5.1.2.Beoordeling
5.1.2.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier. De verdachte en aangeefster hebben elkaar op 5 juli 2022 ontmoet bij de viszaak van de verdachte in Rotterdam. Zij hebben gesproken over een baantje (werk) voor aangeefster en samen eten gehaald. De verdachte en aangeefster zijn vervolgens naar een tankstation gereden in de auto van aangeefster om te tanken. Niet ter discussie staat dat de verdachte en aangeefster hebben gezoend en dat de verdachte aan de borsten van aangeefster heeft gezeten en deze heeft gelikt. In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of aangeefster deze handeling vrijwillig onderging, of dat de verdachte aangeefster daartoe heeft gedwongen. De verdachte ontkent hierbij ook dat zijn penis in de mond van aangeefster is geweest.
5.1.2.2.
Kader voor de beoordeling
Gezien de ontkennende verklaring van de verdachte dient de rechtbank te beoordelen of er naast de verklaring van aangeefster steunbewijs voorhanden is waardoor aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wordt voldaan. De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster, moet worden onderscheiden van de vraag of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
5.1.2.3.
Betrouwbaarheid van het bewijs
Vooropgesteld wordt dat verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn door emoties of schaamte dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. Aangeefster heeft over de seksuele handelingen consequent verklaard en gedetailleerd omschreven wat er is gebeurd. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan deze verklaring, wat betekent dat deze verklaring bruikbaar is voor het bewijs.
5.1.2.4.
Ondersteunend bewijs
De verklaring van aangeefster vindt op essentiële onderdelen concrete steun in ander bewijsmateriaal.
Aangeefster heeft direct na het incident contact gehad met haar nicht per Whatsapp. In dit Whatsapp-gesprek vertelt zij aan haar nicht wat haar is overkomen. Uit het gevoerde gesprek blijkt dat aangeefster ontdaan is door het incident. De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster althans haar nicht selectief screenshots heeft gemaakt van het gevoerde gesprek zodat daaruit een onjuist beeld ontstaat. Daarvan is de rechtbank niet gebleken.
Aangeefster heeft ook dezelfde avond nog gezocht op zoektermen met betrekking tot seksueel misbruik en met betrekking tot het doen van aangifte.
Vervolgens, ook nog diezelfde nacht, heeft zij contact opgenomen met de politie en een eerste verklaring afgelegd.
Verder is DNA van de verdachte op verschillende plekken aangetroffen bij aangeefster, onder andere rondom haar mond en op haar borsten.