In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2024 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag en de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2015. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.P. Biemond, verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de zorgregeling te wijzigen, omdat de man niet bereikbaar was en de minderjarige zorg en begeleiding nodig had. De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van de man een onaanvaardbaar risico met zich meebracht voor de minderjarige, die autistische problematiek vertoont. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet op de hoogte was van de zorgbehoeften van de minderjarige, wat leidde tot praktische problemen in de zorgverlening.
De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de vrouw toekomt. Tevens is de zorgregeling gewijzigd, waarbij is bepaald dat er geen omgang meer zal zijn tussen de minderjarige en de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omgang schadelijk is voor de minderjarige, die gedragsproblemen vertoont als gevolg van de situatie. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag.