ECLI:NL:RBROT:2024:13549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
83/085017-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een rechtspersoon voor belastingfraude en valsheid in geschrift

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de rechtspersoon [verdachte rechtspersoon] B.V. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 90.000,- voor het medeplegen van opzettelijk onvolledig en onjuist doen van aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift. De rechtspersoon was niet verschenen op de terechtzitting, die plaatsvond op 10 december 2024. De officier van justitie, mr. V.F. Broeders, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en veroordeling tot de geldboete, waarvan een deel voorwaardelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van acht maanden meermalen onjuiste en onvolledige kwartaalaangiften omzetbelasting heeft ingediend, wat heeft geleid tot een fiscaal nadeel van € 343.000,-. Daarnaast heeft de verdachte valse aanvraagformulieren voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten ingediend, waarbij gefingeerd omzetverlies werd opgegeven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de maatschappij zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de goede werking van het belastingstelsel afhankelijk is van de eerlijkheid van ondernemers. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon als strafbaar verklaard en de geldboete opgelegd, met de verplichting tot publicatie van het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/085017-22
Datum uitspraak: 24 december 2024
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon] B.V.,
gevestigd op de [adres] , [postcode] [plaats] ,
niet verschenen op de terechtzitting.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.F. Broeders heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 90.000,-,
waarvan € 42.500,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- publicatie van het vonnis op niet-geanonimiseerde wijze op rechtspraak.nl.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het onder 1 tot en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[verdachte rechtspersoon] B.V., op tijdstippen in of omstreeks 13 april 2020
tot en met 30 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van
- [bedrijf 1] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 2] B.V. over het tweede kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 3] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (en
- [bedrijf 4] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
en/of het tweede kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 5] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
en
- [bedrijf 6] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 7] B.V. over het derde kwartaal van 2020 en
- [bedrijf 8] B.V. over het vierde kwartaal van 2020
(telkens) onjuist heeft gedaan, door (telkens) op de ingediende aangiften omzetbelasting een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven
terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
[verdachte rechtspersoon] B.V. op tijdstippen op of omstreeks 29 april 2019 tot en met 14 mei 2021 in Nederland, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. a) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
en
b) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
en
c) een Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) aanvraag over het eerste kwartaal van
2021 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. en
d) een aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V.
valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, verdachte, (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - op genoemde geschriften - zakelijk
weergeven - vermeld :
ad a) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en omzet € 10.987.542,-
bedroegen en dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting € 2.307.384,- bedroeg en
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en omzet € 10.987.542,-
bedroegen en dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting € 2.307.384,- bedroeg (en)/of de afdrukdatum 14 maart 2020 betreft
ad c) dat de omzet over het eerste kwartaal van 2019 € 1.679.421,- bedroeg en dat
de aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten naar waarheid is ingevuld en
ad d) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en omzet € 1.679.421,-
bedroegen en de omzetbelasting € 352.678,- bedroeg en de voorbelasting € 8.674,- bedroeg en de aangifte op 29 april 2019 was verzonden
zulks (telkens) met het oogmerk om voormelde geschriften als echt en onvervalst
te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
3.
[verdachte rechtspersoon] B.V. op tijdstippen op of omstreeks 14 mei 2021 in Nederland,
meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften
die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, doordat zij
a. a) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
en
b) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
en
c) een Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) aanvraag over het eerste kwartaal van
2021 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. en
d) een aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V.
heeft opgestuurd naar de Belastingdienst en/of de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
bestaande die valsheid (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid -
zakelijk weergeven - was vermeld
ad a) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en omzet € 10.987.542,-
bedroegen en dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting € 2.307.384,- bedroeg en
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en omzet € 10.987.542,-
bedroegen en dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting € 2.307.384,- bedroeg en de afdrukdatum 14 maart 2020 betreft
ad c) dat de omzet over het eerste kwartaal van 2019 € 1.679.421,- bedroeg en dat
de aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten naar waarheid is ingevuld en
ad d) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.679.421,-
bedroegen en de omzetbelasting € 352.678,- bedroeg en de voorbelasting
€ 8.674,- bedroeg en de aangifte op 29 april 2019 was verzonden;
4.
[verdachte rechtspersoon] B.V. op tijdstippen op of omstreeks 18 januari 2020 tot en met 6 december 2020 in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. en
valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft zij, verdachte, valselijk -
immers opzettelijk in strijd met de waarheid - op genoemde geschriften - zakelijk
weergeven - vermeld:
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
zulks met het oogmerk om voormeld geschrift als echt en onvervalst
te gebruiken;
5.
[verdachte rechtspersoon] B.V. op of omstreeks 6 december 2020 in Nederland,
meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, doordat zij
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. en
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V. en
c) een BUNQ-transactieoverzicht van [verdachte rechtspersoon] B.V.
heeft opgestuurd naar de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
bestaande die valsheid (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid -
zakelijk weergeven - was vermeld
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroegen en de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en de voorbelasting
€ 205.266,- bedroeg en het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
4.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
5.
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.
De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte rechtspersoon worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de bedrijfsomstandigheden en de financiële positie van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en omstandigheden waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte rechtspersoon heeft zich gedurende een periode van acht maanden meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk doen van onjuiste en onvolledige kwartaalaangiften omzetbelasting op naam van acht besloten vennootschappen bij de Belastingdienst, waardoor fiscaal nadeel van € 343.000,- berekend is.
De verdachte rechtspersoon als belastingadvies-en administratiekantoor heeft met haar handelen de goede werking van het systeem van omzetbelasting belemmerd, omdat dit systeem gebaseerd is op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet en op basis daarvan belasting afdraagt.
Verder heeft de verdachte rechtspersoon zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door een vals aanvraagformulier Tegemoetkoming in de Vaste Lasten over het vierde kwartaal 2020 (hierna TVL-aanvraag Q4 2020) als voorschot en een vals aanvraagformulier Tegemoetkoming in de Vaste Lasten over eerste kwartaal 2021 (hierna TVL-aanvraag Q1
2021) als voorschot bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna de RVO) in te dienen.
In de TVL-aanvraag Q4 2020 werd een omzetverlies van meer dan 30%, (€ 1.141.000,-) gefingeerd, terwijl er in werkelijkheid bij de verdachte rechtspersoon geen sprake was van omzet in die periode. De verdachte rechtspersoon heeft aan de RVO ter onderbouwing van dit gefingeerde omzetverlies in de aanvraag een valse aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2019 en een vals Bunq- transactieoverzicht met daarop vermeld een betaling van € 78.000,- op 18 januari 2020 aan de Belastingdienst gestuurd.
In de TVL-aanvraag Q1 2021 werd een omzetverlies van meer dan 30% (€ 1.679.421,- ) gefingeerd, terwijl er in werkelijkheid bij de verdachte rechtspersoon geen sprake was van omzet in die periode. De verdachte rechtspersoon heeft aan de RVO ter onderbouwing van dit gefingeerde omzetverlies in de aanvraag een valse aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 en een valse suppletieaangifte over 2019 gestuurd.
De RVO heeft op grond van de bovengenoemde gegevens bij de TVL-aanvraag Q 4 2020 de maximale toekenning van 100% berekend op € 90.000,- en een voorschot van € 72.000.- vastgesteld en bij de TVL-aanvraag Q1 2021 de maximale toekenning van 100% berekend op € 371.000,- en een voorschot van € 296.000.- vastgesteld. Het totale fraudebedrag op basis van de maximale berekening bedraagt in totaal € 461.000,- (€ 90.000,- + € 371.000,-)
De verdachte rechtspersoon heeft door haar handelen op een grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de RVO in de voor veel ondernemers lastige coronatijd moest kunnen hebben in de eerlijkheid van ondernemers die TVL-subsidie aanvroegen.
Ook heeft de verdachte rechtspersoon door het vervalsen van de bovengenoemde TVL-aanvragen en het indienen hiervan met de bovengenoemde valse (suppletie)aangiften omzetbelasting en bankoverzicht het vertrouwen in de juistheid van deze stukken ernstig geschaad. In het maatschappelijke en economische verkeer moet er vanuit kunnen worden gegaan dat dergelijke stukken naar waarheid zijn opgesteld.
De verdachte rechtspersoon heeft zich laten leiden door economisch gewin en heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van haar handelen voor de maatschappij. De rechtbank rekent dit de verdachte rechtspersoon zwaar aan.
7.3.
Bedrijfsomstandigheden van de verdachte rechtspersoon
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2024, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Strafoplegging
De rechtbank zal gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke geldboete opleggen.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient de verdachte rechtspersoon binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 19 april 2022, te weten de dag waarop de doorzoeking bij de verdachte rechtspersoon plaatsvond. Tot aan dit vonnis is een periode van 33 maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak 24 maanden. Dat betekent dat de redelijke termijn met 9 maanden is geschonden. Daarom zal als compensatie een vermindering van 10% worden toegepast op de hoogte van de op te leggen geldboete.
De rechtbank zal om de maatschappij te beschermen bepalen dat deze uitspraak openbaar zal worden gemaakt door deze niet-geanonimiseerd te publiceren op rechtspraak.nl.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete van
€ 90.000,- en de publicatie van het niet-geanonimiseerde vonnis op rechtspraak.nl als bijkomende straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 36, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot
een geldboete van € 90.000,00 (negentig duizend euro);
legt als bijkomende straffen op aan de verdachte rechtspersoon:
publicatie op niet-geanonimiseerde wijze van het vonnis op rechtspraak.nl.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. C.M. Derijks en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op 24 december 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[verdachte rechtspersoon] B.V., op één of meer tijdstippen in of omstreeks 13 april 2020
tot en met 30 januari 2021 in Rijswijk en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of
Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van
- [bedrijf 1] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-039) en/of
- [bedrijf 2] B.V. over het tweede kwartaal van 2020 (AMB-003) en/of
- [bedrijf 3] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (AMB-004) en/of
- [bedrijf 4] B.V. over het eerste kwartaal van 2020
(DOC-041) en/of het tweede kwartaal van 2020 (DOC-042) en/of
- [bedrijf 5] B.V. over het eerste kwartaal van 2020 (DOC-044)
- [bedrijf 6] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-040) en/of
- [bedrijf 7] B.V. over het derde kwartaal van 2020 (DOC-045) en/of
- [bedrijf 8] B.V. over het vierde kwartaal van 2020 (DOC-038)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben
doen/laten doen, door
(telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) omzetbelasting een
onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of voorbelasting en/of een
onjuist bedrag voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt
geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen)
2.
[verdachte rechtspersoon] B.V.
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 29 april 2019 tot en met 14 mei 2021 te
’s-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
a. a) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
(DOC-009) en/of
b) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
(DOC-026) en/of
c) een Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) aanvraag over het eerste kwartaal van
2021 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. (DOC-024) en/of
d) een aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V. (DOC-025)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft
doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk –
immers opzettelijk in strijd met de waarheid – op genoemde geschriften – zakelijk
weergeven – vermeld en/of doen vermelden:
ad a) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 10.987.542,-
bedroeg(en) en/of dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting €
2.307.384,- bedroeg en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 10.987.542,-
bedroeg(en) en/of dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting €
2.307.384,- bedroeg en/of de afdrukdatum 14 maart 2020 betreft
ad c) dat de omzet over het eerste kwartaal van 2019 € 1.679.421,- bedroeg en/of dat
de aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten naar waarheid is ingevuld en/of
ad d) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.679.421,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 352.678,- bedroeg en/of de voorbelasting €
8.674,- bedroeg en/of de aangifte op 29 april 2019 was verzonden
zulks (telkens) met het oogmerk om voormeld(e) geschrift(en) als echt en onvervalst
te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
[verdachte rechtspersoon] B.V.
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 14 mei 2021 te ’s-Gravenhage en/of
Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en)
dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware deze echt en onvervalst, doordat zij en/of haar mededader(s)
a. a) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
(DOC-009) en/of
b) een suppletieaangifte over het jaar 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V.
(DOC-026) en/of
c) een Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) aanvraag over het eerste kwartaal van
2021 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. (DOC-024) en/of
d) een aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V. (DOC-025)
heeft/hebben opgestuurd/ingestuurd naar/aan de Belastingdienst en/of de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid –
zakelijk weergeven – was vermeld
ad a) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 10.987.542,-
bedroeg(en) en/of dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting €
2.307.384,- bedroeg en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 10.987.542,-
bedroeg(en) en/of dat de (verschuldigde) omzetbelasting/voorbelasting €
2.307.384,- bedroeg en/of de afdrukdatum 14 maart 2020 betreft
ad c) dat de omzet over het eerste kwartaal van 2019 € 1.679.421,- bedroeg en/of dat
de aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten naar waarheid is ingevuld en/of
ad d) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.679.421,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 352.678,- bedroeg en/of de voorbelasting €
8.674,- bedroeg en/of de aangifte op 29 april 2019 was verzonden
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
4.
[verdachte rechtspersoon] B.V.
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 18 januari 2020 tot en met 6 december
2020 te ’s-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval
in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. (DOC-020) en/of
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V. (DOC-021) en/of
c) een BUNQ-transactieoverzicht van [verdachte rechtspersoon] B.V. (DOC-022)
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft
doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk –
immers opzettelijk in strijd met de waarheid – op genoemde geschriften – zakelijk
weergeven – vermeld en/of doen vermelden:
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting €
205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en/of
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden
zulks (telkens) met het oogmerk om voormeld(e) geschrift(en) als echt en onvervalst
te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
[verdachte rechtspersoon] B.V.
op één of meer tijdstippen op of omstreeks 6 december 2020 te ’s-Gravenhage en/of
Rijswijk en/of Rotterdam en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en)
dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware deze echt en onvervalst, doordat zij en/of haar mededader(s)
a. a) een aanvraag Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van
2020 ten name van [verdachte rechtspersoon] B.V. (DOC-020) en/of
b) een aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2019 ten name van [verdachte rechtspersoon]
B.V. (DOC-021) en/of
c) een BUNQ-transactieoverzicht van [verdachte rechtspersoon] B.V. (DOC-022)
heeft/hebben opgestuurd/ingestuurd naar/aan de Belastingdienst en/of de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid –
zakelijk weergeven – was vermeld
ad a) dat de omzet over het vierde kwartaal van 2019 € 1.351.093,- bedroeg en/of de
aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld en/of
ad b) dat de leveringen/diensten belast met hoog tarief en/of omzet € 1.351.093,-
bedroeg(en) en/of de omzetbelasting € 283.729,- bedroeg en/of de voorbelasting €
205.266,- bedroeg en/of het totaal aan te betalen omzetbelasting € 78.463,- bedroeg
en/of
ad c) er op 18 januari 2020 een overboeking van € 78.463,- aan de Belastingdienst
heeft plaatsgevonden en/of op 18 januari 2018 een overboeking aan de
Belastingdienst met omschrijving [omschrijving] heeft plaatsgevonden
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)