ECLI:NL:RBROT:2024:13564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
C/10/628257 / FA RK 21-8327
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag en zorgregeling tussen ouders met slechte verstandhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2024 een beschikking gegeven over het gezamenlijk ouderlijk gezag en de zorgregeling voor een minderjarige. De ouders, een vrouw en een man, hebben een slechte verstandhouding en er was geen overleg of communicatie tussen hen. De rechtbank heeft hen verwezen naar Ouderschap in Overleg en het Omgangshuis om de communicatie te verbeteren. Tijdens de procedure is gebleken dat er groeiend contact is ontstaan tussen de man en de minderjarige, en dat de ouders in staat zijn om een zorgregeling te treffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige eenmaal per veertien dagen op zaterdag bij de man verblijft van 10.00 uur tot 16.00 uur. De overdracht van de minderjarige zal voortaan plaatsvinden bij de woning van de vrouw, wat in het belang van de minderjarige wordt geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt dat ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. Het verzoek van de man om gezamenlijk gezag is toegewezen. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/628257 / FA RK 21-8327
Beschikking van 18 november 2024 over het ouderlijk gezag en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
voorheen advocaat mr. K.Y. van Oosten te Rotterdam, nu zonder advocaat,
t e g e n
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. L.E.M. Elbertse te Pijnacker,
ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 16 juni 2022;
  • het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van
  • het bericht van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van
  • het bericht met bijlagen van het Rotterdams Omgangshuis van 23 april 2024;
  • het bericht van de vrouw van 29 april 2024;
  • het gewijzigde verzoekschrift van de man van 6 mei 2024;
  • het verweerschrift van de vrouw van 31 mei 2024.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
21 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 16 juni 2022 is de behandeling van de zaak aangehouden voor Ouderschap in Overleg.
2.2.
De verzoeken van de man waarover beslist moet worden, luiden als volgt:
- te bepalen dat voortaan tevens aan de man het ouderlijk gezag toekomt over
de minderjarige;
- een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) te bepalen, waarbij de minderjarige eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur bij de man verblijft.
Omgang
2.3.
Uit de rapportage van Ouderschap in Overleg van 25 juli 2022 blijkt dat het traject niet heeft geleid tot een overeenstemming tussen ouders over het gezag en de omgang.
Uit de aanvullende rapportage van de raad van 31 januari 2023 blijkt dat beide ouders het belangrijk vinden dat er contactherstel komt tussen de minderjarige en de man. Ouders zijn niet in staat dit zelf vorm te geven en willen graag begeleiding van het Rotterdams Omgangshuis.
2.4.
In het eindverslag van 23 april 2024 heeft het Rotterdams Omgangshuis als volgt bericht. Tijdens het traject in het omgangshuis is het contact tussen de minderjarige en de man tot stand gekomen en gegroeid. Tijdens de bezoeken is opgevallen dat de man afwachtend is en de minderjarige laat leiden in het contact. De gesprekken met ouders zijn moeizaam verlopen. Er is weinig communicatie en veel wantrouwen tussen ouders. Het is hen wel gelukt om afspraken te maken voor het voortzetten van het contact tussen vader en dochter tot aan de zitting.
2.5.
Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024 gezegd dat zij de reeds lopende regeling, waarbij de minderjarige eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur bij de man verblijft, willen blijven voortzetten. De rechtbank zal deze regeling vaststellen. De overdracht van de minderjarige vindt op plaats op het station. Met ouders is besproken dat het in het belang van de minderjarige wenselijk is dat de overdracht plaatsvindt bij de woning van de vrouw. De rechtbank acht ouders hiertoe ook in staat. Om die reden zal worden vastgesteld dat de overdracht voortaan bij de woning van de vrouw zal plaatsvinden.
Gezag
2.6.
Op grond van artikel 1:253c lid 1 BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Als de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt, wordt een dergelijk verzoek op grond van het tweede lid van genoemd wetsartikel slechts afgewezen als (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.7.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Zij moeten hiervoor belangrijke beslissingen over hun kinderen samen kunnen nemen of in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Het kind mag in beginsel niet klem of verloren raken tussen de ouders als de ouders dat niet kunnen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat er geen gezamenlijk gezag kan worden toegekend.
2.8.
De vrouw geeft aan de ene kant aan dat zij meer betrokkenheid van de man wil zien, maar aan de andere kant ziet zij gezamenlijk gezag met de man niet zitten. De vrouw geeft aan dat zij de afgelopen jaren de opvoeding van de minderjarige alleen heeft moeten doen, omdat de man niet bereikbaar is geweest voor haar. De rechtbank heeft begrip voor het gevoel van de vrouw dat zij er in de eerste jaren van het leven van de minderjarige er alleen voor heeft gestaan. De rechtbank constateert dat beide ouders nu het belang van de minderjarige voorop hebben staan. Er is echter ook sprake van een worsteling bij beide ouders door wat in verleden tussen hen is gebeurd. De rechtbank verwacht dat door de rust die er nu is in de omgang tussen de minderjarige en de man, ouders beter in staat zullen zijn om contact met elkaar te hebben over hun kind. Ouders hebben hierin de eerste goede stap gezet door tijdens de mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 af te spreken om op 22 oktober 2024 samen naar het oudergesprek op de school van de minderjarige te gaan. Ouders zijn het ook met elkaar eens om elkaar in ieder geval maandelijks per e-mail op de hoogte te houden over de minderjarige. De rechtbank gaat ervan uit dat hiermee een begin is gemaakt van een ontwikkeling, waarbij de man meer betrokken zal zijn in leven van de minderjarige.
Om hun communicatie verder te verbeteren kunnen ouders hulp vragen aan het wijkteam.
2.9.
Op grond van het voorstaande kan geconcludeerd worden dat er geen reden is om af te wijken van het uitgangspunt dat ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over hun kind. Het verzoek van de man hiertoe zal worden toegewezen.
Proceskosten
2.10.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
3.2.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
3.3.
stelt vast dat de minderjarige in het kader van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal zijn als volgt:
eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 16.00 uur, waartoe de man de minderjarige ophaalt en terugbrengt bij de vrouw thuis;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Yalçin, griffier, op 18 november 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.