ECLI:NL:RBROT:2024:13566

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
10.101256.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een slachtoffer op 5 juli 2022 in Rotterdam. De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden en een schadevergoeding voor de benadeelde partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen niet met instemming van het slachtoffer plaatsvonden, maar onder dwang en bedreiging. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en ondersteund door ander bewijs, waaronder DNA-sporen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden op en veroordeelde hem tot betaling van € 5.000,- aan immateriële schade aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die nog steeds last had van de gevolgen van het incident. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.101256.23
Datum uitspraak: 25 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. A. Aïssal, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De tenlastelegging is gebaseerd op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zoals dat luidde tot 1 juli 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 2 Sr wordt, bij een verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het ten laste gelegd feit zou zijn begaan, de voor de verdachte gunstigste bepaling toegepast. Dat is in dit geval artikel 242 (oud) Sr.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard nu de seksuele handelingen van de verdachte met aangeefster niet zijn te kwalificeren als seksueel binnendringen op grond van artikel 242 (oud) Sr.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is niet gebleken van een gebrek in de dagvaarding dat kan leiden tot partiële nietigverklaring daarvan. De dagvaarding wordt dus geldig verklaard.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De seksuele handelingen hebben op initiatief en met instemming van aangeefster plaatsgevonden. Het belangrijkste bewijsmiddel in het dossier is de aangifte. De verklaring van aangeefster is volgens de verdediging niet betrouwbaar en geloofwaardig.
5.1.2.
Beoordeling
5.1.2.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier. De verdachte en aangeefster hebben elkaar op 5 juli 2022 ontmoet bij de viszaak van de verdachte in Rotterdam. Zij hebben gesproken over een baantje (werk) voor aangeefster en samen eten gehaald. De verdachte en aangeefster zijn vervolgens naar een tankstation gereden in de auto van aangeefster om te tanken. Niet ter discussie staat dat de verdachte en aangeefster hebben gezoend en dat de verdachte aan de borsten van aangeefster heeft gezeten en deze heeft gelikt. In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of aangeefster deze handeling vrijwillig onderging, of dat de verdachte aangeefster daartoe heeft gedwongen. De verdachte ontkent hierbij ook dat zijn penis in de mond van aangeefster is geweest.
5.1.2.2.
Kader voor de beoordeling
Gezien de ontkennende verklaring van de verdachte dient de rechtbank te beoordelen of er naast de verklaring van aangeefster steunbewijs voorhanden is waardoor aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wordt voldaan. De vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster, moet worden onderscheiden van de vraag of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is.
5.1.2.3.
Betrouwbaarheid van het bewijs
Vooropgesteld wordt dat verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn door emoties of schaamte dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. Aangeefster heeft over de seksuele handelingen consequent verklaard en gedetailleerd omschreven wat er is gebeurd. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan deze verklaring, wat betekent dat deze verklaring bruikbaar is voor het bewijs.
5.1.2.4.
Ondersteunend bewijs
De verklaring van aangeefster vindt op essentiële onderdelen concrete steun in ander bewijsmateriaal.
Aangeefster heeft direct na het incident contact gehad met haar nicht per Whatsapp. In dit Whatsapp-gesprek vertelt zij aan haar nicht wat haar is overkomen. Uit het gevoerde gesprek blijkt dat aangeefster ontdaan is door het incident. De verdediging heeft aangevoerd dat aangeefster althans haar nicht selectief screenshots heeft gemaakt van het gevoerde gesprek zodat daaruit een onjuist beeld ontstaat. Daarvan is de rechtbank niet gebleken.
Aangeefster heeft ook dezelfde avond nog gezocht op zoektermen met betrekking tot seksueel misbruik en met betrekking tot het doen van aangifte.
Vervolgens, ook nog diezelfde nacht, heeft zij contact opgenomen met de politie en een eerste verklaring afgelegd.
Verder is DNA van de verdachte op verschillende plekken aangetroffen bij aangeefster, onder andere rondom haar mond en op haar borsten.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 05 juli 2022 te Rotterdam
door geweld en andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld
[slachtoffer] terwijl hij,
verdachte, en die [slachtoffer] in een auto zaten heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- duwen/brengen/houden van zijn penis in haar mond en
- bevoelen en betasten van en likken aan haar (blote) borsten het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het (meermalen)
- omhoog trekken van haar bovenkleding en
- pakken van haar hand en vervolgens het trekken/brengen van die hand
naar/op zijn (beklede) penis en
- tegen haar zeggen dat als zij het aan haar moeder en/of iemand zou vertellen dat zij er dan de andere dag niet meer zou zijn en/of in gevaar zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking en- trekken/brengen van haar hoofd naar/richting zijn penis en duwen van
zijn penis in haar mond en (vervolgens) het vasthouden van/drukken op haar hoofd en
- doorgaan met genoemde handeling(en) ondanks haar verzet/verweer/protesten en- feit dat er sprake was van een uit zijn fysiek voortvloeiend overwicht op haar en (aldus) een voor haar dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Aangeefster, die toen 19 jaar oud was, is op initiatief van de verdachte, toen 37 jaar oud, in de late avond met hem als passagier in haar auto op pad gegaan. Nadat zij de auto op zijn aanwijzingen had geparkeerd heeft de verdachte in de auto aangeefster onder meer gedwongen zijn geslachtsdeel in haar mond te nemen en heeft hij tegen haar wil haar borsten betast en gelikt. Hiermee heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dat aangeefster nog (steeds) last heeft van wat haar is overkomen, bleek ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Dit was voor aangeefster haar eerste seksuele ervaring. De verdachte heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen lusten en de wil van aangeefster daaraan volstrekt ondergeschikt gemaakt.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2024, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 juni 2023. De verdachte was niet bereid mee te werken aan het reclasseringsadvies en wenste niet in gesprek te gaan met de reclassering. Het risico op recidive kon daarom niet worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken en acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering vanwege de bepleite vrijspraak.
9.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De aard en de ernst van de normschending door de verdachte brengt met zich dat de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Het gevorderde bedrag van € 5.000,- acht de rechtbank, gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, billijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 juli 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 5.000,- (hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. F. Damsteegt en N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juli 2022 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (terwijl hij,
verdachte, en die [slachtoffer] in een auto zaten) heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- duwen/brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of
- bevoelen en/of betasten van en/of likken aan haar (blote) borsten het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen)
- omhoog en/of omlaag en/of kapot trekken van haar bovenkleding en/of
- pakken van haar hand en/of vervolgens het trekken/brengen van die hand
naar/op zijn (beklede) penis en/of
- tegen haar zeggen dat als zij het aan haar moeder en/of iemand zou vertellen dat zij er dan de andere dag niet meer zou zijn en/of in gevaar zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking en/of
- trekken/brengen van haar hoofd naar/richting zijn penis en/of duwen van
zijn penis in haar mond en/of (vervolgens) het vasthouden van/drukken op haar hoofd en/of
- doorgaan met genoemde handeling(en) ondanks haar verzet/verweer/protesten en/of
- feit dat er sprake was van een uit zijn fysiek voortvloeiend overwicht op haar en (aldus) een voor haar dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan.