ECLI:NL:RBROT:2024:1356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10557255
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schending van een concurrentiebeding en afwijzing van een incident tot bewijslevering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2024, staat de schending van een concurrentiebeding centraal. Eiseres Brandwacht Huren B.V. heeft een concurrentiebeding met gedaagde [gedaagde01], die tot 1 maart 2022 als accountmanager sales bij Brandwacht Huren werkzaam was. Na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde01] zich in dienst gesteld bij Normwaard, een onderneming gelieerd aan [bedrijf01], een concurrent van Brandwacht Huren. Brandwacht Huren stelt dat [gedaagde01] het concurrentiebeding heeft overtreden door ook voor [bedrijf01] te werken en eist een boete van € 56.000,- voor de periode van 23 januari 2023 tot 1 maart 2023. Daarnaast vraagt zij om de afgifte van data en bestanden, omdat zij vermoedt dat [gedaagde01] eerder het concurrentiebeding heeft geschonden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 januari 2024 heeft [gedaagde01] betwist dat hij het concurrentiebeding heeft overtreden en verklaard dat hij slechts als vriendendienst eenmalig contact heeft gelegd tussen twee bedrijven. De kantonrechter oordeelt in dit tussenvonnis dat [gedaagde01] op 23 januari 2023 het concurrentiebeding heeft overtreden, maar laat hem toe tegenbewijs te leveren voor de periode van 24 januari 2023 tot en met 28 februari 2023. De eis van Brandwacht Huren om gegevens en bestanden te overhandigen wordt afgewezen, omdat de kantonrechter dit ziet als een 'fishing expedition'. Brandwacht Huren wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de kant van [gedaagde01] worden begroot op € 406,-. De verdere beslissing in de hoofdzaak wordt aangehouden in afwachting van het tegenbewijs van [gedaagde01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10557255 CV EXPL 23-17027
datum uitspraak: 23 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Brandwacht Huren B.V.,
vestigingsplaats: Bleiswijk,
eiseres in de hoofdzaak en het incident,
gemachtigde: mr. P.C.M. Ouwens,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in de hoofdzaak en verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. E. Wilke.
De partijen worden hierna ‘Brandwacht Huren’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 juni 2023, die ook een incidentele eis bevat, met bijlagen;
  • de beslagstukken die Brandwacht Huren heeft aangeleverd;
  • het antwoord in het incident, met een bijlage;
  • de rolbeslissing;
  • het antwoord in de hoofdzaak, met een bijlage.
1.2.
Op 12 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens Brandwacht Huren waren [naam01] (statutair bestuurder) en de gemachtigde aanwezig. [gedaagde01] is ook verschenen, met zijn gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagde01] werkte tot 1 maart 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst als accountmanager sales bij Brandwacht Huren. Hij heeft met Brandwacht Huren afgesproken dat hij in het jaar daarna gebonden bleef aan een concurrentiebeding. Hij is vervolgens in dienst getreden bij Normwaard, een onderneming die is gelieerd aan [bedrijf01] (hierna [bedrijf01] ). [bedrijf01] is een concurrent van Brandwacht Huren. Dat [gedaagde01] voor Normwaard werkt is voor Brandwacht Huren geen probleem. Brandwacht Huren heeft een e-mail van 23 januari 2023 onder ogen gekregen. Daaruit maakt zij op dat [gedaagde01] (ook) voor [bedrijf01] werkte en zijn concurrentiebeding dus heeft overtreden. Ze eist daarom een boete van € 56.000,- omdat [gedaagde01] volgens haar in ieder geval van 23 januari 2023 tot 1 maart 2023 dat beding heeft overtreden. Ook eist ze dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om buitengerechtelijke kosten, beslagkosten en proceskosten aan haar te betalen. Ze eist verder (in het incident) dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om data en bestanden aan haar af te geven, omdat ze vermoedt dat [gedaagde01] al eerder zijn concurrentiebeding heeft overtreden.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eisen van Brandwacht Huren. Volgens hem heeft hij zijn concurrentiebeding niet overtreden. Hij geeft aan dat hij alleen maar als vriendendienst eenmalig contact heeft gelegd tussen twee bedrijven, zonder dat [bedrijf01] hier voordeel bij heeft gehad. Hij vindt dat hij daarom geen boete hoeft te betalen aan Brandwacht Huren. Verder moet ook de incidentele eis om bestanden en data te overhandigen volgens hem worden afgewezen, omdat Brandwacht Huren dit alleen maar wil gebruiken om vage beschuldigingen te onderbouwen. Er is in zijn opzicht sprake van een ‘fishing expedition’.
Het oordeel van de kantonrechter
2.3.
De kantonrechter neemt in dit vonnis nog geen eindbeslissing in de hoofdzaak. Zij oordeelt dat [gedaagde01] in ieder geval op 23 januari 2023 het concurrentiebeding heeft overtreden. Zij gaat er daarnaast voorlopig van uit dat de stelling van Brandwacht Huren dat [gedaagde01] ook van 24 januari 2023 tot 1 maart 2023 zijn concurrentiebeding heeft overtreden juist is. [gedaagde01] mag tegenbewijs leveren. De kantonrechter neemt wel al een eindbeslissing in het incident. De eis van Brandwacht Huren wordt afgewezen. In dit vonnis licht de kantonrechter deze oordelen toe.
De inhoud van het concurrentiebeding
2.4.
In de arbeidsovereenkomst tussen Brandwacht Huren en [gedaagde01] stond een concurrentiebeding. Op basis van dat beding is het voor [gedaagde01] “
verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever (…) gedurende een periode van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst (…) direct of indirect, in welke vorm dan ook werkzaam te zijn voor een onderneming, die zich bezig houdt met activiteiten die in de ruimste zin concurrent zijn met die van werkgever (…) dan wel een dergelijke onderneming te drijven, mede te drijven of te doen drijven of daarbij op andere wijze betrokken te zijn, diensten te verlenen aan of een belang te hebben in en/of als zelfstandige dergelijke (concurrerende) werkzaamheden te verrichten voor eigen rekening dan wel voor rekening van derden, ongeacht of hiervoor al dan niet een geldelijke of andersoortige beloning voor genoten wordt.
2.5.
Partijen hebben in december 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is bepaald dat [gedaagde01] gebonden blijft aan dat concurrentiebeding na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 1 maart 2022.
[gedaagde01] heeft het concurrentiebeding op 23 januari 2023 overtreden
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] het concurrentiebeding op 23 januari 2023 heeft overtreden. Daarvoor is van belang dat er geen discussie over is dat [bedrijf01] een concurrent is van Brandwacht Huren. [gedaagde01] mocht dus op basis van het concurrentiebeding niet direct of indirect in welke vorm dan ook werkzaam zijn voor [bedrijf01] , op andere wijze betrokken zijn bij [bedrijf01] of [bedrijf01] diensten verlenen. De mail van 23 januari 2023 geeft alle reden om ervan uit te gaan dat [gedaagde01] dit beding heeft overtreden. [gedaagde01] heeft vervolgens geen bevredigende uitleg gegeven op de vragen die de mail oproept. Hij heeft daarom de stelling van Brandwacht Huren dat hij op die dag het concurrentiebeding heeft overtreden onvoldoende gemotiveerd betwist.
2.7.
De mail waar het allemaal om draait is de volgende:
[afbeelding e-mail]
2.8.
Als verklaring voor deze mail heeft [gedaagde01] aangegeven dat hij is benaderd door [naam02] , een vriend die werkte bij [bedrijf02] , een leverancier van [bedrijf03] . [naam02] zou hem hebben gevraagd of hij iemand kende die brandweergerelateerd materiaal kon leveren aan [bedrijf03] . [gedaagde01] zou vervolgens als vriendendienst eenmalig gefaciliteerd hebben bij het leggen van contact tussen [bedrijf04] en [bedrijf03] . [bedrijf04] is een toeleverancier van [bedrijf01] en een concurrent van Brandwacht Huren. Volgens [gedaagde01] wist [bedrijf01] niets van zijn actie. Hij stelt dat [bedrijf01] , Normwaard en hijzelf geen voordeel bij deze actie hebben gehad. Deze verklaring bevredigt niet.
2.9.
Ten eerste heeft [gedaagde01] onvoldoende uitgelegd hoe het kan dat [gedaagde01] niet voor [bedrijf01] actief is, maar toch een persoonlijk mailadres, inclusief een digitale handtekening bij [bedrijf01] heeft. Dat wekt op zijn minst de indruk dat [gedaagde01] communiceert namens [bedrijf01] . [gedaagde01] heeft hier geen deugdelijke verklaring voor gegeven. Hij heeft voor het eerst tijdens de zitting aangevoerd dat de afdeling HR dit adres mogelijk per ongeluk heeft aangemaakt toen hij in dienst trad bij Normwaard. Deze stelling heeft hij niet onderbouwd.
2.10.
Ten tweede heeft [gedaagde01] onvoldoende toegelicht waarom hij het [bedrijf01] -adres heeft gebruikt. In zijn antwoord heeft [gedaagde01] aangevoerd dat hij hier bewust voor heeft gekozen, omdat dit paste bij de aard van de vraag van [naam02] . Tijdens de zitting heeft hij dit standpunt gewijzigd. Hij heeft toen namelijk aangevoerd dat dit onbewust is gegaan. Volgens hem was de eerdere mailcorrespondentie vanuit zijn Normwaardmailadres gestuurd en is bij het beantwoorden van de mail kennelijk geswitcht naar het ongebruikte [bedrijf01] -adres. Dit had hij eenvoudig kunnen onderbouwen door de rest van de mailcorrespondentie in het geding te brengen, of door een ICT-technische verklaring te geven hoe dit mogelijk is. Ook dat heeft hij nagelaten.
2.11.
Ten derde heeft hij onvoldoende onderbouwd dat [bedrijf01] niet gebaat was bij wat er in de e-mail staat. De e-mail zelf wijst daar niet op. Integendeel. Uit de onderwerpregel volgt namelijk dat [gedaagde01] contact tot stand brengt tussen [bedrijf01] en [bedrijf03] . Bovendien volgt uit de mail dat een offerte bij de mail is gevoegd. Die offerte heeft [gedaagde01] tot stand gebracht, heeft hij tijdens de zitting verklaard. Deze offerte heeft hij (vanuit [bedrijf01] ) gepresenteerd als ‘onze’ prijscalculatie. Nergens in de mail wordt [bedrijf04] genoemd. [gedaagde01] had dit eenvoudig verder kunnen onderbouwen, door de offerte in het geding te brengen en verder toe te lichten welke samenwerking hij tot stand heeft gebracht. Dat heeft hij allemaal niet gedaan.
De kantonrechter gaat voorlopig uit van een voortdurende overtreding
2.12.
Brandwacht Huren gaat er voor de boete die zij eist van uit dat [gedaagde01] ook van 24 januari 2023 tot en met 28 februari 2023 het beding heeft overtreden. De kantonrechter gaat daar voorlopig ook van uit. Daarbij is het volgende van belang. De bewijslast van de stelling dat [gedaagde01] ook na 23 januari 2023 het beding heeft overtreden rust op Brandwacht Huren. De juistheid van die stelling volgt weliswaar niet zonder meer uit de e-mail van 23 januari 2023 maar de inhoud van die e-mail levert daar wel een aanwijzing van op. Daar komt bij dat [gedaagde01] per 1 maart 2023 formeel in dienst is getreden bij [bedrijf01] . Het had daarom op de weg van [gedaagde01] gelegen om in het kader van zijn verweer volledige openheid van zaken te geven en dit met stukken te onderbouwen. [gedaagde01] had dit op veel manieren kunnen doen, maar dat heeft hij tot dit moment nagelaten.
2.13.
[gedaagde01] wordt toegelaten om tegenbewijs te leveren.
2.14.
Nadat [gedaagde01] tegenbewijs heeft geleverd, mag Brandwacht Huren verder bewijs leveren. Partijen mogen pas op elkaars bewijs reageren als het leveren van bewijs door beide partijen is afgerond. De kantonrechter beoordeelt daarna of het bewijs geleverd is.
2.15.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere beslissing in de hoofdzaak aangehouden.
De eis in het incident wordt afgewezen
2.16.
Brandwacht Huren heeft in het incident geëist dat [gedaagde01] wordt veroordeeld verschillenden bestanden en data af te geven. Het gaat om zijn arbeidsovereenkomst en bestanden van zijn mobiele telefoon en privémailadres waarin bepaalde zoektermen voorkomen. Deze eis wijst de kantonrechter af, omdat zij dit ziet als een ‘fishing expedition’.
2.17.
Brandwacht Huren heeft aangevoerd dat zij deze bestanden en data wil hebben, om vast te stellen hoe lang de schending van het concurrentiebeding heeft geduurd en of [gedaagde01] ook zijn geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Tijdens de zitting heeft zij toegelicht dat zij vermoedt dat [gedaagde01] ook zijn geheimhoudingsbeding heeft geschonden en dat hij al (ver) voor 23 januari 2023 zijn concurrentiebeding overtrad. Zij heeft deze vermoedens echter niet concreet gemaakt. Het is gebleven bij vage stellingen, dat zij ‘signalen’ kreeg van ‘relaties’.
2.18.
De kantonrechter oordeelt dat Brandwacht Huren bij die stand van zaken geen rechtmatig belang heeft bij haar eis. Daarom kan deze niet worden toegewezen (artikel 843a Rv). De wettelijke mogelijkheid om iemand te verplichten bepaalde stukken te overhandigen is namelijk niet bedoeld voor het opvragen van documenten waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen.
2.19.
Brandwacht Huren moet de proceskosten van het incident betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde01] op € 271,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 406,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de eis af;
3.2.
veroordeelt Brandwacht Huren in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] worden begroot op € 406,-;
3.3.
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
3.4.
draagt [gedaagde01] op om tegenbewijs te leveren tegen de voorlopig vaststaande stelling van Brandwacht Huren dat [gedaagde01] van 24 januari 2023 tot en met 28 februari 2023 werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf01] en daarmee zijn concurrentiebeding heeft overtreden;
schriftelijk bewijs
3.5.
bepaalt dat als [gedaagde01] schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk een dag voor de rolzitting van
donderdag 21 maart 2023 om 11.30 uurin tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;
getuigenbewijs
3.6.
bepaalt dat als [gedaagde01] getuigen wil laten horen, hij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en
beidepartijen voor de maanden april, mei en juni 2024;
3.7.
wijst erop dat [gedaagde01] na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;
ander bewijs
3.8.
bepaalt dat als [gedaagde01] op een andere manier bewijs wil leveren, hij uiterlijk een dag voor de rolzitting die hiervoor is genoemd aan de kantonrechter moet laten weten hoe;
3.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
33394