ECLI:NL:RBROT:2024:13556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/10/687220 / JE RK 24-2181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met problematiek in opvoedingssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 november 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 16 november 2024, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar. Dit verzoek is onderbouwd met de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarigen, vooral gezien de problematiek rondom [voornaam minderjarige 1], die in aanraking is gekomen met de politie en worstelt met gedragsproblemen. De ouders hebben aangegeven dat hun communicatie is verbeterd en dat zij geen noodzaak zien voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, ondanks de positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders, de zorgen over de minderjarigen nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de impact van de strijd tussen de ouders op de minderjarigen groot is geweest en dat de huidige hulpverlening niet voldoende is om de problematiek op te lossen. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 16 november 2025, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan worden voortgezet.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaak-/rekestnummer: C/10/687220 / JE RK 24-2181
Datum uitspraak: 4 november 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna: de gecertificeerde instelling,
gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1], hierna: [voornaam minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
en
[minderjarige 2], hierna: [voornaam minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader], hierna: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J. Nieuwstraten te Rotterdam,
[naam moeder], hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken het verzoek met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 9 oktober 2024, ingekomen bij de griffie op 9 oktober 2024.
Het gezinsplan (bijlage 3) bij het verzoekschrift is eerst op 18 oktober 2024 door de rechtbank ontvangen.
1.2.
Op 21 oktober 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met de behandeling van het verzoek tot het ouderlijk gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorg-/omgangsregeling (C/10/687220 / JE RK 24-2181), waarop afzonderlijk wordt beslist.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de
GI), vertegenwoordigd door [persoon A] [[c]];
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn
adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon B] .
1.3.
[voornaam minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[voornaam minderjarige 1] woont bij de vader.
2.3.
[voornaam minderjarige 2] woont bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van 19 februari 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 16 november 2024.

3.De beoordeling

3.1.
De gecertificeerde instelling heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar en onderbouwt dit verzoek als volgt.
[voornaam minderjarige 1] zit fors in de pubertijd. De afgelopen periode is zij in aanraking gekomen met politie en is zij bij verschillende zaken, zoals bedreiging, openlijk geweld en vernieling, betrokken geweest. Sinds het nieuwe schooljaar gaat het op school wisselend. Ondanks afspraken met school en haar vader, lijkt zij zich niet altijd aan gemaakte afspraken te houden. Eind september is een intake geweest voor bij Forta jeugd en zal deze volgens planning eind oktober 2024 starten.
[voornaam minderjarige 2] werd tot voor kort belast met de scheidingsproblematiek tussen haar ouders en de conflicten vanuit het verleden. De gecertificeerde instelling heeft Youthcare benadert voor begeleiding van [voornaam minderjarige 2] , zodat er zicht komt op wat zij heeft meegekregen van de jarenlange problematiek tussen haar ouders en zij met behulp van gesprekken en spel de scheiding leert verwerken en leert om te gaan met de situatie. Zo betrekt [voornaam minderjarige 2] het verdriet en de problemen van haar ouders op zichzelf.
Ouder hebben aangegeven dat sinds begin september 2024 hun onderlinge communicatie is
verbeterd. Zij hebben lange en verhelderende gesprekken met elkaar gevoerd en willen in het belang van hun kinderen hun strijd ombuigen tot constructieve samenwerking. Ondanks de positieve ontwikkeling van de situatie tussen ouders vindt de gecertificeerde instelling een verlenging van de ondertoezichtstelling nog nodig. Er zijn nog steeds risico's in de opvoed- en opgroeisituatie van de minderjarigen. De komende periode moet gebruikt worden om de positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen ouders te bestendigen. Daarnaast moet er zicht komen om de persoonlijkheidsproblematiek van [voornaam minderjarige 1] en moet professionele hulp voor haar worden ingezet om haar traumatische herinneringen en ervaringen te verwerken. Ook de inzet van begeleidingsgesprekken van [voornaam minderjarige 2] moet gecontinueerd worden, omdat gebleken is dat zij hier baat bij heeft. De gecertificeerde instelling is van mening dat dit alles niet binnen het vrijwillig kader te verwezenlijken is en hulp binnen het gedwongen kader nog nodig is.
3.2.
Beide ouders zien geen noodzaak tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Ouders hebben samen aan hun kinderen vertelt dat zij geen strijd meer hebben. Volgens ouders reageren de minderjarigen hier positief op. Ouders hebben afgesproken elkaar te betrekken in zaken die over hun kinderen gaan en voeren samen de gesprekken met instanties over hun kinderen.
3.3.
De kinderrechter stelt voorop dat het bewonderenswaardig is dat het ouders in de afgelopen twee maanden is gelukt om – na vijf jaar – hun soms zeer heftige strijd om te buigen naar een goed en momenteel zelfs intensief – contact met elkaar. Zij proberen daarbij zoveel mogelijk één lijn te hanteren in de opvoeding van de minderjarigen. De kinderrechter gaat ervan uit dat deze positieve wending de ontwikkeling van de minderjarigen ten goede komt. Het is van groot belang dat ouders dat ouders hun uiterste best blijven doen deze nieuwe maar prille goede verstandhouding vol te houden. De rechtbank heeft goed begrepen dat niet alleen de minderjarigen blij en opgelucht zijn over de wending maar dat dit ook geldt voor ouders. De ouders zien daarom geen noodzaak tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Naar het oordeel van de kinderrechter miskennen ouders daarbij echter de ernst van de situatie, zoals die tussen hen de afgelopen vijf jaar is geweest en de schade die de minderjarigen daarbij hebben opgelopen. Het feit dat het nu beter gaat met de minderjarigen en dat zij positief reageren op de verbeterde verstandhouding tussen hun ouders betekent niet dat hiermee ook de zorgen over hun ontwikkeling zijn opgelost. De impact van de strijd van ouders op de minderjarigen is groot (geweest). Die strijd was dermate hevig dat de raad tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 heeft aangegeven dat het niet ondenkbaar is dat de voogdij bij een derde moet worden belegd, zodat ouders nog minder met elkaar hoeven te communiceren. Ook al hebben ouders een belangrijke en voor de minderjarigen noodzakelijke stap gezet, de schade die de minderjarigen door deze strijd hebben opgelopen, kan niet alleen worden gerepareerd doordat ouders nu wel op goede manier met elkaar communiceren. [voornaam minderjarige 1] heeft eindelijk een intake bij Forta Jeugd gehad. Forta Jeugd diagnosticeert en behandelt kinderen en jongeren met emotionele klachten, gedragsproblemen en/of problemen op school. Forta Jeugd zal – na groepsgesprekken waarbij [voornaam minderjarige 1] zal worden geobserveerd – een advies geven over welke specifieke hulpverlening nodig is voor [voornaam minderjarige 1] . Anders dan ouders nu van mening zijn, is de kinderrechter van oordeel dat het van groot belang is dat inzicht wordt verkregen in de persoonlijkheid en de gedachtegangen van [voornaam minderjarige 1] , welke verklaringen er zijn voor haar problematische gedrag en wat zij nodig heeft om haar trauma’s uit het verleden te verwerken. Anders dan ouders menen zijn de huidige hulpverleningscontacten niet voldoende. Het contact dat [voornaam minderjarige 1] heeft met de hulpverlener van JOZ is op vrijwillige basis. De gesprekken met de schoolmaatschappelijk werkster is alleen ter overbrugging totdat de hulpverlening van Forta Jeugd gaat starten. De diëtiste is er met name voor de medische gezondheid (diabetis) van [voornaam minderjarige 1] . De gesprekken van [voornaam minderjarige 2] bij Youthcare moeten worden voortgezet. [voornaam minderjarige 2] heeft er baat bij en het is van belang dat ook zij de kans krijgt alles wat er heeft gespeeld tussen haar en haar ouders onderling te verwerken. Daarnaast kan zij uiteraard naar judo, maar alleen judo is – zoals de moeder van mening is – niet voldoende. De kinderrechter is van oordeel dat de hulpverlening onder de regie van de gecertificeerde instelling moet blijven lopen, omdat ouders onvoldoende – eigenlijk in het geheel niet en waarschijnlijk in hun blijdschap over het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding – de noodzaak van deze hulpverlening voor de minderjarige zien. Daarom is een verlening van ondertoezichtstelling nodig, zodat de hulpverlening nu eindelijk in gang is gezet, wordt voortgezet. Vanzelfsprekend is het zo dat als de positieve ontwikkeling tussen ouders en de goede verstandhouding met open communicatie zich voortzet en bestendig blijkt, en ouders in staat blijken de minderjarigen een goede en veilige opvoedingsklimaat te bieden een toekomst zonder ondertoezichtstelling mogelijk wordt.
3.3.1.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 16 november 2025;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. Yalçin als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.