestaande uit € 35,36 aan materiële schade en € 2.600,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 2.635,36(hoofdsom,
zegge: tweeduizend zeshonderd vijfendertig euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.635,36 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
36 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op, een en ander met dien verstande dat de verdachte van deze betalingsverplichting is bevrijd voor zover de mededader de volledige schadevergoeding heeft betaald;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 1 november 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uur, te vervangen door 15 dagen vervangende hechtenis;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 5 juni 2024 van de politierechter van de rechtbank Limburg aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 30 juli 2024, te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten
[adres delict] , alwaar verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een televisie (Philips 43 Inch Smart Tv) en/of meerdere kabels en/of een
(mobiele)telefoon (Apple Iphone 7), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
en/of
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( in overtal) de (slaap)kamer van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of (vervolgens)
(terwijl die [slachtoffer] in/op bed lag) zich (dreigend) aan die [slachtoffer] op te dringen en/of
- meermalen althans eenmaal (met een (hard en/of scherp) voorwerp en/of gebalde
vuist) op/tegen het hoofd, en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te
stompen en/of
- die televisie van de muur te trekken en/of te rukken en/of
- ( dreigend) een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp te tonen aan die [slachtoffer]
en/of (vervolgens) met dit mes, althans dat voorwerp in de richting van die [slachtoffer] te
wijzen en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) de wooden toe voegen - zakelijk weergegeven - dat die
[slachtoffer] de code van zijn telefoon moest geven.