ECLI:NL:RBROT:2024:13562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
C/10/670836 / FA RK 23-9253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ouderlijk gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen

Op 18 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende het ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak was eerder aangehouden om ouders en de jeugdbeschermer de gelegenheid te geven een nader verslag uit te brengen. De verzoeken van de man, die de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij hem wilde bepalen en het gezamenlijk gezag wilde beëindigen, zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de ouders was verbeterd en dat niet aan de voorwaarden voor wijziging van het gezag werd voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds september 2024 beter met elkaar communiceren en dat zij hebben afgesproken samen te werken in de opvoeding van hun kinderen. Dit leidde tot de conclusie dat het gezamenlijk gezag niet beëindigd hoefde te worden.

Daarnaast heeft de rechtbank de afsprakenovereenkomst van 27 december 2022 opgenomen in de beschikking en bepaald dat de studiedagen, vakanties en feestdagen voor het jaar 2024 en de weekenden worden verdeeld zoals beschreven in het verzoekschrift van 12 december 2023. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/670836 / FA RK 23-9253
Beschikking van 18 november 2024 over het ouderlijk gezag, de hoofdverblijfplaats en de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J. Nieuwstraten te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam,
ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 3 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024, gelijktijdig met de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (687220 JE RK 24-2181), waarop afzonderlijk wordt beslist. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de
gecertificeerde instelling), vertegenwoordigd door [naam 1] .
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [naam 2] .

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 3 september 2024 is de behandeling van de zaak aangehouden, in afwachting van een door de gecertificeerde instelling in te dienen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en het daarbij behorende plan van aanpak. De gecertificeerde instelling heeft op 9 oktober 2024 een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ingediend (geregistreerd onder zaak- en rekestnummer 687220 JE RK 24-2181).
2.2.
De verzoeken van de man waarop beslist moet worden, zijn als volgt:
  • beëindiging van het gezamenlijk gezag en de man als enige te belasten met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de man bepalen;
  • de afsprakenovereenkomst van 27 december 2022 opnemen in deze beschikking;
- de studiedagen, de vakanties en de feestdagen voor het jaar 2024 bij helfte tussen partijen verdelen en de weekenden verdelen, zoals beschreven in randnummers 10 tot en met 12 van het verzoekschrift van 12 december 2023.
Gezag
2.3.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Indien één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW genoemde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
2.4.
Ouder hebben aangegeven dat sinds begin september 2024 hun onderlinge communicatie is verbeterd. Zij hebben met elkaar afgesproken in het belang van hun kinderen hun strijd te beëindigen en voortaan samen te werken in de opvoeding van hun kinderen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om het gezamenlijk gezag van ouders te beëindigen. Aan de in artikel 1:253n BW genoemde voorwaarden wordt niet voldaan. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.
Hoofdverblijfplaats [minderjarige 2]
2.5.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen over de hoofdverblijfplaats op verzoek van (één van de) ouder(s) aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen.
2.6.
De situatie tussen ouders is – in vergelijking met zoals die was ten tijde van indiening van het verzoekschrift van de man – veranderd. Tussen ouders is sinds kort sprake van een open communicatie. [minderjarige 2] woont bij de vrouw en heeft op regelmatige basis contact met de man. Beide ouders ondersteunen dat. Gezien deze situatie ziet de rechtbank geen reden om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] te wijzigen en zal daarom het verzoek van de man hiertoe afwijzen.
Afsprakenovereenkomst en verdeling studiedagen, vakanties, feestdagen en weekenden
2.7.
De rechtbank zal – als niet weersproken – de afsprakenovereenkomst van
27 december 2022 opnemen in deze beschikking en bepalen dat de studiedagen, de vakanties en de feestdagen voor het jaar 2024 en de weekenden worden verdeeld, zoals beschreven in randnummers 10 tot en met 12 van het verzoekschrift van 12 december 2023.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af de verzoeken van de man ten aanzien van het gezag en de hoofdverblijfplaats;
3.2.
neemt op in deze beschikking de tussen partijen getroffen regeling als neergelegd in de op 27 december 2022 door partijen ondertekende afsprakenovereenkomst, die door de griffier is gewaarmerkt en aan deze beschikking is gehecht;
3.3.
bepaald dat de studiedagen, de vakanties en de feestdagen voor het jaar 2024 en de weekenden worden verdeeld, zoals beschreven in de randnummers 10 tot en met 12 van het verzoekschrift van 12 december 2023, die door de griffier zijn gewaarmerkt en aan deze beschikking is gehecht;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Yalçin, griffier, op 18 november 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.